dinsdag 21 januari 2020

Genetische modificatie

In  'Natuur in mensenland'  de essayverzameling van Martin Drenthen ben ik nu begonnen met  de zevende beschouwing 'Mensenwensen en de natuur als het andere'.  Het gaat direct weer goed van start met het tegenover elkaar zetten van zienswijzen over genetische modificatie. Vaak wordt daarover gedebatteerd alsof men namens 'de natuur' spreekt, alsof men die moet verdedigen, terwijl het in feite gaat over de eigen opvatting van wat natuur is of zou moeten zijn.

Wanneer activisten protesteren tegen genetische modificatie als een “onnatuurlijke” ingreep in het leven, dan beroepen ze zich eigenlijk op een idee dat de natuur een ordening kent waar een dergelijke ingreep tegenin zou druisen; een begrip van natuur dat [   ] in onze tijd verre van vanzelfsprekend is. Denk aan een biotechnoloog die besluit om een gen uit het dna van een kwal te halen dat kwallen in staat stelt om licht te geven in het donker en om dit gen vervolgens via allerlei laboratoriumtechnieken in te bouwen in de cel van een bacterie zodat ook die lichtgevend wordt. Er is niets in ‘de natuur’ dat zoiets verhindert; er wordt daarbij geen enkele natuurwet overtreden. De reden waarom sommigen dit biotechnologisch veranderen van de code van het leven tóch onnatuurlijk noemen is omdat ze menen dat de bestaande natuurlijke ordening op de een of andere manier gerespecteerd dient te worden zoals ze is, bijvoorbeeld omdat deze de ‘schepping’ van God zou zijn waar je niet zomaar iets aan zou mogen veranderen. Er bestaat overigens ook een seculiere versie van zo’n argument: dat ervan uitgaat dat alles in de natuur bestaat om een reden die we niet altijd volledig begrijpen, en dat met het veranderen van het genetische bouwplan daarom een gevaarlijk spel gespeeld wordt dat de natuurlijke samenhang dreigt te verstoren.

Maar tegenover deze normatieve wereldbeelden staan andere interpretaties van de morele betekenis van natuur. De moderne visie die stelt dat de bestaande ordening een toevallige uitkomst is van een evolutionair proces dat ook anders had kunnen verlopen. Zo beschouwd is de genetische modificatie van organismen slechts een voortzetting van wat de natuur zelf al miljoenen jaren doet, en is er geen diepere reden waarom de organismen die door de evolutie zijn geproduceerd wezenlijk zouden verschillen van organismen die door de moderne biotechnologie kunnen worden gemaakt. Sommigen menen zelfs dat het juist in de aard van de mens ligt de wereld om zich heen te veranderen, te verbeteren wellicht?

Hierna gaat Drenthen verder over de herinrichting van het landschap en de waarde van 'natuur' daarin, het eigenlijk onderwerp van het boek. Het moreel genetische zijstapje wilde ik niet verloren laten gaan.