Ken je Plaats: Wereldbeeld, Identiteit en Conflict, 1550-1650


Collegejaar 2020-2021, semester II, blok 2 (april-mei 2021)
Djoeke van Netten en Jonas van Tol

Wie ben ik en waar ben ik thuis? Waar liggen mijn wortels? Bij wie hoor ik? Hoe verhoud ik me tot mensen uit andere gebieden of met andere geloven? De vroegmoderne Nederlander werd gedwongen opnieuw na te denken over deze fundamentele vragen. Het Middeleeuwse wereldbeeld ging radicaal op de schop. Zo gingen humanisten en historici op zoek naar de Bijbelse of klassieke wortels van hun ‘natie’, heroverwogen theologen de relatie tussen het wereldlijke en het goddelijke, en twistten astronomen over de plaats van de aarde (en dus de mens) in het universum. Door de opkomst van de boekdrukkunst en ontwikkelingen in de cartografie werden deze nieuwe wereldbeelden bovendien steeds toegankelijker.

Al deze ontwikkelingen waren zeker niet slechts theoretisch, de verschillende antwoorden op bovenstaande vragen hadden een enorme impact op het leven en denken. Ze werden zo belangrijk gevonden dat ze bloedige conflicten ontketenden en mensen op de vlucht sloegen, die soms zelfs aan de andere kant van de wereld terechtkwamen. Het leven in de Nederlanden transformeerde voorgoed.

In deze collegereeks wordt dat veranderende wereldbeeld in de vroegmoderne tijd in al haar diversiteit behandeld. Vanaf lokale en nationale identiteiten via de plaats van Nederland in een veranderend Europa naar een mondiaal en zelfs ‘universeel’ perspectief.


I

Wie zijn ‘wij’?
Theorieën over grenzen en identiteit

 

 Grenzen en steden

II

De stad als republiek:
lokale identiteit in vroegmodern Europa

III

‘Mijn geliefde vaderland’: ideeën over de natie vóór de tijd van de natiestaat

 

 Landen van herwarts over

IV

Wat zijn De Nederlanden?
Verschuivende grenzen

V

 Nederlanders ‘ontdekken’
de wereld 

 De wijde wereld in

VI

Transnationale verknopingen: de Nederlanden en de Europese Religieoorlogen

 

 Religie op Europese schaal

GC

De Eerste Vluchtelingencrisis?
Reformatie en Gedwongen Migratie

VII

Wereldkaart
en wereldbeeld

 

Aarde en zon

VIII

Waar draait het om? Hemeltekens en waarom Copernicus (geen) gelijk kreeg



Tentamen
Vraag 1 
Verhalen spelen een belangrijke rol bij het vormen van een gevoel van verbondenheid met mensen die je niet persoonlijk kent. Leg uit welke rol Bijbelse verhalen speelden bij het versterken van lokale, nationale en transnationale identiteiten in vroegmodern Europa.  
****
Meerdere antwoorden mogelijk: Het ideaal van het Nieuwe Jeruzalem (uit de Openbaringen) wordt ‘in de praktijk gebracht’ in o.a. Münster en Genève (lokaal); Sodom en Gomorra zijn daarentegen voorbeelden van slechte steden (lokaal); De Tuin van Holland is gebaseerd op het Paradijs uit Genesis (lokaal of nationaal), Verschillende protestantse naties identificeerden zich als een uitverkoren volk net als het Bijbelse volk van Israël (nationaal); de Duitse taal werd geïdentificeerd als de oertaal die werd gesproken voor de taalverwarring bij het bouwen van de Toren van Babel (nationaal); de ballingschap van de Israëlieten in Egypte en Babylon vormde een inspiratiebron voor religieuze vluchtelingen (transnationaal); ook martelaarschap kon als voorbeeld dienen voor vervolgde groeperingen (lokaal of transnationaal); tijdens religieuze oorlogen werd verwezen naar Bijbelse voorbeelden van momenten waarop God ingreep in de strijd – de strijd tussen David en Goliath wordt bijvoorbeeld vergeleken met de Opstand en Mozes bij de Rode Zee met het verslaan van de Armada (nationaal); De vijand kon ook in Bijbelse termen worden beschreven, bijvoorbeeld de Paus als Antichrist en Alva als Nebukadnezar (transnationaal). Het Mirakel van Amsterdam en beschermheiligen zijn strikt genomen niet Bijbels, maar zijn wel goed gerekend (lokaal).

Vraag 2 
Leg uit hoe stereotypering samenhangt met identiteitsvorming aan de hand van enerzijds de stereotype Nederlander en anderzijds Nederlandse stereotypen van buiten-Europese volken. Onderbouw je antwoord met concrete en relevante voorbeelden uit de periode 1550-1650. 
*******
Identiteit komt tot stand in de confrontatie (contact), veelal aan de grens. Definiëren eigen identiteit ten opzichte van de andere, afzetten tegen de ander. Stereotypen maken dat afzetten makkelijker(er) en duidelijk. Wij zijn anders, beter dan zij. Daar ontstaat ook een hiërarchie, superioriteitsgevoel (dat er vóór 1600 nog niet of in ieder geval veel minder is) ten opzichte van ‘vreemde’ volken. [Die termen grenzen en hiërarchie zijn belangrijk in het antwoord.] Enerzijds stereotype Nederlander, verschillende voorbeelden mogelijk, bijv. verwijzen naar de Bataafse mythe, Romeinse tijd, Nederlanders als vrijheidslievend, dappere strijders. Of Guicciardini, die ook negatieve kenmerken noemt (vrouwen die veel te zeggen hebben, dronkenschap, etc.), die je dan weer af kunt zetten tegen andere Europese volken. Anderzijds stereotype buiten-Europese volken. Allerlei voorbeelden mogelijk, bijv. uit Linschoten of wat je zelf hebt gedaan voor de ontmoetingen overzee-opdracht. Moet wel een concreet voorbeeld zijn uit bijv. Afrika, Zuid-Amerika, ZO-Azië. Benoemen naakt, primitief, kannibalistisch, heidens. Ook afbeeldingen aan de rand van kaarten is een goed voorbeeld, mits benoemd wat daar dan te zien is.

Vraag 3 
Leg het verschil uit tussen de grens als zone en de grens als lijn aan de hand van de Nederlanden in de vroegmoderne tijd. Geef van beide een duidelijk voorbeeld en leg uit hoe deze grenzen werkten in de praktijk.  
**********
Een grens als lijn is een scherp en duidelijk afgebakend onderscheid tussen twee gebieden. Een grens als zone is het botsen en overlappen van twee verschillende invloedssferen. De twee bestonden volgens Peter Sahlins tegelijkertijd. Violet Soen benadrukt dat verschillende soorten grenzen elkaar overlapten en op verschillende momenten konden worden ingezet. Voorbeelden van een grens als zone zijn o.a.: culturele grenzen waar verschillende culturele identiteiten geleidelijk in elkaar overlopen; taalgrenzen waar de ene taal overvloeit in de andere via dialecten of waar meerdere talen werden gesproken; feodale grenzen waar families met land aan beide kanten van een landsgrens feodale banden heeft met meerdere vorsten; militaire grenzen of land dat door twee strijdende partijen geclaimd wordt. Voorbeelden van een grens als lijn zijn o.a.: de grenzen van een parochie die door gebruiken zoals ‘beating the bounds’ in stand worden gehouden; stadsmuren; ‘natuurlijke’ grenzen zoals rivieren; juridische grenzen; de lijnen die worden getrokken op kaarten; de grenzen die heel nauwkeurig worden bepaald in vredesverdragen.