woensdag 29 januari 2020

De Verboden Stad

Ik lees nu Wegwee. Daarmee maak ik met Ap Dijksterhuis een reis door  veertien Aziatische landen, van China en Japan tot Turkmenistan, Nagorno-Karabach en Abchazië. We zijn begonnen in Japan, vervolgens door het verrassende Zuid-Korea gereisd. En nu zijn we in China en staan op het punt naar Noord-Korea te vertrekken.
Dijksterhuis is een onderhoudende reisgenoot, je kan met hem lachen, maar  hij vertelt ook veel wetenswaardigheden. 

Zijn bezoek aan de 'Verboden Stad' in Beijing.

De Verboden Stad was druk en bloedheet, dus heel lang hield ik het er niet vol. Met een audiogids liep ik langs de belangrijkste hallen die namen hadden als Paleis van de Aardse Rust en Paleis van de Hemelse Puurheid. Ik leerde dat het aantal ornamenten van dieren dat de dakpunten sierde – en die ik ook al in Seoel had gezien – het belang van het gebouw vertegenwoordigde. Het maximum was elf dieren, dit aantal was gereserveerd voor de Hal van de Hoogste Harmonie. Mijn audiogids werd bestuurd via een gps-systeem: als je in de buurt kwam van, ik noem maar iets, de Hal van de Bezoedelde Schoonheid, zou het apparaat automatisch beginnen met de uitleg over dat gebouw. Dat werkte redelijk, maar niet feilloos. Ik houd ervan om tijdens het luisteren rond te blijven lopen, en soms werd een eenmaal gestart verhaal ineens afgebroken omdat ik te ver van een gebouw wegliep. Vermakelijk werd het toen het apparaat mij twee verhalen tegelijk begon te vertellen, al kon ik het uiteraard onmogelijk nog volgen.
Enkele details bleven hangen, bijvoorbeeld over het leven van de eunuchen. Jongetjes van acht tot tien jaar oud werden in een groep van honderd tegelijk geselecteerd. Na twee jaar scholing traden ze in dienst van iemand aan het hof. Hun inmiddels verwijderde geslachtsdelen werden bewaard op alcohol, in flessen die werden opgehangen in een daarvoor bestemde ruimte. De honderd flessen van de nieuwe recruten hingen aanvankelijk op dezelfde hoogte. Tijdens de loopbaan kon de status van een eunuch stijgen, bijvoorbeeld omdat hij voor een heel belangrijke concubine werkte. De fles werd dan hoger gehangen. Als de eunuchen op 45-jarige leeftijd met pensioen gingen kregen ze een zak geld mee, en het precieze bedrag was afhankelijk van de hoogte waarop hun fles met inhoud hing. Die fles zelf kregen ze ook mee, zodat de geslachtsdelen later, als de eunuch overleed, in het graf weer herenigd konden worden met de voormalige drager.
Over de keizer kwam ik te weten dat hij minder vrijheden had dan ik dacht. Nadat hij zich had ontlast werd de keizerlijke poep meegenomen naar de dokter. Die onderzocht de brij en bepaalde vervolgens wat de keizer die dag te eten kreeg. Drol te droog? Vandaag geen vlees!
Via een fraaie maar idioot drukke tuin met honderden selfies makende Chinezen bereikte ik de noordelijke uitgang. Na door een tunnel gelopen te zijn mocht ik voor twee yuan het Jingshanpark in, waar ik een heuvel beklom. Vanuit een paviljoen op de top keek ik uit over een heiig Beijing. Voor me lag de Verboden Stad, die, nu ik hem in zijn geheel kon zien, meer indruk maakte dan toen ik er middenin stond. De schaal werd duidelijker, ook vanwege het consequente kleurgebruik: alle muren waren rood en alle daken een naar goud neigend donkergeel. (uit het hoofdstuk 'De krekeltrainer')
Keizerin Cixi van Hubert Vos (1906)
Een boek dat nog in de wacht stond Empress Orchid van Anchee Min vind ik daar goed bij aansluiten. Voor het slapen gisteravond de eerste hoofdstukken gelezen en echt....ik heb er al van gedroomd. Dat belooft wat.

John Hartl schreef er in 2004 in The New York Times een kort stukje over. Ik heb het in z'n geheel uit die oude krant geknipt.

An absorbing companion piece to her novel, ''Becoming Madame Mao'' (2000), Anchee Min's ''Empress Orchid'' is also based on the life of a powerful but frequently denigrated female leader. Having lived through China's Cultural Revolution, the author is wary of official history, especially when it concerns women. She went out of her way to search obscure Beijing archives for the truth about Tzu Hsi (1834-1908), the dowager empress of China for nearly 50 years, who is described in some Chinese history books as ''the enemy of the human race.'' ''Empress Orchid'' is only the first part of her story, which Min will continue in another book. It focuses on Tzu Hsi's life as a young concubine, one of many women competing for the attentions of ''our husband,'' Emperor Hsien Feng. When they are married, an imperial eunuch informs Tzu Hsi that she is no longer herself or even half of a couple: ''You have become part of His Majesty.'' The concubines' jealousies and betrayals fuel the court intrigue; meanwhile, the emperor fails to defeat foreign meddlers, who send the Forbidden City royals packing. As the disheartened 31-year-old emperor lies dying, it's Tzu Hsi who takes charge, positioning their 5-year-old son as heir to the throne, executing scapegoats and beheading a ruthless militarist who plans a coup. After all, she claims, ''terror was needed in order to make a statement.'' Min can be a clunky storyteller, and she rarely makes you warm to this calculating creature, but she does succeed in suggesting how Tzu Hsi got this way.