zaterdag 29 mei 2021

Een boek vol roodharigen

Een wereld vol, een boek vol, in ieder geval geldt dat voor 'De Familie Wachtman' van Christiaan Alberdingk Thijm. Een verhaal over een roodharige spermadonor, die kostte wat het kost anoniem wil blijven, maar toch stiekem trots is op zijn vermeende  nageslacht, dat op z'n minst meer 400 roodharigen groot is. Maar het gaat over meer, een vilein inkijkje in een universitaire vakgroep, recht op anonimiteit, onvervulde kinderwens, ongewenste sex op een toneelacademie en een zweem thillerachtige spanning. En op het eind blijmakende veerkracht! Nou, dat was het wel, fijn geluisterd dus naar de prettig voorleesstem van Roeland Fernhout.

Judith Eiselin schreef  in NRC onder andere dit over het boek:

Er zit veel uitstel in deze roman, terwijl het verhaal juist vlot, chronologisch, rechttoe-rechtaan verteld wordt. De lezer vraagt zich af en toe af waarom Alberdingk Thijm, die zelf naast schrijver ook jurist is, de boel zo oprekt, waar alles van meet af aan zo duidelijk lijkt. Natuurlijk ga je prakkiseren over de kwesties waarover de personages zich zo opwinden. En er zit ook een #metoo-lijntje in de roman, dat te denken geeft. Toch ga je je haast een beetje vervelen, totdat gelukkig blijkt dat niet alleen de aannames van Philip Wachtman, maar ook die van jezelf, in het geheel niet kloppen. In het laatste spannende deel van de roman valt alles op z’n plek, een heel andere plek dan voorzien.

Alberdingk Thijm schrijft adequaat proza, niet meer en niet minder, hij weet hoe je een verhaal opbouwt, in de trant van Kochs Het dinerDe familie Wachtman is daarmee een conventioneel lekker boek. Voor de stijl hoef je deze roman niet te lezen, al valt een enkel zinnetje, een kleine vergelijking, prettig op. ‘Zijn mond valt open’, staat ergens, ‘het is alsof hij een poes hoort praten.’ En poezen, tja, die spreken de waarheid, zo blijkt vervolgens. Af en toe schrijft Alberdingk Thijm droogweg een hele vakgroepvergadering uit, wat de roman lucht en humor verleent.

maandag 24 mei 2021

De betere nostalgia?

Karlskirche in Wenen


Ik vond het een fijn boek 'Beter wordt het niet' van Caroline de Gruyter. Het kabbelt gezellig door het hedendaagse Wenen met steeds een blik over de schouder naar een keizerlijk verleden. Wenen stond al op het ooit-te-bezoeken-lijstje en is nu zeker een paar plekken naar boven opgeschoven.
Momenteel staat het boek in de 'verkoop-toptien'. Het wordt dan ook geprezen als aangenaam geschiedenisboek dat beter inzicht geeft in de Europese Unie. Daar ben ik het best mee eens, ik heb zowel naar Midden-Europa als de EU met een gedraaid hoofd gekeken en dan zie je ineens veel meer. 

De Gruyter neemt haar lezers mee naar het Habsburgse rijk. Ze loopt door de paleizen, bezoekt musea, verschijnt op een bal, en praat met afstammelingen van de keizers. Ze zoekt naar sporen van de Habsburgers in Wenen en ver daarbuiten. Ze schrijft haar boek zoals haar columns: heerlijk meanderend tussen anekdotes, zonder veel pretentie, soms grappig, dikwijls slim en altijd raak.

Tussendoor, en daar is het haar in dit boek om te doen, legt ze bruggetjes naar de Europese Unie, die verbazend veel kenmerken deelt met het Habsburgse rijk. In beide gevallen gaat het om vele nationaliteiten die onder eenzelfde gezag komen. Ze staan allemaal op hun rechten en ze willen allemaal gehoord worden. Dat was bij Habsburgers zo, en het is in het Europa van vandaag niet anders. Ze vertrouwen elkaar amper, en het centrale gezag nog minder. Er is nog een gelijkenis: zowel de onderdanen van het Habsburgse rijk als van de Europese Unie hebben aanhoudend kritiek op de bestuurders en hun beslissingen. Altijd hebben ze bezwaren en bedenkingen. NRC, Hendrik Vos

Gelukkig zijn er ook kritische geluiden die me op een andere manier naar het boek laten te kijken. Het maakt de leesreis alleen maar boeiender.

De Gruyter weet ongetwijfeld veel meer dan ze vertelt. Dat laat ze bewust achterwege, omdat ze geen al te diepgravende vergelijking met het Habsburgse rijk kan of wil maken. Maar daardoor komt die hele zoektocht naar een antwoord op de vraag ‘loopt het met de EU straks ook zo af?’ nooit van de grond. Maar ach, het is natuurlijk een onzinnige vraag; een excuus om op visite te gaan. ‘Caroline gaat op zoek naar de laatste Habsburgers’, dát had een goede ondertitel geweest. Want dat is De Gruyters échte zoektocht. En dan had Geert Mak op de cover kunnen zeggen: ‘Zo beschrijf je nostalgie’. Want dat doet ze uitstekend. Sargasso, Marcel Hulspas

Het boek van de Gruyter was voor mij ook een mooie aanleiding om als achtergrond de 'dunne Rady' te lezen. De uitgebreide versie 'De Habsburgers. Opkomst en ondergang van een wereldmacht' staat op een leesverlanglijstje (van lijstjes kan je er nooit genoeg hebben).

zaterdag 22 mei 2021

La dolce vita van de moderne jeugd

Dirck Hals, Vrolijk gezelschap, 1640

Een geschiedenisboekje dat past binnen de twee UvA collegereeksen die ik de afgelopen maanden heb gevolgd (Hollandse kunst in de Gouden Eeuw en Ken je plaats: Wereldbeeld, identiteit en conflict, 1550-1650 ). De titel van het boek is wel een lokkertje: 'Seks, drugs en Rock 'n Roll in de Gouden Eeuw', maar de auteur, historicus Benjamin B. Roberts pakt het onderwerp; het leven en gedrag van jonge mannen in de eerste helft van de zeventiende eeuw toch wel serieus aan. Een goede beschrijving van het werk geeft Vera Weterings op 'De Leesclub van Alles'

Een paar kenmerkende fragmenten uit het hoofdstuk 

'De mode van de jeugd'

De ijdelheid van de jeugd bleef niet alleen beperkt tot het haar. Het hoofddeksel werd ook een heikel punt. De jeugd droeg steeds grotere hoeden met brede randen en versierd met pluimen. Al in de zestiende eeuw waren pluimen een geliefd verzamelobject en vaak een symbool van mannelijkheid. Daarbij kon een jonge man laten zien dat hij een echte man was door het dragen van een snor, sik of puntige baard. 

Net zoals aan het kapsel werd veel aandacht aan de kleding besteed, waarbij niets aan het toeval werd overgelaten. De laatste jongerenmode in de jaren 20 en 30 was het dragen van een vlakke kraag. Hiermee verzette de jeugd zich tegen de mode van de oudere mannen, die de traditionele molensteenkraag droegen. Deze oude kraag werd gemaakt van maar liefst vijftien meter stof en hing om de nek, letterlijk als een molensteen. Een van de redenen waarom lang haar niet in zwang was geweest, was het feit dat de lange haren tussen de vouwen van de molensteenkraag vast kwamen te zitten. Lang haar en een molensteenkraag was dus gewoon onhandig.

Ook de nieuwe stijl van broeken zag er anders uit. Jonge mannen droegen broeken die veel op plusfours (drollenvangers) leken. Deze stijl was heel anders dan de strakke leggings, de maillot-achtige broeken die in zwang waren aan het eind van de zestiende eeuw. De hele modestijl kwam van het Franse hof. Alles wat de Franse koning en zijn hofhouding droegen had sowieso veel invloed op de stedelijke jeugd in de Republiek die het zich kon veroorloven. 

De nieuwe broeken waren wijd rond het middel en strak naar de knie toe, waar de broek met strikjes en knoopjes werd dichtgemaakt.

Vanaf de knie tot aan de schoen werden zijden kousen gedragen. Die werden aan de knie vastgemaakt met allerlei strikjes en banden. De knie was bij uitstek een plek waar het mannelijke been mooi versierd werd. Vooral zijde was een geliefde stof voor kousen en kleding. Zijde was sowieso de lievelingsstof van de rijke jeugd omdat het duur was omdat het uit Perzië gehaald moest worden.

vrijdag 14 mei 2021

Jezus en Isa

Mijn belangstelling voor het ontstaan en ontwikkeling van religies komt volop aan bod in het werkje van Eduard Verhoef 'Jezus in christendom en islam'. De christologie, de studie en de leer over wie Jezus was, profeet, zoon van god, god of mens, mens en god, komt duidelijk en volop aan bod. Voor mij waren het weer mooie nieuwe inzichten. Ik neem een ruim deel van de samenvatting uit de recensie van Bert Altena op NieuwWij over.

Al vanaf het prille begin van de Jezus-beweging zijn er grote verschillen tussen zijn aanhangers. Sporen daarvan zijn in de nieuwtestamentische teksten terug te vinden. Met name het verschil tussen Joodse Jezusaanhangers en christenen uit andere bevolkingsgroepen (heidenen, in het Bijbelse jargon), springt eruit. Zoals Jezus een Jood was, waren zijn leerlingen dat ook. Maar al snel gingen ook niet-Joden erbij horen. Dat zorgde voor discussie over de vraag in hoeverre voor deze nieuwelingen de Joodse reinheidswetten golden én natuurlijk over de pijnlijke hamvraag, of zij – tenminste de mannen – ook besneden moesten worden.

Later ontstonden er andere twistpunten. Die hadden betrekking op de eventuele goddelijke status van Jezus. Was Jezus nu een bijzonder mens of was hij God, of allebei, maar op wat voor manier dan? Voer voor theologen, die elkaar naar goed kerkelijk gebruik de tent uitvochten.

Toen het christendom na ruim driehonderd jaar de officiële godsdienst van de macht werd, drong de keizer aan op kerkelijke eenheid. Ondanks keizerlijke druk, hadden de theologen nog zo’n anderhalve eeuw tijd nodig voordat ze, na diverse vergaderingen (concilies), één verbindende orthodoxe geloofsbelijdenis opstelden. Jezus kreeg daarin een goddelijke status. Zij die er anders over dachten en Jezus vooral als een bijzondere profeet zagen, heetten nu opeens ketters.
Maar: “is het juist als met meerderheid van stemmen wordt uitgemaakt wat ‘orthodox’ is? Hoeveel ruimte is er voor bezinning als onder invloed van de keizer wordt vastgesteld wat men moet geloven? En hebben dan de andersdenkenden die het veld moesten ruimte een onjuiste mening?“, vraagt Verhoef zich terecht af (p. 61).

Hij laat vervolgens zien dat het verschil tussen de orthodoxe conciliechristenen en ketterse christenen ook een geografisch karakter heeft. De ‘ketterse’ opvattingen vind je met name in de randgebieden van het Romeinse, later Byzantijnse rijk.

Dat was de situatie in de zevende eeuw, toen de Islam zijn stormachtige opkomst beleefde. Op het Arabisch schiereiland kwam Mohammed in aanraking met christelijke groeperingen die Jezus als profeet zagen en minder ophadden met de officiële vergoddelijkte Jezus. Deze groepen stonden daardoor open voor de nieuwe leer die Mohammed introduceerde. Het verklaart misschien ook waarom de islamisering van deze streken zo snel en vlot verliep.

maandag 10 mei 2021

Curieuze kostgangers Gods


Calvinistische Biblebelt-ers, evangelische eindtijdpredikers en katholieke sektes dat samen in een netwerk van radicaalrechtse populisten met tentakels naar Russische geldschieters en Amerikaanse Trumpianen. De journalist Sander Rietveld maakt het min of meer overzichtelijk in zijn boek 'Nieuwe kruisvaarders'. Soms flink verontrustend. Karel Smouter vraagt zich op in de NRC van 11 maart in zijn recensie van van Rietvelds boek af of de geschetste beweging niet alweer op zijn retour is........laten we het hopen.

Zou het bijvoorbeeld ook zo kunnen zijn dat de gesignaleerde trend alweer op zijn retour is? Zoals we ook van de neocons van Bush en de Tea Party die daarop volgde nog maar weinig vernemen?

In Amerika wordt intussen al gesproken over de rise of the religious Left, die zich in het voetspoor van de devote katholiek Biden zou beginnen te manifesteren. En in evangelical Amerika wordt na vier jaar Trump ook veel aan soul searching gedaan. Hebben we niet tóch op het verkeerde paard gewed? Zo bezien zou je het geraas van Trumps evangelical strijders ook, zoals documentairemaker Michael Moore het ooit zei, als het geluid van een stervende dinosaurus kunnen zien.

Ook in Nederland lijkt de flirt met radicaal rechts onder christenen over zijn hoogtepunt heen. Hoewel bij vorige verkiezingen in sommige typische Biblebelt-plaatsen inderdaad een duidelijke verschuiving naar eerst de PVV – voorzichtig – en vervolgens FvD – al uitgesprokener – te zien was, liet recent onderzoek juist ook een andere trend zien. Slechts twee procent van kerkgaande christenen overweegt volgens een recent onderzoek van enkele christelijke media nog op FvD te stemmen, terwijl de VVD vijf maal zoveel christelijke kiezers trekt. Onder jongeren is het anti-populistische D66 zelfs de tweede partij, achter de ChristenUnie.

vrijdag 7 mei 2021

Kunst, list, bedrog en het grote geld

Amsterdamse tram met Moco-reclame.
Foto Julie Hrudová / ANP

En anders dan bij de prijsvorming van bijvoorbeeld auto's of wasmiddelen wordt de prijs van kunst bepaald wat één koper ervoor wil betalen of die nu wordt opgejaagd door een andere koopgrage verzamelaar of niet. (op pagina 384 van 'Tussen kunst en cash. Hoe geld de Nederlandse kunstwereld corrumpeert' van Pieter van Os en Arjen Ribbens)

De berichten over Tefaf, het Stedelijk Museum en Jan Six haalden ook The New York Times. Een museum dat zich in de luren laat leggen door een verzamelaar met een valse Mondriaan; verzamelaars en sponsors die zich vierkant achter de directeur van een publieke instelling opstellen omdat zij hun gids is op de kunstmarkt; toezichthouders die gebruikmaken van voorkennis; Tefafdeelnemers die de ethiek van hun vakgebied uit het oog verliezen; prinsen en prinsessen die profiteren van het lakeiengedrag van bewindslieden; een handelaar wiens voorvader door Rembrandt is geportretteerd en die met een nieuw ontdekt werk van de wereldberoemde schilder tegen een beschuldiging van bedrog aanloopt [  ]

Zo vatten de twee journalisten Van Os en Ribbens hun boek in de epiloog  samen. Het gaat over topkunst of tot top gehypte kunst. Een aantal verhalen kende ik al maar er waren voor mij ook nieuwe bij die me op z'n minst verbaasden. 'Waar geld is, is kunst' gaat voor alle tijden op, steeds weer in een andere gedaante, in deze bundel wordt een tipje van de sluier opgelicht over hoe dat in deze tijd werkt.

maandag 3 mei 2021

Gaat heen en geef in overvloed


“Allenig een offer zal voortijds uw ondergang stoppen,
en ’t moet een offer zyn van velen.
Gaat heen en geef;
gaat heen en geef in overvloed.”

Na de reis met de Orakel naar Sint Petersburg in 1716
kreeg Jacoba Hopman deze profetie
 in de kapel van de Sint Jeroen te Noordwijk

En 300 jaar later wordt er weer een offer verlangd. Nu begint het in een bollenveld in Noordwijk waar het schip de Orakel ineens is opgedoken. Er gaat dan een verhaal van start over de god van het oude Doggersland, een geheime afdeling van de geheime dienst, een Arabische sjeik die een journalist laat verdwijnen, een olieplatform en nog veel meer dat allemaal verband met elkaar houdt.
Ongeloofwaardig......echt niet, in 'Orakel' laat Thomas Olde Heuvelt het allemaal leven. Ik moest doorgaan met luisteren, meegaan naar de wereld die offers verlangt.

Joyce Roodnat schreef in NRC (en let op de laatste twee zinnen!):
Er zijn vele verhaallijnen en Olde Heuvelt houdt ze vaardig in de hand. Geen onderwerp of hij weet er veel van, van historische scheepsbouw, militaire operaties en klimaatcrisis tot het agressief functioneren van de geheime dienst. Soms leidt die kennis tot een overvloed aan associaties en aardige maar nodeloze details. Soms bewandelt hij een zijpad te veel.

Maar in de apotheose trekt hij alles strak. Daar herrijst een mammoet, die rondliep op de vlakte waar de Noordzee zou ontstaan, als levend booreiland: de arena voor het noodzakelijke duel met het Kwaad. Ook de bulderende Noordzee haalt zijn gram – waarmee ook de watersnoodramp, Nederlands nationale trauma, wordt geadresseerd.

Thomas Olde Heuvelt is een sensitieve schrijver. Geluid, geur, kleur, gevoel in vingertoppen – alles doet mee in de horrorscènes die hij smikkelend optast. Achteloos, bijna per ongeluk, onthult hij de essentie van wat hij doet. Gruwel slaat toe, weerzinwekkende wezens dringen zich op. Maar „onder hun monsterlijke uiterlijk waren het nog altijd mensen”. Zij zijn als wij. Dat is het ergste.