woensdag 30 oktober 2019

Jan Wolkers Prijs

Een sterk verhaal, ook goed. 
Als ze op een tochtje door het bos oog in oog komt te staan met een berg van een berin die ze herkent, aarzelt die of er genoeg vlees zit aan dat zoogdier tegenover haar, of dat ze toch voor vis gaat. ‘Dan draait ze haar lichaam als een vrachtwagen in een nauwe straat, twee stappen achteruit, eentje schuin naar voren, en schrijdt ze weg zonder om te kijken.’  uit: 'Van klimaatverandering tot Russische vertelkunst, de MH17 en Poetin: de grote vertelkunst van Marente de Moor', Arjan Peters, Volkskrant 14-9-2018
Marente de Moor heeft dit jaar de Jan Wolkers Prijs voor haar roman Foon toegekend gekregen. De prijs voor het beste natuurboek werd uitgereikt door Karina Wolkers, de weduwe van de schrijver, kunstenaar én natuurliefhebber.

Foon is ‘een boek dat je op een andere manier doet kijken naar die natuur’, schrijft de jury. ‘Een boek dat tot de verbeelding spreekt, waarvan elke pagina schreeuwt om doorlezen en verder bladeren. Een boek dat de lezer trakteert op prachtige vondsten en stilistische parels, geschreven met gevoel voor de poëzie van het bestaan.’ Gijs Beukers, Volkskrant 20-10-2019

Vorig jaar heb ik het prijswinnende boek 'Darwin in de stad' van de evolutiebioloog Menno Schilthuizen gelezen. Dat was zoals gebruikelijk bij deze prijs een non-fictie boek. 'Foon' is echter een roman, een verhaal over mensen, mensen in de natuur. Ik heb het me laten voorlezen door Esther Scheldwacht. Haar stem overtuigt, ik hoorde echt de Russische Nadja spreken, denken, mompelen.

Vanuit dit boek is het, alhoewel het al langer op m'n 'te-lezen-lijst' stond, een mooie overgang naar de door Onno Blom geschreven biografie van Jan Wolkers, 'Het litteken van de dood'.

In zijn jeugd had Jan op zijn linkerslaap een leverkleurig litteken, alsof iemand met een groot penseel een klodder paarsbruine verf op hem had aangebracht. In zijn late leven was het litteken haast onzichtbaar geworden, maar op sommige jeugdfoto’s is het nog te zien. Het litteken had hij als baby opgelopen bij een ongeluk met een kapotte kroepketel. (p. 29)
Op de melancholieke zelfportretten die Jan in de oorlog maakte, kraste hij het papier aan de linkerkant van zijn gezicht helemaal zwart om het litteken te verhullen: ‘Een litteken is een stuk duister verleden,’ schreef Wolkers in het essay ‘In de schaduw van het voorgeslacht’. ‘Want was het niet of die baardeloze jongeling, die niet verder geweest was dan het haventje van Katwijk en de Zijlpoort te Leiden, al het leed der wereld had doorschouwd. Of er achter die pijnvolle frons in zijn voorhoofd beelden opdoemden van bloedstollende gruwelijkheden en van ijzingwekkende schimmen van gene zijde van het graf.’ (p. 32)

Jan Wolkers, zijn broer Han en zusje Henriëtte op school, 1935.

zaterdag 26 oktober 2019

Keerpuntitis

Heden ten dage, beste lezer, hebben we een kantelpunt bereikt. Het is twee voor twaalf. Het beslissende moment is aangebroken. Het uur heeft geslagen. Het is nu of nooit.
Waarover heb ik het? Om eerlijk te zijn, ik heb geen idee. Uitspraken over kantel- en keerpunten kun je aantreffen in zowat elk maatschappelijk debat. Of het nu gaat over overbevolking of artificiële intelligentie, over bijensterfte of de oprukkende islamisering, over klimaatopwarming of de eurozone, telkens opnieuw horen en lezen we dat we ons op een kantelpunt bevinden. Je vraagt je af: wanneer is het ooit níét twee voor twaalf? De Britse schrijver Matt Ridley noemt deze neiging om overal kantelpunten te ontwaren turning-point-itis, wat we kunnen vertalen als ‘keerpuntitis’.

Het begin van één van de vele rake hoofdstukjes in 'Alles wat in dit boek staat is waar (en andere denkfouten)' van Maarten Boudry en Jeroen Hopster. Elke keer drie tot vier bladzijde met een thema waarmee meningen, argumenten, standpunten bekeken en gewogen kunnen worden. Soms voor de hand liggend, soms verrassend, maar steeds heerlijk om te lezen....
Nu nog even verder over die kantelpunterij.

De overtuiging dat het beslissende moment van de geschiedenis zich uitgerekend nu zal voltrekken, getuigt dan ook van een bijzondere zelfgerichtheid. Ongeveer zoals middeleeuwers geloofden dat zij in het middelpunt van de kosmos leefden, geloven velen nu dat hún tijd het scharnierpunt is van de geschiedenis. Nu gaat alles kantelen, weldra volgt de ontknoping, en wie zal dan op de eerste rij zitten? Wij!

Natuurlijk is het niet uitgesloten dat wij ons wél op een beslissend moment in de geschiedenis bevinden. In vele opzichten is onze moderne tijd (gerekend vanaf 1800) inderdaad ongezien in de wereldgeschiedenis, zoals ik eerder betoogde in mijn boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat. Nooit eerder kenden we zo veel welvaart, nooit eerder leefden er zo veel mensen, nooit eerder was er zo lang vrede. Bovendien ligt het eraan hoe je ‘keerpunt’ precies definieert. De geschiedenis is als een boom die zich steeds opnieuw vertakt, zoals mijn kompaan Jeroen Hopster schrijft in zijn boek De andere afslag. In die optiek kun je de geschiedenis opvatten als een aaneenschakeling van kantel- en keerpunten. Maar dat is een andere weg om bij dezelfde conclusie uit te komen. Het geloof dat we ons op een uitzonderlijk kantelpunt bevinden, uniek in de geschiedenis, is nogal onwaarschijnlijk. Bijna alle generaties geloven dat ze op zo’n bevoorrecht moment leven, en ze kunnen niet allemaal gelijk hebben. Keerpuntitis is verleidelijk, maar meestal ongegrond.

Toolt

vrijdag 25 oktober 2019

Een echte 't Hart

Het Garrelsorgel in de Groote Kerk te Maassluis

'De Nachtstemmer', het nieuwste boek van Maarten 't Hart, is een hele echte. Een eenzelvige, wat wereldvreemde hoofdpersoon steeds in de weer met de bijbel, psalmen en klassieke muziek. Het is in stijl en persoon zo helemaal 't Hart dat ik hem tijdens het luisteren af en toe voor me zag en het zelfs leek of niet Johannes Sneekes maar de schrijver zelf voorlas.

Recensent Rob Schouten schrijft er in Trouw over.

Ook Gabriel Pottjewijd, in ’t Harts jongste roman ‘De nachtstemmer’, verschenen om zijn vijfenzeventigste verjaardag luister bij te zetten, is er zo een. De orgelstemmer uit Heiligerlee moet een Garrels-orgel gaan stemmen in een Zuid-Hollands stadje (waarin men Maassluis vermoedt), alwaar hij een ravissante Braziliaanse schone ontmoet, die hem ernstig van de wijs brengt. Hij lijkt sprekend op ’t Hart zelf.


Het Zeemanshuis op de Wip,
het logement waar Pottjewijd in Maassluis verblijft.
Pottjewijd is een uitgesproken nerd, saai en niet sexy, zoals de op pianiste Martha Argerich gelijkende vamp Gracinha niet nalaat op te merken, maar hij is goed voor haar zwijgzame dochter Lanna, die hem assisteert met het orgelstemmen, en zo komen de twee toch nader tot elkaar. Gaby, zoals hij zichzelf laat noemen, mag dan een eenvoudige orgelstemmer zijn met een mulodiploma, zijn gedachtenwereld is er niet minder om. Bij alles wat hij doet schieten hem psalmen of zelfs liederen van Johannes de Heer te binnen, hij weet het ene na het andere citaat uit de wereldliteratuur voort te brengen, als hij een kat hoort janken doet dat hem uit een passage uit Strawinsky’s ‘Apollon Musagete’ denken, slaapt hij slecht dan zingt de aria ‘O sleep why don’t you leave’ uit de opera Semele van Händel (zoals ’t Hart niet nalaat het precies te benoemen) door zijn hoofd. Voorts is hij een bijbelvaste godloochenaar, geheel in de trant van ’t Hart zelf. Hij is kortom een sociaal-culturele witte raaf.


‘De nachtstemmer’ is kortom een even onevenwichtige als levendige roman, vol onwaarschijnlijkheden die je maar moet verteren maar ook vol poëzie en spanning en leesplezier.
Oordeel: Uit balans en onrealistisch, toch levendig en spannend. 

zondag 20 oktober 2019

Otmars zonen

Peter Buwalda gefotografeerd op
zaterdag 2 maart 2019 in Amsterdam
Beeld Daniel Cohen/illustraties Claudie de Cleen
 
Je voelt je na lezing even verweesd als na één seizoen van de betere tv-serie, even hongerig naar meer. Wat er in dit boek staat, kán eigenlijk niet beter – het probleem is wat er niet meer bij paste. Zo wordt na 607 bladzijden de dikte van Otmars zonen toch nog een probleem: het is duizend bladzijden te dun. 
Knipsel uit de 5 ballen recensie van Thomas van Veen in NRC:
De nieuwe Buwalda is geweldig meeslepend en maakt hongerig naar meer (●●●●●)

Gelukkig is dit het eerste deel van een aangekondigde trilogie. Niet alleen wil ik weten hoe het verder gaat met Hans Tromp, Isabelle Orthel, Ludwig Smit, maar ik wil meer zinnen en wendingen van Buwalda horen. Wat een belevenis dit boek op de juiste monotone toon in 19 uur voorgelezen door Sander de Heer.

zaterdag 19 oktober 2019

Schrijver en spion

In de laatste week van augustus glipte een Engelse schrijver na een lange zeereis van San Francisco naar Yokohama, gevolgd door een elfdaagse treinreis vanaf Vladivostok, Petrograd binnen met een ambitieuze – en geheime – missie. Hij was door de speciale inlichtingendienst SIS (nu MI6) naar de stad gestuurd ‘om de bolsjewistische revolutie te voorkomen’, zoals hij het later nogal gewichtig uitdrukte, ‘en om Rusland in de oorlog te houden’. Dat leek een hele klus voor één enkele, tuberculeuze, onervaren Britse spion, die gerekruteerd was omdat hij een beetje Russisch kon doordat hij verhalen van Tsjechov had gelezen en toevallig schoonfamilie was van Sir William Wiseman, de SIS-man in New York. Zijn codenaam was Somerville en zijn dekmantel die van een journalist die voor de Britse pers de situatie in Rusland versloeg. Zijn echte naam was Somerset Maugham. 'Midden in de Revolutie', Helen Rappaport, p. 271

 Maugham, de literaire man en achtenswaardige spion, had iets wat beroepsmatige spionnen ontbeerden: ‘Hij keek naar Rusland zoals hij naar een toneelstuk zou kijken, zocht naar het thema en keek dan hoe de meesterkunstenaar dat zou uitwerken,’ '[  ] Hij nam de tijd om de cultuur in zich op te nemen – door naar het ballet en het theater te gaan – en de Russische klassieken bij te lezen. Hij mengde zich bovendien onder de geallieerde agenten die in het Hotel d’Europe en het Astoria logeerden, waarna hij ’s avonds in zijn hotelkamer zorgvuldig versleutelde berichten verstuurde naar zijn chef Wiseman in New York, waarin Kerenski ‘Lane’ heette, Lenin ‘Davis’, Trotski ‘Cole’ en de Britse regering de bijnaam ‘Eyre & Co.’ droeg. 'Midden in de Revolutie', Helen Rappaport, p. 273

 Secrets, Lies, and Atomic Spies

Maugham wrote a number of stories about his experiences in espionage. Warned prior to publication that some of the stories violated Britain's Official Secrets Act, he burned most of them. The surviving stories, including an account of his mission to Russia, were published in his 1928 book Ashenden. He gave a character in the book the name Somerville, the cover name he used during his real-life espionage activities in St. Petersburg.

Somerset Maugham is believed to be the first author of spy books who actually was a spy. Though his spy life provided ample fodder for his writing, he never had much enthusiasm for the work. In his foreword to Ashenden he wrote, "The work of an agent in the Intelligence Department is on the whole monotonous. A lot of it is uncommonly useless."

zondag 13 oktober 2019

Three Foolish Virgins

Elinor Gardner, Gertrude Caton-Thompson und Freya Stark 1937 voor het vertrek naar de Hadhramaut

Freya Stark, de kleinste vrouw op de foto, was merkwaardig genoeg ondanks haar vrijgevochten levenswijze als reizigster door het Midden-Oosten, een tegenstander van het feminisme. Haar tweede Jemenreis door de streek Hadramaut onderneemt ze in 1937 met de  archeologe, Gertrude Caton-Thompson en de geologe Elinor Gardner. Het ontlokte haar de verzuchting dat zij een hekel had aan vrouwen, zeker op reis. Vooral tussen Gertrude en Freya zal het tijdens deze reis botsen.

Gertrude Caton-Thompson
But Gertrude was an English snob, more interested in vertifiable facts and well-grounded theories than in people - particular eccentric little women inclined to be coquettish, with odd foreign accents, painted fingernails, and extreme reputations.
Passionate Nomad -  p.318








Omdat Freya al ervaring in het gebied had, zou zij de leiding nemen. Daar gaat het direct al fout, komt bij vertrek op het nippertje aanzetten, vergeet te zorgen voor hotelaccommodatie, heeft over het hoofd gezien dat het de ramadanperiode is. Gertude, die overigens niet met haar voornaam aangesproken wenst te worden, verafschuwt de relaxte en losse manieren van Freya. Terwijl Freya zich ergert aan de hooghartige houding van miss Caton-Thompson tegenover de inwoners en vooral bedienden. Ondanks dat vooral in het begin van de reis Elinor probeert te bemiddelen tussen de twee komt het niet meer goed. En het wordt er niet beter op als de reizigsters ziek worden.

Freya Stark, dressed in the traditional costume
of the Hadramaut region of Yemen.
(Photo by Hulton Archive/Getty Images)
In een recensie (Een avonturierster met lippenstift op, NRC, 17 juli 1993) van de Freya Stark biografie van Molly Izzard:

Tijdens een rampzalig verlopen expeditie naar Hardhramaut die Stark ondernam met de archeologe Gertrude Caton Thompson en de geologe Elinor Gardner - gezamenlijk werden ze de ""three Foolish Virgins'' genoemd - beklaagde Freya zich over de aandoeningen van haar collega's. In werkelijkheid was zij zelf degene die tot drie keer toe ziek afgevoerd moest worden, en voor wie een piloot speciaal - en nodeloos - een landing maakte, hetgeen hem de woorden ""bloody bitch'' ontlokte.





In de biografie van Izzard komt Freya Stark niet zo gunstig uit de verf. De biografe heeft een nogal afkeurende houding. De beschrijving is een mooie achtergrond voor de biografie die ik nu lees, 'Passionate Nomad' van Jane Fletcher Geniesse

Wat betreft de reis van de drie vrouwen door Jemen. In 1940 wordt Freya Stark's boek 'A Winter in Arabia' gepubliceerd. De naam van Gertrude Caton-Thompson komt er niet in voor. Als het niet anders kan is er sprake van een archeologe, die ook mee was.

1940 is ook waar ik weer verder ga met lezen over het leven van Freya. Ik zie in het nieuwe hoofdstuk al dat ze in Londen bevriend raakt met Vita Sackville-West en haar man Harold Nicolson. Lunches, teas en dinners heeft met Virginia Woolf. En dit zijn nog maar drie namen uit een hele rij bekende personen......never a dull moment.

zaterdag 12 oktober 2019

Het Vrouwendoodsbataljon en de suffragette

Maria Bochkareva and her soldiers with British suffragist leader Emmeline Pankhurst, 1917
Emmeline Pankhurst kwam begin juni 1917 in Petrograd aan ‘met een verzoek van de Engelse natie aan de Russische natie om door te gaan met de oorlog waarvan het lot van de beschaving en de vrijheid afhangt’. 
Pankhurst, die haar leven lang een radicale politieke activiste was geweest, had altijd sympathie gehad voor de revolutionaire zaak en had in de jaren negentig van de negentiende eeuw prominente Russische politieke ballingen op de thee ontvangen in haar huis aan Russell Square in Londen. Bij het uitbreken van de oorlog in 1914 had ze haar militante campagne voor vrouwenkiesrecht direct laten varen om de nationale oorlogsinspanningen te steunen, en sindsdien was ze het hele land doorgereisd om de Britse vrouwen mee te krijgen. Ze was blij geweest met de val van de oude, repressieve tsaristische orde in februari 1917, maar aan het begin van de zomer hadden de westerse bondgenoten het idee dat de Russische Voorlopige Regering steeds kwetsbaarder werd. Pankhurst maakte zich grote zorgen over de mogelijkheid dat Rusland zijn troepen zou terugtrekken; dat zou ‘het Russische volk weer beroven van de vrijheid waarvoor het een revolutie heeft doorgemaakt, en zou tot een veel ergere vorm van slavernij leiden dan die van vroeger’, beweerde ze. En dus meldde ze zich vrijwillig om als ‘patriottische Britse vrouwen die loyaal waren aan de nationale en geallieerde zaak’, samen met Kenney naar Rusland te gaan om het tanende publieke moreel weer op te vijzelen. Het was een beslissing waarover haar pacifistische dochter Sylvia, die zelf heimelijk campagne voerde om zowel Groot-Brittannië als Rusland de oorlog uit te krijgen, verbijsterd was geweest. 

Zo begint hoofdstuk 10 van 'Midden in de Revolutie' van Helen Rappaport. De schrijfster laat de Russische Revolutie in Petrograd (Sint-Petersburg) vanaf het begin in februari 1917 zien door de ogen van allerlei buitenlandse aanwezigen: diplomaten, militair attachés en hun echtgenotes, gouvernantes, journalisten, zakenmannen, bankiers, verpleegsters en expatsocialisten.
Voor mij is het verschijnen van Pankhurst op dit toneel heel verrassend. Natuurlijk kende ik haar als strijdster voor vrouwenkiesrecht, maar dat zij zich ook heeft laten meeslepen in het oorlogsenthousiasme en zelfs nog na het verlies van onvoorstelbaar veel mensenlevens verbijstert me.

Emmeline Pankhurst en haar assistent Jessie Kenney denken ook een bijdrage aan de revolutie te kunnen leveren. Dat lukt ze, al doen ze hun best, in het geheel niet. Wel maken ze kennis met Maria Botsjkareva – de commandant van het toen zojuist opgerichte Vrouwendoodsbataljon.
Botsjkara streefde hetzelfde patriottische doel na als Pankhurst, haar land moest, net als Engeland, blijven deelnemen aan de oorlog tegen Duitsland. Om dit te bereiken had ze vrouwen opgeroepen naar het front te trekken.

"Mannen en vrouwen burgers! (...) Onze moeder gaat ten onder. Onze moeder is Rusland. Ik wil haar helpen redden. Ik wil vrouwen met een hart van zuiver kristal, met een pure ziel, met edele drijfveren. Wanneer zulke vrouwen een voorbeeld stellen en zich opofferen, zullen jullie mannen je bewust worden van je plicht in deze zware tijd."

Op de site van de schrijfster van het boek staat een artikel over het Vrouwendoodsbataljon.

Emmeline Pankhurst en Jessie Kenney hadden Botsjakareva en haar soldaten in juni regelmatig opgezocht in hun kazerne en waren met haar op de foto gegaan. Pankhurst had vol trots de vrouwelijke rekruten geïnspecteerd en zien trainen; ze deed haar best om via haar tolk zoveel mogelijk vrouwen persoonlijk te spreken. Ze glom van trots bij de aanblik van de onbevreesde Maria Botsjkareva – ‘die fantastische schitterende vrouw’ – die hen aanvoerde. Ze was ‘de grootste vrouw in de geschiedenis sinds Jeanne d’Arc’, zou Pankhurst later zeggen. Zij en Botsjkareva kregen ‘een erg goede band met elkaar’, aldus de commandant.

Vrouwelijke rekruten in Petrograd 1917

dinsdag 8 oktober 2019

De poppenfabriek

Een sfeervolle dickensiaanse historische roman, zo wordt 'De poppenfabriek' het debuut van Elizabeth Macneal gepresenteerd. De strak historische component heb ik vooral op prijs gesteld, vooral waar de vertelling op feiten uit het Victoriaanse Engeland is gebaseerd.
Dat postmortale fotografie en dan vooral van kinderen niet ongewoon was, dat wist ik. Ik had er echter nog nooit van gehoord, dat vermogende rouwende ouders een pop lieten maken naar de foto. Of deze pop mee het grafje inging of als aandenken werd uitgestald wordt verder niet verteld.
Evenzo is het gesol met opgezette dieren in die tijd boeiend. Er werd zelfs een serieuze plaats voor ingeruimd op de "Grote Tentoonstelling" van 1851 in het Chrystal Palace. Complete scenes werden uitgebeeld. In het boek maakt de fictieve taxidermist Silas Reed een uitstalling van aangeklede muizen in allerlei situaties. Hij droomt er zelfs van dat zijn opgezette kunstwerken in een eigen museum terecht komen. In 1880 werd er in werkelijkheid ook een special taxidermiemuseum geopend. De kittens, die aan een bruiloftsmaal zitten, hebben daar een plaatsgevonden.

VICTORIAANSE TAXIDERMIE KUNST VAN WALTER POTTER
De poppenfabriek of eigenlijk poppenwinkel, de taxidermiewinkel zijn echt en boeiend. Zo ook de schildersateliers, het werk en de ontvangst bij de critici van de kunstvernieuwende Preraphaëlitische Broederschap (Prerafaëlieten: Rossetti, Millais, Hunt).

Mariana, 1850-51, John Everett Millais
Het om dat alles heen verzonnen verhaal zit spannend in elkaar. Helaas wordt alles teveel uitgesponnen naar mijn zin, ik ging af en toe bijna gillen dat ik het nu wel wist. De schrijfster laat zich gaan in dramatische details en verliest daarbij vaak de karaktervastheid van de romanfiguren uit het oog. Ik lees her en der dat aan verfilming wordt gedacht, daar is het zeker geschikt voor en dan kunnen deze zwakheden ook worden afgevangen.

De luisterversie van 'De poppenfabriek' wordt verteld door Desi van Doeveren. Ik vind haar stem wat vlak. Verbazingwekkend en storend is dat zij woorden vaak met een verkeerde klemtoon uitspreekt. Ik moest die woorden als het ware in m'n hoofd omzetten om te begrijpen wat ze zei.

dinsdag 1 oktober 2019

blaka bakra moksi toriman

Als mijn Duitse grootouders het gevaar van Hitler niet gevreesd hadden, waren ze eind jaren twintig nooit naar Nederland gevlucht. En als de beroemde priester en verzetsheld Titus Brandsma ze destijds niet geholpen had hun papieren in orde te krijgen dan waren ze ongetwijfeld teruggestuurd, die twee gelukszoekers. Ook dan was ik hier niet geweest. Ik moet de geschiedenis geloof ik dankbaar zijn, de héle geschiedenis, dus ook de wrede delen ervan. Ik heb mijn leven evenzeer te danken aan barmhartigheid als aan tirannie, aan de kolonisten en aan de slaven, door mijn lichaam stroomt het bloed van bezetters, maar ook dat van bevrijders. 


de ouders van Johan Fretz
Schrijver en theatermaker Johan Fretz leest zijn boek 'Onder de Paramariboom' zelf voor. Ik vond het een luisterbelevenis, elk personage dat hij tegenkomt in Suriname krijgt een eigen stem, maar ook zijn eigen twijfels en verwondering, zoals over zijn jeugd, klinken echt. Als basis voor zijn boek maakte hij video's van de reis met zijn moeder. Ik zag de video's, nadat ik het boek had gehoord. Vooral zijn moeder werd me zo sympathiek. Het was bovendien leuk om de mensen en plekken uit de vertelling te herkennen.

Johan Fretz maakte van zijn eerste bezoek in Suriname video's, die de basis vormden voor zijn roman 'Onder de paramariboom'. 'Als de volwassenen vroegen waar ik vandaag kwam, zei ik: papa komt uit Den Haag, en mama komt uit de paramariboom. Dat is een boom aan de andere kant van de zee, en in die boom groeien zwarte mensen zoals mama en Ruud Gullit.'



Johan Fretz is verder gegaan met het boek en heeft er ook een theatershow van gemaakt, bijna zoals het luisterboek een hoorspel is met video, telkens een zintuiglijke toevoeging.

‘Toen ik aan deze voorstelling begon, wist ik nog niet goed wat ik ging maken: een echte conference of juist een persoonlijke vertelling over Suriname, kleur bekennen met gemengd bloed, een zoektocht naar identiteit. Tijdens de try-outs werd me al snel duidelijk dat ik eens vol voor het tweede moest durven kiezen, ongeacht welk label daarbij past. Of het uiteindelijk een cabaretvoorstelling is geworden met toneelelementen, of meer een toneelvoorstelling met muziek, of een monoloog vermengd met kleinkunst, ik weet het oprecht niet, maar wat ik in elk geval zeker weet: het is een tori geworden, het Surinaamse woord voor Verhaal. In Suriname leerde iemand me: ‘Wees een tru toriman!’ , een zin die ik ter harte heb genomen. En voor die tori nodigt deze blaka/bakra/moksi toriman jullie van harte uit.


In NieuwWij (9-6-2018) een mooi interview van Yfke Nawijn met Johan Fretz over het boek en de theatershow.

Fretz gaat in zijn verhaal op zoek naar waar hij vandaan komt, een oorsprong die hij lang had weggeduwd. “Dat is toch de kern: uiteindelijk moet ieder zich verzoenen met waar hij vandaan komt, zijn ouders. Dan valt er zoveel ruis af, over identiteit, ras en kleur.”

Johan Fretz met zijn moeder Virgina Brouwen, op de dag verschijning van Onder de paramariboom.
Foto © Peter Sanches