De Nederlandse Republiek (1500-1800)


Cursus binnen het bachelorsprogramma 

Gevolgd september 2021 tot januari 2022








Angstcultuur en complotdenken tijdens het Bestand
De karaktermoord op Johan van Oldenbarnevelt (1617-1619)

door Helmer Helmers
Dit artikel plaatst de karaktermoord op Oldenbarnevelt in een nieuwe context. Het betoogt dat we de genese en kracht van de aanval op Oldenbarnevelt pas goed kunnen begrijpen wanneer we die plaatsen in de cultuur van angst die de Bestandsperiode kenmerkte, en die culmineerde in de late jaren 1610. Die angstcultuur, een politiek discours van existentiële, gemedialiseerde dreiging, is gedurende de hele periode waarneembaar, en werd door de escalatie van de religieuze twisten op scherp gezet.


De uitmuntende maar ongrijpbare schilder Johannes Torrentius (1588-1644) was geen lieverdje. Hij deed zo ongeveer alles ‘wat God verboden had’. Torrentius, zo blijkt uit de beschrijvingen en documenten uit die tijd, had een enorm charisma, hield er een flamboyante leefstijl op na, was niet bang om godslasterende uitspraken te doen, vrouwen af te wisselen en de machthebbers te schofferen. [  ]

Torrentius’ enige overgebleven schilderij Emblematisch stilleven met kan, glas, kruik en breidel (1614) is vrij onbekend, maar is al ruim honderd jaar in het bezit van het Rijksmuseum (er is alleen nog een klein aquarelletje van hem gevonden). Dit mystieke werk is geschilderd op een originele ronde drager die bovendien heel veel extra informatie bevat. [  ] Nadat het schilderij eerst vermeld werd in verschillende notities, was het vanaf 1649 ‘eeuwenlang in de schaduwen van de vergetelheid verdwenen’......... 


Meer over Johannes Torrentius en dit werk in het blog 
 


Jan Uytenbogaert, Preacher of the Remonstrants1635

Rembrandt Harmensz. van Rijn

In the early 17th century, the Dutch protestant community was fractious. Johannes Uytenbogaert (1557–1644) was a hero of the liberal Remonstrant faction of Calvinism, which argued that predestination was not absolute, and religious tolerance was ideal. His position led to his exile from Holland, from 1619 to 1626. The caption, written by Hugo de Groot—a Remonstrant still in exile in 1635—drew attention to Uytenbogaert's return to Holland.

Rembrandt made both painted and etched portraits of Uytenbogaert, both probably commissioned by one of the Remonstrant's advocates. The irregular format of the printing plate, and the messiness of the inscription indicates this print was deeply personal, probably meant for close associates rather than general distribution.



Verhalen over de familie Van Haeften en en hun portretten en hebben de geschiedenisboeken over de Tachtigjarige Oorlog niet gehaald. Een reden daartoe zou kunnen zijn dat onderzoek vaak geografisch werd ‘afgebakend’ en dan ophield bij de grens van de Republiek, al dan niet met de Generaliteitslanden. Dat de katholieke denominatie het héle oude katholieke Brabant als deel van de Nederlanden bleef beschouwen werd daarbij niet of weinig meegenomen. De laatste jaren is daar verandering in gekomen. In recente studies van onder meer Geert Janssen, Judith Pollmann en Carolina Lenarduzzi wordt de geschiedenis van de Tachtigjarige Oorlog en de daarmee gepaard gaande migratie in een breder internationaal perspectief geplaatst. Zij besteden daarbij ook aandacht aan de gemarkeerde identiteit van Nederland.



Nederlandse slavernij


Recensie NRC
Wat is slavernij? Hoe werd je tot slaaf gemaakt? Waarom kwamen slaafgemaakten niet in verzet (of deden ze dat wel?). Hoe belangrijk was slavernij voor Nederland? Hoe werd de slavernij afgeschaft? En, de meest omstreden vraag op dit moment: hoe werkt het slavernijverleden door in het heden? 



De levens van Johan de Witt (1625-1672) en zijn broer Cornelis (1623-1672)


site van het onderzoeksteam Briefwisseling van Johan de Witt van het Huygens ING



Moordenaars van Jan de Witt

Moord op de gebroeders De Witt, 1672, Romeyn de Hooghe, 1672
Prent waarin de verschillende episodes van de moord op de gebroeders De Witt tot één grote voorstelling zijn verwerkt. Bovenin de voorstelling zijn portretten van Johan en Cornelis de Witt aangebracht.

In 2009 organiseerde de Nederlandse Vereniging Vrienden van de Witt (opgericht in 2005) een symposium over de moord op de gebroeders, waar ook de auteur van dit boek, historicus (van vooral de Gouden Eeuw) en publicist Ronald Prud’Homme van Reine, een lezing gaf. Op het symposium stelde de auteur de vraag waarom niemand ooit serieus onderzoek had gedaan naar de achtergronden van de moordenaars van de gebroeders De Witt. Hij besloot uiteindelijk zelf dat onderzoek te doen, waarvan de resultaten zijn vastgelegd in dit boek. [  ]

Wat er uiteindelijk precies gebeurd en bekokstoofd is, zal waarschijnlijk altijd in nevelen gehuld blijven. Met dit boek is de moord zeker niet opgelost, zoals wel beweerd wordt door de NOS, maar het is zeer de vraag of dat ooit met sluitend bewijs zal lukken. Prud’Homme van Reine schept met zijn benadering van het onderwerp en enkele mooie vondsten wel meer licht in de duisternis, waardoor zijn boek een geslaagd exemplaar is in de nog altijd aanzwellende historiografie over de gebroeders De Witt.
Deze recensie door Serge ter Braake is verschenen in Holland Historisch Tijdschrift (2014-1).


You can leave your hat on: Men’s portraits, power, and identity in the seventeenth-century Dutch Republic - Joris Oddens

This article analyses how citizens in the seventeenth-century Dutch Republic used hats in portraits to display their socio-political identity. It demonstrates that in cities like Amsterdam, The Hague, Delft, and Deventer, male sitters had themselves portrayed with their hats off to express their membership of the patrician class, or wearing their hats if they wanted to emphasize their status of private citizen. This “hat language” reflected the Ciceronian idea, commonplace in early modern Europe, that both a life devoted to public service and a life as privatus were honourable. Hat language presumably emerged in individual men’s portraits during the 1610s, when hats also gained meaning in group portraits. It derived from the older tradition of depicting helmets as symbols of military power. Hat language was employed by major portraitists, including Cornelis van der Voort, Michiel van Mierevelt, and Rembrandt, as well as Gerard ter Borch as late as the 1670s.

Op het hoogtepunt van de Gouden Eeuw maakte de Toscaanse kroonprins Cosimo de’ Medici tweemaal een reis naar het Nederland van Rembrandt, Johan de Witt, Willem III en Michiel de Ruyter.  Wat kwam een door en door katholieke prins doen in het ketterse Nederland? Waarom kwam hij telkens zonder zijn beminde, Marguerite d’Orléans, het nichtje van de Zonnekoning? Cosimo aan de Keizersgracht - Luuc Kooijmans

Ondanks alle kennis, geloofskwesties, wetenschappelijke vraagstukken en fraaie stadsbeschrijvingen wringt het boek. Anders dan de titel doet vermoeden, gaat het niet over Cosimo in Amsterdam. Het reisdagboek schetst slechts zijdelings een portret van de Italiaanse kroonprins, met al diens perikelen thuis met een ­ongewillige echtgenote. De onbekende medereiziger is vooral druk met een speurtocht naar zijn Hollandse vader en de gevolgen van een bij een bezoek aan Swammerdam ontvreemd manuscript. Een gekozen perspectief dat de schrijver vooral een raamwerk biedt voor het etaleren van zijn kennis.


In: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek, jan. 1999

Eric Jan Sluijter



Hercules Segers (1589/1590-circa 1640)

Bergvallei met omheinde velden, ca. 1625-1630. Lijnets en drogenaald in blauw, gekleurd met penseel, 22,5 x 48,9 cm. Rijksmuseum, Amsterdam

Tekst naar uitwerking van een opdracht bij hoofdstuk 17 van Prak De "Hollandse"schildersschool - OU

Segers werd in Haarlem geboren, maar zijn ouders waren Vlaamse immigranten. Hoewel Segers dus zelf geen naar het noorden gevluchte kunstenaar was, ging hij wel in de leer bij een schilder die aan deze omschrijving voldoet: Gillis van Coninxloo (Antwerpen 1544 - Amsterdam 1607). Hij was een van de  landschapsspecialisten die in de belangrijkste Noord-Nederlandse steden terechtkwamen, in dit geval Amsterdam. Dat Segers’ werk past in de Vlaamse landschapstraditie (zie ook het artikel van Eric Jan Sluijter over de "Brabantse vodden') sluit aan bij de manier waarop Van Mander de recente Noord-Nederlandse kunst presenteert: een voortzetting van de beroemdere Zuid-Nederlandse.In Van Manders Schilderboeck is ook Van Coninxloo terug te vinden, die geprezen wordt om zijn landschapskunst.


Segers was een lucratief kunstenaar. De vele prenten met eenzelfde thema getuigen van productie- of seriewerk. Dit zien we duidelijk terug in de Vallei met een rivier en een stad met vier torens.


Vallei met een rivier en een stad met vier torens, Hercules Segers, ca. 1626 - ca. 1627

lijnets en droge naald, gedrukt in blauw op papier geprepareerd met een crème-kleurige (?), loodhoudende grondering, gekleurd met lichte, olijfkleurige transparante verf, bruine verf, dekkende donkerblauwe en oranjebruine verf; op versozijde in groene inkt een tegendruk van gedrukte kaderlijnen, h 187mm × b 322mm

 In de collectie van het Rijksmuseum komen zes beschilderde etsen met deze titel voor; Segers vervaardigde dit thema in oplage. Dit wijst op marketingvaardigheden: Segers kon zijn etsplaat meerdere malen gebruiken om zo de productiesnelheid te verhogen. Zijn ‘valleien’ waren geen exacte kopieën omdat hij steeds de etsen verschillend ‘inschilderde’. Zo konden kopers kiezen en hadden zij in zekere zin een uniek exemplaar. Waarschijnlijk was de Vallei met een rivier en een stad met vier torens een onderwerp dat in de smaak viel.

Hij was origineel in zijn stijl en thematiek: hij creëerde zijn eigen ‘fantasiewerelden, magische en mysterieuze landschappen’. Segers onderscheidde zich hierdoor van andere schilders, die het realisme nastreefden. Door prent- en schilderkunst in één toe te passen, was hij uitvinder van het ‘gedrukte schilderij’, een noviteit. Hij gebruikte gedurfde kleuren en was gefascineerd door texturen en structuren. Segers vond nieuwe printtechnieken uit. 
In zijn tijd werd hij bewonderd, Rembrandt bezat acht schilderijen en bewerkte Segers’ ets Tobias en de engel. Zijn grootheid blijkt ook uit het feit dat stadhouder Frederik Hendrik en de Deense koning stukken van hem in hun collectie hadden.


Huigen Leeflang (conservator prenten van het Rijksprentenkabinet) het beeld van de onorthodoxe visionair. Gijsbert van der Wal schreef in zijn recensie van de tentoonstelling en de catalogus: ‘Het op doek drukken en met verf opwerken van etsen kan, suggereert Leeflang, Segers’ antwoord zijn geweest op de stijgende vraag naar betaalbare geschilderde landschappen in zijn tijd. Van andere kunstenaars is bekend dat ze waterverftekeningen op doek maakten, unica die ook sneller en goedkoper te produceren waren dan landschappen in olieverf. Mogelijk kwamen Segers’ gedrukte schilderijen dus niet (alleen) uit experimenteerzin voort, maar (ook) uit commerciële overwegingen. Ontnuchterend is verder Leeflangs constatering dat het merendeel van Segers’ prenten uit zijn ateliernalatenschap afkomstig moet zijn en pas na zijn dood in omloop kwam. Het rauwe, experimentele karakter van zijn pure etsen, dat tegenwoordig zo wordt gewaardeerd, moet misschien worden verklaard uit Segers’ gewoonte die etsen te beschilderen. Fouten en slordigheden hoefden niet op de plaat te worden gecorrigeerd, dat kon later nog in verf. Veel van de overgeleverde prenten van Segers zijn waarschijnlijk onaf, aldus Leeflang, ‘een soort halffabricaten’. Het is de vraag of de kunstenaar ze zo modern bedoelde als wij ze nu vinden.

Deze studie onderzoekt de markt voor goedkope historiestukken in zeventiende-eeuws Amsterdam. De deelmarkt wordt bestudeerd en geanalyseerd vanuit de producenten, aanbieders en consumenten die hierbinnen actief waren. Het grootste deel van deze goedkope schilderijenproductie bleef niet bewaard en werd niet gedocumenteerd. De gedetailleerde inventarissen van de Amsterdamse kunsthandel van Jan Fransz. Dammeroen (1646), Cornelis Doeck (1667) en Hendrick Meijeringh (1687), die honderden goedkope historiestukken met een waarde van een paar gulden per stuk in voorraad hadden, vormen een unieke ingang voor een verkennend onderzoek naar de onderwerpen en schilders binnen dit segment. Na een inleiding richt dit proefschrift zich in het tweede hoofdstuk op deze kunsthandelaars en inventarissen. Het derde hoofdstuk onderzoekt de schilders die in deze inventarissen vermeld staan met het doel te achterhalen wat het gewicht was van verschillende sociale voorwaarden in het behalen van succes in het schildersvak. De goedkope historiestukken zelf staan centraal in het vierde hoofdstuk. Het was mogelijk om van sommige van deze schilders een beknopt oeuvre van schilderijen samen te stellen. Door een analyse van deze goedkope schilderijen wordt een beeld gevormd van het productieproces en het belang van economische efficiëntie in dat proces. Na de handelaars en de schilders bestudeerd te hebben, richt het vijfde hoofdstuk zich op de consument. Met een kwantitatieve analyse van een grote dataset van boedelinventarissen wordt in dit hoofdstuk het bezit van historiestukken in Amsterdamse huishoudens in de tweede helft van de zeventiende eeuw onderzocht.

Creative industries of the Dutch Golden Age 

Painting, printmaking, book production and other creative industries of the Dutch Golden Age are of continuous interest to Dutch and foreign scholars from various disciplines. Various research groups, institutions and individual researchers develop data repositories and analytical tools to study the Dutch Golden Age. Unfortunately, this often results in fragmentation and short-term solutions. The Golden Agents project (2017-2021), financed by the Large Investments program of the Netherlands Organization of Scientific Research (NWO), is developing a sustainable research infrastructure to study relations and interactions between producers and consumers of creative goods across the long Golden Age of the Dutch Republic. The project will bring together distributed, heterogeneous resources (both existing and new) on creative industries in the Dutch Golden Age as Linked Open Data.

in: HISTORIANS OF NETHERLANDISH ART REVIEWS, Stephanie S. Dickey, okt. 2017


Bakker Arent Oostwaard en zijn vrouw Catharina Keizerswaard, Jan Havicksz. Steen, 1658

olieverf op paneel, h 37,7cm × b 31,5cm, SK-A-390

Bulletin van het Rijksmuseum
Jaarg. 55, Nr. 2/3 (2007), pp. 218-241 (24 pages)


Bakken met bakker Arend in de zeventiende eeuw
Uitleg over de broden die op het schilderij zijn te zien.



------------------------------------------------------------------------------



Marnix Beyen, Judith Pollmann, Henk te Velde


Francis Weyns