vrijdag 30 oktober 2020

Spiegelen aan de rebellie

John Lothrop Motley is de welgestelde Amerikaan, die in de negentiende eeuw van de Nederlandse Opstand en het ontstaan van de Republiek zijn levenswerk maakte. In De Atlantische pelgrim beschrijft Jaap Verheul het leven en werk John Lothrop Motley (1814-1877). 
Thomas von der Dunk schreef er in de Volkskrant over:
" Dankzij Motley, wiens verhaal de abdicatie van Karel V (1555) tot de moord op Willem van Oranje (1584) bestrijkt, gold Nederland vanwege zijn verzet tegen de Spaanse tirannie voortaan als baken van vrijheid, en de Opstand als voorloper van de Amerikaanse Revolutie. Het Plakkaat van Verlatinghe stond gelijk aan de Declaration of Independence, Oranje aan Washington. Met weinig oog voor de feitelijke botsing tussen middeleeuws Nederlands particularisme en moderne Spaanse staatsvorming, en geen onderscheid makend tussen godsdienstige en wereldlijke motieven, trok Motley een directe lijn, waarbij het politieke project 'Verenigde Staten' als de superieure uitkomst van de botsing tussen vrijheidsdrang en despotisme werd gepresenteerd.
In zijn meeslepend geschreven biografie maakt de Utrechtse amerikanist Jaap Verheul duidelijk hoezeer politiek en geschiedschrijving verweven waren. Motley zelf, tussen Amerika en Europa heen en weer pendelend, was naast (succesvol) historicus ook (minder succesvol) diplomaat. Als gezant in Wenen en Londen tussen 1861 en 1870 had hij niet veel omhanden. Die tijd benutte hij voor archiefbezoek ten dienste van zijn levenswerk, waartoe hij zich al eerder in Europa gevestigd had.

Zijn politieke en historische opvattingen lieten zich niet scheiden, en de Burgeroorlog in zijn vaderland schemerde voortdurend door zijn opvattingen over het Nederlandse verleden heen. Behorend tot de elite van New-England was Motley conservatief, met een aan De Tocqueville herinnerende angst voor de populistische tendensen van democratie. Bevriend met Bismarck, deelde hij als protestant met de Duitse staatsman diens antisemitische en antikatholieke sentimenten. Motley was weliswaar fervent aanhanger van Lincoln, maar zijn afkeer van de slavernij betekende niet dat hij ook in sociale rassengelijkheid geloofde.
Belangrijk was voor hem het behoud van de Amerikaanse eenheid. Hier fungeerde de Nederlandse Republiek juist als afschrikwekkend voorbeeld: geen staat, maar een losse confederatie, met als grondslag slechts een verbond in plaats van een grondwet.


Een andere van de hand van René van Stipriaan verhelderende recensie stond in NRC.

woensdag 28 oktober 2020

Obsessie met het verleden

Munsterkerk in Roermond

De afgelopen  weken heb ik een paar boeken over de negentiende eeuw gelezen. Ze bevinden zich op het grensvlak tussen lezen voor de studie of voor 'iets' daar buiten. Op zich een niet zo erg zinnig onderscheid dat ik eigenlijk louter maak, omdat ik studieboeken slechts op een lijst in de rubriek "Mijn studiekast" wil vermelden. Maar daar ik mijn eigen gemaakte 'regels' met gemak kan overtreden, komen er gewoon blogs over dit soort boeken (als ik er zin in heb).

Allereerst het meest indrukwekkende werk 'Historiezucht. De obsessie met het verleden in de negentiende eeuw' van Marita Mathijsen Een lang fragment uit de recensie van Els Schröder op de site van het Nexus instituut.

De Franse Revolutie zette in heel Europa de deuren van archieven, bibliotheken en kunstcollecties open; de gewone man kreeg toegang tot het verleden. Er ontstond een grote behoefte de verbintenis van de nieuwe tijd met het verleden te bevestigen en de plaats van het zelfbewuste volk historisch te duiden; de democratisering van het verleden was een feit. In het kielzog van deze ontwikkelingen werd een infrastructuur voor historisch besef uit de grond gestampt: er werden standbeelden opgericht, herdenkingen georganiseerd, het onderwijs werd hervormd en de nationale geschiedenis werd herschreven. Doorslaggevend in de ogen van Mathijsen, was het ontstaan van een markt voor de historische roman die de zucht naar het verleden alsmaar aanwakkerde. Als geen ander beheerst literatuur immers het spel van de dubbeltijdigheid, waarbij de verbeelding van het verleden kan inspelen op het heden.


Op speelse wijze neemt Mathijsen de lezer op reis door de cultuurgeschiedenis van negentiende-eeuws Nederland en België. Het duurt niet lang voordat de lezer zich realiseert dat niets in ons huidige beeld van het verleden is wat het lijkt. De middeleeuwse gotische dom in Keulen? Afgebouwd in de negentiende eeuw aan de hand van bouwtekeningen uit de veertiende eeuw. De vesting van Carcassonne, het klooster op Le Mont Saint-Michel en de laat-romaanse Munsterkerk in Roermond? Restauratiewerk van Eugène Viollet-le-Duc en Pierre Cuypers, die resoluut de bestaande situaties omvormden naar hoe deze plaatsen eruit hoorden te zien naar de – niet noodzakelijk wetenschappelijk onderlegde – ideeën van hun tijd. Veel van de negentiende-eeuwse denkbeelden, vaak sterk nationalistisch georiënteerd, klinken nog altijd door in hedendaagse schoolboeken: Vondel is de grootste dichter die het Nederlandse taalgebied ooit heeft gekend en Willem de Zwijger is een gematigde en vrijzinnige man, geen opportunist.


Moeiteloos beweegt Mathijsen zich door de negentiende eeuw, waarbij ze ook probeert de confessionele strijd en de katholieke emancipatie in deze periode van reliëf te voorzien. Dit lukt niet altijd volledig: in het protestantse geweld van schrijvende dominees en dichtende schoolmeesters, raakt de enkele katholieke architect of schilder al snel overschreeuwd. Wel geslaagd is Mathijsens rehabilitatie van Lodewijk Napoleon. De Fransman, broer van de grote veroveraar en eerste koning van Nederland, blijkt cruciaal voor de gewone man in zijn toe-eigening van het verleden: hij opende het eerste gratis toegankelijke museum van Nederland en liet het icoon van de Nederlandse schilderkunst, Rembrandts Nachtwacht, hiervoor veiligstellen. [  ]

Natuurlijk heeft Mathijsen keuzes moeten maken. Hoewel het internationaal perspectief niet wordt veronachtzaamd, kan ze niet uitgebreid stilstaan bij de verschillen tussen de ontwikkeling van het historisch besef in Nederland en de rest van Europa. De aanloop naar de negentiende eeuw blijft buiten beeld. De enorme voorliefde van de negentiende-eeuwse literatoren voor de kunst en literatuur uit de Gouden Eeuw wordt aangestipt, maar niet uitgewerkt. Maar dit mag de pret niet drukken. Met Historiezucht heeft Marita Mathijsen een monumentaal en aansprekend boek geschreven dat zowel professionele historici als een breed publiek aanspreekt. Haarfijn ontmaskert ze niet alleen haar geliefde negentiende eeuw, maar ook onze eigen historiezucht. En hoe dat verleden van ons er dan uitzag? Dat is een vraag die alleen zorgvuldig onderzoek kan beantwoorden. Maar Historiezucht laat zien dat onze voorstelling van het verleden zonder onze negentiende-eeuwse voorgangers er heel anders had uitgezien.

En dan die laatste zin:
Historiezucht laat zien dat onze voorstelling van het verleden zonder onze 
negentiende-eeuwse voorgangers er heel anders had uitgezien.

dat is misschien wel het boeiendste van geschiedenis, hoe bepaalt de eigen tijd de kijk op het verleden. 

maandag 12 oktober 2020

Dert13n


 Beetje een vergissing deze, want niet echt mijn type boek. Te Amerikaans, te veel moorden, een enge seriemoordenaar. En toch afgeluisterd, op een of andere manier had het me te pakken en wilde ik weten hoe het allemaal in elkaar stak. Dertien van Steve Cavanagh voorgelezen door Louis van Beek.

dinsdag 6 oktober 2020

De Italiaanse schoonvader

Amper 100 pagina's is dit boek van Frida Vogels over haar schoonvader, maar wat een liefdevol en ontroerend portret. 

'De vader van Artenio', uit de recensie in De Groene

Als boerenzoon genoot Ennio’s vader een volstrekt gebrek aan achting in de familie van zijn vrouw. Zelfs zijn zoon keek op hem neer en was jaloers op Vogels, wier vader als directeur van een telecombedrijf tenminste wat voorstelde. De vader van Artenio bevat veel schrijnend-hilarische passages waarin Ennio kwaad wordt om zijn vaders gênante gedrag. Zo doopt die en plein public een soepstengel in een glas wijn. Ennio reageert ontsteld en trekt het glas uit zijn vaders hand, die zich daardoor niet van de wijs laat brengen: ‘Zijn vader schrok een beetje. Hij nam nog een stukje soepstengel, stak het in zijn mond, haalde zijn glas naar zich toe en nam een slok wijn. Hij keek naar Ennio. “Als je het niet netjes vindt om het in te dopen,” zei hij zachtjes, “moet je het zo doen, je maakt een soepje in je mond.” “Nee!” zei Ennio. “Maar als jij dat nu ook lekker vindt. Zo kan het heel goed.” “Ik vind het niet lekker!” zei Ennio.’

maandag 5 oktober 2020

Een toornige god

Illustratie Paul van der Steen

"Voor de buitenwereld is hij een patiënt, vanbinnen een toornige god, 
die de taal nog tot zijn beschikking heeft."

Bijna 6 uur lang door de voorleesstem van Hans Kesting in het hoofd van 'Cliënt E. Busken' doorgebracht. Dit boek van Jeroen Brouwers is geweldig, beklemmend, tenenkrommend en hilarisch. Beklemmend vond ik het vooral omdat het eigenlijk een hel is die hij beschrijft, oud, vastgebonden, weerloos met juist dat om je heen wat je beslist niet wil en ook nooit gewild hebt.

De woede is er nog. De oude heer genaamd E. Busken mag zijn dagen dan doorbrengen in een stoel in een verzorgingshuis, meestal onbeweeglijk vastgegespt, maar in het diepst van zijn gedachten is hij nog glashelder en, dankzij de meest gallische schrijver van het Nederlands taalgebied, fenomenaal vurig. Voor de buitenwereld is hij een patiënt, vanbinnen een toornige god, die de taal nog tot zijn beschikking heeft: ‘Wat beweegt is wat omgaat in mijn hersenkoepel.’ Uit de taal peurt hij lange filippica’s, hij boekstaaft de werveling van gedachten waarin herinneringen het heden in waaieren, of hij briest afgemeten een conclusie: ‘Mij vervult het allemaal met aan braakselopstuwing grenzende weerzin.’

Het is geweldig. Cliënt E. Busken, de nieuwe roman van Jeroen Brouwers (1940), is de monologue intérieur van een bejaarde man in rusthuis Madeleine, die zich in proustiaanse taal allerminst neerlegt bij zijn schromelijke uitdoving. Ware het niet dat hij er liever allang niet meer was, zo voegt hij met verbaal stampvoeten toe: ‘Doe mij liever nu meteen stampende pede de milde spuit.’ Ware het bovendien niet dat zijn communicatie zich tot de binnensmondse monoloog beperkt: sinds hij vastgebonden zit, fingeert hij volledige, doodstille stomheid. Zijn lichaam valt intussen ten prooi aan aanzwellende tremors. Op faxrollen schrijft hij nog grote werken, al zijn die voor de buitenwereld niet meer leesbaar.
NRC 'Jeroen Brouwers slotakkoord is groots en fenomenaal vurig' - Thomas de Veen

donderdag 1 oktober 2020

Nation of Fear

Op de vlucht voor Islamitische Staat (IS) zijn veel yezidi-vrouwen vanuit Sinjar in de Iraaks-Koerdische stad Dohuk terechtgekomen. Beeld afp

'Nation of fear' dat ik las ik in een verslag van een gesprek tussen journaliste Judit Neurink en programmamaker Sakir Khader over journalistiek in Irak:
Sakir Khader benadrukte hoe indrukwekkend de veerkracht van de Irakezen is maar liet ook weten dat er wellicht weinig reden tot optimisme is. “Irak is een nation of fear, gecreëerd door Sadam Hussein. Vervolgens heeft IS dat beleid doorgezet. Het maakt dat Irakezen bang zijn om zich uit te spreken en in angst leven.” 
Die beklemming spreekt ook uit 'Geweld is nooit ver weg' het boek waarin Judit Neurik verslag doet van haar contacten in een periode van tien jaar in elf steden in Irak waarin ze woonde en werkte. 
Adri Altink schrijft in Literair Nederland:
Het is schrijnend te lezen dat Irak, dat ‘ooit het Arabische land was met het beste onderwijs, het laagste analfabetisme en de snelste modernisering’, nu een tekort aan alles heeft. Het is een triest vooruitzicht dat daar weinig verandering in te verwachten valt. ISIS (in Irak Daesh geheten) mag dan grotendeels van de kaart zijn gevaagd, Neurink verhaalt hoe veel van de aanhangers ontsnapt zijn, hoe deradicaliseringsprogramma’s mislukken en hoe gevangenissen vol zitten met in schijnprocessen veroordeelden die daar zinnen op wraak. Het gevaar is groot dat het de nieuwe strijders van ISIS zullen zijn zodra ze vrijkomen: ‘In de kampen groeit een nieuwe, nog gedrevener generatie op, terwijl in de gevangenissen de nieuwe leiders worden gevormd’.
Er lijkt geen hoop te zijn. Wat Neurink met ons deelt is haar wanhoop. En daar ga je je als lezer nog machtelozer van voelen dan je al was.