maandag 28 december 2020

De kunst van het kijken


Vanmorgen heb ik de OU module letterkunde afgesloten. Voor het proeftentamen had ik een mooie acht. De OU heeft het mogelijk gemaakt het officiële tentamen thuis online te doen. Heel fijn, maar aan allerlei, best begrijpelijke, vereisten kan ik niet voldoen. Misschien pak ik het later na corona nog eens op, nu weer door.

 

En dan vooral door met die onderdelen uit het cultuurwetenschappen bachelor- en masterprogramma, die mijn volle belangstelling hebben. Het gaat er mij niet om een propedeuse of bachelor bij elkaar te leren, die knikkers heb ik niet nodig meer, het spel, dat is waar het nu om draait. 
Op de pagina 'Studiepad' staat wat voor leuks ik mezelf in het vooruitzicht heb gesteld. Het komend half jaar wil ik naast een Open Universiteit module ook twee collegereeksen uit het open programma van de Universiteit van Amsterdam proberen.

Morgen mijn echte start van de OU-module 'Inleiding kunstgeschiedenis 1': De kunst van het kijken

Sandro Botticelli, Maagd met kind en zingende engelen, 1477

zaterdag 26 december 2020

Florence, broeinest van de wedergeboorte

L’Arte sa nuotare (Kunst kan zwemmen) - Blub - Urban kunstenaar van Florence

In de 'De geniale stad' van Koen De Vos gaat het niet in de eerste over de kunstwerken die tijdens de renaissance (1300-1600) in Florence tot stand zijn gekomen. Ze komen wel langs, maar de focus ligt op de vraag waarom juist in Florence, in die tijd, de kunst en architectuur zo tot bloei konden komen. Bij sommige analyses van De Vos heb ik vraagtekens, maar dat verhoogt juist het leesplezier, zijn betoog zet aan tot nadenken en verder onderzoek.

Hoe komt het dat Firenze in de XVe eeuw 
zoveel genieën voortbracht op gebied van kunst? 

In zijn boek ‘De geniale stad’ gaat Romaans filoloog en creativiteitsadviseur Koen De Vos op onderzoek uit naar de exacte omstandigheden die het mogelijk maakten om in een enkele stad zoveel genieën op zo’n korte tijd te ‘produceren’. Het blijkt alleszins geen toeval te zijn, zo betoogt hij, eerder een ideale samenloop van omstandigheden en evoluties, die reeds latent aanwezig waren, en culmineerden in een ideal storm waarvan de rimpelingen nog steeds duidelijk voelbaar en zienbaar zijn in de hedendaagse maatschappij.

Koen De Vos haalt 9 evoluties aan die de stad tot een ideale, en in die tijd unieke broeihaard van creativiteit en innovatie maakten. Van het wat bizar ogende politiek systeem, dat een ‘regering’ om de twee maanden verving; tot de magische wisselwerking tussen verschillende standen en métiers, onder meer gedreven door de uiterst democratische inslag van het politieke systeem in Firenze; maar evengoed gestimuleerd door de stedenbouwkundige eigenschappen van de stad, die dialoog en constante ontmoetingen tussen burgers van alle standen nagenoeg onvermijdbaar maakten. De invloed van Cosimo de Medici, de verlichte maar op de achtergrond blijvende regeerder van de stad, was ongetwijfeld beslissend voor deze evolutie, maar zijn artistiek mecenaat was zeker niet de enige factor. Zelfs de geopolitieke evolutie, met de dreiging van de inval van het Ottomaanse rijk in Byzanthië, had verrassend genoeg een impact op de bloei van Firenze. Het knappe aan de analyse van Koen De Vos is de holistische insteek ervan, het feit dat geen onverdachte -of zelfs verdachte- mogelijkheid van een bepalende invloed ongemoeid wordt gelaten. Elke steen wordt omgedraaid, om het zo maar te zeggen.

Zijn project was van meet af aan ambitieus, laten we wel wezen. De geschiedenis van een stad, en hiermee de kiemen van de Renaissance, in een 300-tal pagina’s levendig en kleurrijk te schetsen, het is een prestatie van formaat. Dat hij zijn initiële ambitie met zoveel overtuiging waar maakt, komt mede door zijn achtergrond als hedendaags denker over creativiteit en innovatie. Zijn betoog is dan ook doorspekt van voorbeelden en kennis uit de laatste decennia, en biedt hierdoor juist een heel originele inkijk in de omstandigheden die het mogelijk maakten om zoveel geniën in een enkele stad tot bloei te laten komen. Een stad, in een eeuw, die nog steeds tot de verbeelding spreekt

vrijdag 25 december 2020

‘Let the roar of the tiger lead the way’

Raden Saleh, Boschbrand, 1849, 300 x 396 cm, tentoongesteld in de National Gallery Singapore

Op 7 oktober 2016 schrijft Arjen Ribbens in het NRC:

Dit is een artikel over wat, met enige overdrijving, een Oranje-traditie kan worden genoemd: het voortvarend afstoten van kunst, zonder veel rekening te houden met kunsthistorische gevoeligheden. Gebeurde dat in het verleden op veilingen, en met goede doelen als bestemming voor de opbrengst, recentelijk is een grote hoeveelheid kunst uit de nalatenschap van prinses Juliana ondershands verkocht, zonder charitatief oogmerk. Naast de tijgers van Raden Saleh ook een map met 1.200 zeventiende- en achttiende-eeuwse tekeningen van de stad en de provincie Utrecht, aan een particuliere verzamelaar. Nederlandse musea die deze kunst graag in hun collectie hadden willen opnemen, zeggen niet te zijn benaderd door het hof
Dit zou zomaar weer over het 'Oranje Zwartboek' van Gerard Aalders kunnen gaan, maar toch niet. Ik luister en lees in combinatie 'De wraak van Diponegoro' van Martin Bossenbroek. En daar komt al snel de familie Oranje weer om de hoek kijken.

 Pronkstuk Singapore
21 augustus 2018
 De kleuren spatten minder van het doek af dan de website doet vermoeden, maar de scène is en blijft van een ongekende dramatische kracht. Boschbrand is het absolute topstuk van de National Gallery Singapore. Dat blijkt al uit de bijzondere bewegwijzering. ‘Let the roar of the tiger lead the way’, staat er in kloeke letters op de trap naar de South East Asia-afdeling, met daarboven een opgeblazen uitsnede van leuning tot leuning. Het schilderij zelf vult een volledige wand, één en al dreiging en beweging van vloer tot plafond. Centraal staan, of beter gezegd hangen, twee tijgers en twee buffels, in paniek gevlucht voor het razende vuur en nu onderling vechtend aan de rand van de afgrond. Marie-Odette Scalliet heeft gelijk. Het is Raden Salehs Nachtwacht.
Maar waarom hangt dit meesterwerk van de Javaanse virtuoos in vredesnaam hier, en niet in het Rijksmuseum in Amsterdam of het Museum Nasional in Jakarta? Het antwoord veroorzaakte een kleine twee jaar geleden de nodige ophef. Op 7 oktober 2016 bracht nrc een vier pagina’s groot artikel onder de pakkende kop ‘Geen Oranje wilde twaalf vierkante meter tijgers’. In een onthullend verslag werd Scalliet, oud-conservator van de Leidse universiteitsbibliotheek, door redacteur Arjen Ribbens opgevoerd als tragische heldin.
Op 3 april 2007 beleeft zij haar kunsthistorische finest hour. In Paleis het Loo krijgt zij eindelijk het schilderij te zien waarvan iedereen het bestaan vergeten was. Boschbrand. Daar is het dan. Zij heeft het herontdekt. Een ‘joepiegevoel’. Weliswaar in verschrikkelijke staat – het doek heeft tijden opgerold en opgevouwen liggen schimmelen op koninklijke zolders – maar daar is iets aan te doen. In het Restauratieatelier Limburg wordt het grondig aangepakt. Drie jaar later is het weer toonbaar. Tot haar grote voldoening. En nu permanent tentoonstellen, adviseert ze het Koninklijk Huisarchief dringend, in het Rijks of een ander Nederlands museum. Het is een uniek schilderij, de laatste van de ooit dertien Raden Salehs in het bezit van de Oranjes.
Maar dan begint de tweede akte. In 2013 doet Scalliet een nieuwe, dit keer ontluisterende, ontdekking. De eigenaren, omschreven als ‘de veertien kleinkinderen van Juliana’, hebben het schilderij verkocht naar het buitenland, ‘naar verluidt voor een bedrag tussen de 3 en 5 miljoen dollar’. Ze is verbijsterd, maar staat machteloos. In 2014 presenteert de National Gallery Singapore trots de nieuwe gezichtsbepalende aanwinst.
Het nrc-artikel leidt tot grote verontwaardiging in kunstminnend Nederland – en tot hoongelach in hoger sferen. De geest van Raffles moet dubbel gelegen hebben van leedvermaak. Bij leven was hij, teruggeroepen uit Java, in 1817 tijdelijk in Europa. Hij bezocht toen ook Brussel, waar hij een knarsetandende ontmoeting had met de afwisselend daar en in Den Haag residerende Willem I – de nieuwe koloniale opperheerser. Onder diens leiding zou er niks terechtkomen van het zo veelbelovende Java, voorspelde hij na afloop bitter. De Nederlandse koning bleek alleen maar geïnteresseerd in ‘profit, and immediate profit’. Dat was volgens Raffles geen basis voor een goed werkend koloniaal bestuur.38
Dubbele genoegdoening dus twee eeuwen later. De eenentwintigste-eeuwse Oranjetelgen lijken de reputatie van hun aartsvader nog altijd eer aan te doen, en het tastbare bewijs hangt pontificaal in zijn bloedeigen Singapore. Daaraan kan alle commotie in Nederland niets meer veranderen. De koop is volgens de regelen der kunsthandel gesloten. En naar de Rijksvoorlichtingsdienst, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister-president eendrachtig verklaren, is dat gebeurd met inachtneming van alle voorgeschreven procedures, inclusief de verlening van een uitvoervergunning door de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer in Groningen.
(De wraak van Diponegoro, p. 36)

donderdag 24 december 2020

Een elegant mechaniek


"There’s something beautiful about viewing ourselves as elegant machinery. Input from the world is processed in our unique brains to produce the output that is our behaviour."

Op de site van 'Genetic Literacy Project' las ik het artikel van Hannah Crichlow over haar boek

 | December 10, 2020

"Many of us believe we are masters of own destiny, but new research is revealing the extent to which our behaviour is influenced by our genes.

It’s now possible to decipher our individual genetic code, the sequence of 3.2 billion DNA “letters” unique to each of us, that forms a blueprint for our brains and bodies.

This sequence reveals how much of our behaviour has a hefty biological predisposition, meaning we might be skewed towards developing a particular attribute or characteristic. Research has shown genes may predispose not only our height, eye colour or weight, but also our vulnerability to mental ill-health, longevity, intelligence and impulsivity. Such traits are, to varying degrees, written into our genes — sometimes thousands of genes working in concert."

In haar boek legt ze verder uit dat we niet geheel zijn overgeleverd aan het lot dat onze genen voor ons in petto hebben. Binnen de randvoorwaarden van onze aangeboren kenmerken hebben we nog veel mogelijkheden om te variëren. We zijn dan als het ware dat elegante mechaniek.

Het onderwerp interesseert me in hoge mate, daarom kon ik het boek wel waarderen. Echter Critchlow kwam niet echt met iets nieuws of een spitsvondige uitleg. Kampioen is wat dat betreft nog steeds de Ierse geneticus en neurowetenschapper Kevin Mitchell met het boek 'innate'.

woensdag 23 december 2020

Hoe Drenthe arm bleef

Overijssel, Drenthe; Franz Johan Joseph Von Reilly - 1791
Kopergravure verschenen in "Schauplatz der fünf Theile der Welt", Vienna, 1792.

Ik ben begonnen met 'Het lege land. De ruimtelijke orde van Nederland 1798-1848' van Auke van der Woud. Na de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1648-1795) is er veel gehannes met de indeling van departementen, gewesten, provincies tijdens de verschillende machtswisselingen en regeringsvormen rond het begin van de 19-de eeuw. 
Over Drenthe las ik onder meer dit:
In 1809 hield de landdrost van Drenthe, de hoogste gewestelijke functionaris, voor de koning tevergeefs een pleidooi voor een grenswijziging met Noordwest-Overijssel, zodanig dat het zeer onderontwikkelde Drenthe niet alleen in bezit zou komen van een vruchtbare kleistreek maar ook, veel belangrijker nog, zelf aan zee zou komen te liggen, iets wat voor de departementale economie een stimulans zou zijn: Overijssel was immers voor Drenthe vanouds een tolbarrière van belang. Niet alleen Lodewijk Napoleon, maar ook de Grondwetgever van 1815 hield echter deze structureel zwakke positie van Drenthe in stand door de grens te laten zoals die was.

zondag 20 december 2020

Een wonderlijke ‘sterrenstatus’




Gerard Aalders twitterde vrolijk dat toen Willem-Alexander en Maxima, die ondanks de coronamaatregelen doodleuk naar hun villa in Griekenland waren gevlogen, uitstekende reclame maakten voor zijn juist uitgekomen 'Oranje Zwartboek'. En zo is het maar net, want ik ben het gaan lezen. Erg onthullende is het allemaal niet wat Aalders schrijft over ruim twee eeuwen durende Oranjepoppenkast. Toch blijft het verbijsteren dat het nog steeds bestaat, de zelf verrijkende, nietsnuttende, monarchie.

Helaas loopt het relaas van Aalders op veel plekken vast in zijn verontwaardiging. In NRC schreef Titia Ketelaar:


Bij de Oranjes gaat het altijd om geld

Aalders valt [ ] met de deur in huis: de ‘sterrenstatus’ van de koninklijke familie is ‘een wonderlijk fenomeen’, vooral omdat ‘ieder normaal mens met een min of meer voltooide basisopleiding’ kan wat Willem-Alexander doet. Bezigheden als glimlachen, handen schudden en ‘minzaam wuiven’ leiden bij anderen dan van koninklijk bloed niet tot ‘uitbarstingen van gejuich en exorbitante, soms compleet infantiele aanhankelijkheidsbetuigingen’. Toch dicht hij de voorgangers van de huidige koning invloed toe.

Op de vraag wat de familie Nederland heeft opgeleverd, is Aalders weer stellig: niets. Hij illustreert dat met een lijvige beschrijving van wat er in zijn ogen allemaal mis is met de Oranjes: van Willem I (schulden) tot Willem-Alexander (vakantiehuizen), met extra aandacht voor prins Bernard, over wie Aalders eerder schreef. Hij blijft alleen steken in zijn verbazing over ‘een pers die de monarchie verheerlijkt, ook als er niets te berichten is’, in zijn irritatie over ‘de Orangisten’ in de Tweede Kamer die nooit echt kritisch zijn, en in zijn verbijstering over een volk dat ondanks de opgesomde talloze misstappen blind blijft geloven in de monarchie.



woensdag 16 december 2020

Katholiek tegen de verdrukking in

In 1640 liet de vermogende familie Van der Dussen uit Delft zich al musicerend portretteren door Hendrick Cornelisz. van Vliet. Michiel van der Dussen, afkomstig uit een eeuwenoud Delfts regentengeslacht, was overtuigd katholiek. Het is dus niet verwonderlijk dat het familieportret bol staat van de katholieke symbolen. Een daarvan is het opengeslagen muziekboek voor basstem op de lessenaar, waar vader Van der Dussen naar wijst. Het boek ligt opengeslagen bij een lied 'In festo S. Michaelis', een gregoriaans antifoon dat in de traditionele katholieke liturgie werd gezongen op de feestdag van deze heilige, naar wie Michael van der Dussen was vernoemd. De noten en de tekst zijn duidelijk leesbaar: 'factum est silentium in coelo'. Het schilderij wekt de indruk dat Van der Dussen en zijn oudste zoon op het punt staan dit stuk te gaan uitvoeren.
Bovenstaand fragment komt uit 'Katholiek in de Republiek. De belevingswereld van een religieuze minderheid 1570-1750' van Carolina Lenarduzzi.

De aflevering van de podcast van de Universiteitsbibliotheek Leiden waarin de schrijfster geïnterviewd wordt zo ingeleid:

Na de tachtigjarige oorlog werd de gereformeerde kerk de publieke godsdienst van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. [  ]

Lenarduzzi promoveerde twee jaar geleden op een onderzoek naar godsdienstvrijheid in de Republiek. In haar boek ‘Katholiek in de Republiek’ nuanceert ze het beeld dat veel mensen hebben over de Republiek, namelijk als vrijhaven waar gelovigen van alle denominaties vreedzaam samenwoonden. ‘Er was weliswaar gewetensvrijheid, maar er was geen vrijheid van godsdienstuitoefening. Dus voor die katholieken stelde de gewetensvrijheid eigenlijk niet zoveel voor.

Marijke Laurense spreekt in Trouw van 'Een verrukkelijk boek' en daarmee heeft ze meer dan gelijk. Het boek geeft een onderbouwde andere kijk op de Republiek die bekend staat om de tolerantie. Daar valt ten aanzien van de katholieke minderheid, die in een aantal gebieden zelfs geen minderheid was, nogal wat op af te dingen. Als samenvatting een gedeelte uit de Trouw recensie.

Lenarduzzi zocht het allemaal uit aan de hand van een fraaie verzameling historische egodocumenten: dagboeken, pamfletten, martelaarsbiografieën, liederen, tekeningen van voorheen luisterrijke interieurs van leeggeroofde en geconfisqueerde kerken, herinneringen aan processies en bedevaarten toen die nog mochten... Maar ook kleding, lichaamstaal en familieportretten blijken verbazend veel te vertellen over de katholieke identiteit en subcultuur in de Republiek. Hoogtepunt van haar onderzoek is de reconstructie van het Nederlandse ‘klanklandschap’, voor- en nadat de gereformeerde synode klokgelui, orgelspel en meerstemmig gezang aan banden had gelegd.

Opvallendste conclusies

Lenarduzzi’s belangrijkste conclusie is dat de katholieke minderheid zich niet onder liet schoffelen en bijzonder vindingrijk en zelfbewust werd, juist tegen de verdrukking in. Dat betekende overigens niet dat iedereen altijd op dezelfde lijn zat. Wat te doen bijvoorbeeld met relieken als de nog altijd prachtig witte tanden van Thomas van Kempen? Moesten ze naar een veilig katholiek buitenland worden gesmokkeld of hadden ze nog wonderen te verrichten in het ketterse Zwolle? En mochten de ‘kloppen’ (kloosterloze nonnen) nu wel of niet de mis zingen? De onderlinge meningsverschillen zouden uiteindelijk in 1723 zelfs leiden tot een scheuring tussen de roomse en de oud-katholieke kerk.

Een tweede interessante conclusie is dat ook katholieken veelal loyale vaderlanders en Oranje-aanhangers waren, die bijvoorbeeld in het rampjaar 1672 niets moesten hebben van het wangedrag van de Franse ‘bevrijders’, hoe katholiek die ook waren. De protestantse angst voor een katholieke vijfde colonne was dus lang niet altijd gegrond.

zondag 6 december 2020

Schaduwstad

In februari van dit jaar heb ik geluisterd naar 'Het feest' het succesboek van Elizabeth Day. Dat is me prima bevallen. Ik was dan ook blij verrast toen ik van dezelfde schrijfster bij de nieuw verschenen audioboeken in Kobo Plus 'Schaduwstad' zag staan. Even dacht ik dat het de opvolger van Het Feest is, maar nee, 'Schaduwstad' kwam al in 2015 uit. Door het succes is men ook eerder werk van Day gaan vertalen en ook gaan voorlezen.
Het boek zelf vond ik heerlijk, kijken in 4 totaal verschillende levens die toch met elkaar te maken krijgen. Feelgood, want ondanks alles is er voor iedereen een happy end. Dat was het verhaal dus, het voorlezen vond ik een stuk minder. Willemijn de Vries mag dan bekend staan als  'Voice Over actrice', ik vind haar stem ronduit vervelend, ze brouwt en klinkt af en toe zelfs nasaal. Jammer, want een fijne, bij het genre passende stem verhoogt het literaire plezier.

Uit een NRC interview met de schrijfster:

In die roman verkent Day vanuit vier personages, elk met een eigen verhaallijn, het onderwerp verlies. Voornoemde zakenman, een uit Oeganda afkomstig lesbisch kamermeisje, een prille weduwe en een roddeljournaliste, allen Londenaren, zijn iemand kwijtgeraakt. Ze rouwen en vragen zich af of zij schuldig zijn. Zij vinden elkaar – en daarmee zichzelf. Zoetelijk is de roman geenszins, daar is Day de schrijver niet naar, maar een bepaalde verzoeningsgedachte, met het lot, zichzelf en anderen, zit er wel in.

Iedereen is beschadigd of op zijn minst getekend door het leven, en heeft daardoor onaardige kanten. Ik verken in mijn romans de donkere kanten van de mensheid, van mezelf

Day: „Daar geloof ik in. Kijk, iedereen is beschadigd of op zijn minst getekend door het leven, en heeft daardoor onaardige kanten. Het gaat mij erom dat die te verklaren zijn. Mensen doen niet zomaar rot, en kunnen veranderen. Ik verken in mijn romans de donkere kanten van de mensheid, van mezelf. Als een soort ontdekkingsreiziger.” Critici noemden haar figuren soms ‘te onaardig’. Naar haar idee is dat seksisme: een schrijfster moet, zoals alle vrouwen, „pappen, nathouden, gladstrijken”. „Maar het gaat me er niet om wie ‘de goede’ is. Die is er niet. Niets is waar, of alles. Iedereen heeft zijn eigen versie van gebeurtenissen.”

donderdag 3 december 2020

Sonja Barend

Het was een fijn interview in NRC van Coen Verbaak met Sonja Barend. Het gaat vooral over haar nieuwe kleine boekje, nog niet eens 100 pagina's, 'De appel in het paradijs'. Ik ben het gelijk gaan lezen....alsof je bij haar aan de keukentafel zit, zowat in één adem door van amusant naar ontroerend, van Corona-isolement naar haar Joodse familie in de oorlog. Er komt van alles langs.

Voor de sfeer een fragment uit het interview:

U werd in februari tachtig. In uw boek schrijft u: „Oud worden en oud zijn, ik geniet ervan”. Waar zit dat genot in?

„Dat je bijna alles in het leven beter begrijpt. Vroeger dacht ik: ik wil later niet zo’n oud verschrompeld mens worden. Nu ik dat eenmaal bén kan ik je zeggen: het valt reuze mee. Oud worden, ik kan het iedereen aanraden.”

Ze kijkt met verbijstering naar hoe oude mensen op televisie worden neergezet. „Alsof de ouderdom een schrikbeeld is. Je ziet nooit leuke oude mensen die naar hun leesclub gaan, die de kleinkinderen van school halen of op weg zijn naar het Stedelijk Museum. Ze zitten altijd in hun rolstoel bingo te spelen, in achterlijke kleren. Nooit een potje schaak. Het idéé dat ik later met een pluche beertje tegen mijn borst kinderliedjes zit te zingen. ‘En mevrouw Barend, lust u nog een glaasje limonade?’ Rot op!”

maandag 30 november 2020

Netsuke

Alhoewel ik nog nooit van 'netsuke' had gehoord, trok de aankondiging van de lezing bij de Vrije Academie m'n aandacht. 

Maak kennis met de geschiedenis van netsuke in Japan

Sinds het wereldwijde succes van ‘De Haas met de amberkleurige ogen’ van de Britse ceramist Edmund de Waal zijn kunstliefhebbers bekend met de Japanse term ‘netsuke’. Een verzameling van deze minuscule objecten speelt namelijk een hoofdrol in het boek, dat de bewogen geschiedenis vertelt van de Joodse bankiersfamilie Ephrussi. Een van die ‘netsuke’ is het ivoren haasje met oogjes van amber uit de titel. Maar wat zijn ‘netsuke’ eigenlijk? Waar dienden ze voor en wanneer kwamen ze in Japan in zwang? Deze en andere vragen worden beantwoord in de online lezing over netsuke door Japan-expert Max Put.

We volgen hierin de geschiedenis van netsuke in Japan en maken kennis met de ongelooflijke veelvormigheid van deze objecten, die gesneden werden in de meest uiteenlopende materialen en, behalve decoratief, ook functioneel waren. Schitterende voorbeelden uit museale en particuliere collecties uit de hele wereld zullen de revue passeren. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de vaak complexe verhalen erachter, die getuigen van de rijke mythologie, folklore en verbeeldingskracht van de Japanse cultuur.  

Het boek 'De haas met de amberkleurige ogen' is een boeiende familiegeschiedenis waarin een verzameling Netsuke een rol speelt. Die verzameling kleine Japanse voorwerpen in een vitrinekast zijn meer de aanleiding dan dat het verder noodzakelijk is voor het boek. De familie verzamelde wel meer, ik schreef al eerder over het vooraanstaande familielid Charles Ephrussi, die voorkomt op  Renoirs schilderij 'Le Déjeuner des Canotiers'.

Tijdens de onlinelezing gister op zondagochtend werd uit de doeken gedaan waar de voorwerpjes werkelijk dienst voor hebben gedaan. Heel verassend ze werden gebruikt om de ceintuur van de kimono op de plaats te houden.

woensdag 18 november 2020

Glorie & schaduw van Lodewijk XIV


Meesterverteller, jawel, maar wel erg lang van stof en oneindig in zijn herhalingen. Na 10 afleveringen van de podcast van Klara.be 'De Zonnekoning' van Johan Op de Beeck was ik bijna opgelucht dat Lodewijk XIV het loodje had gelegd. 

Hyacinthe Rigaud, Portret van Lodewijk XIV, 1701

In de recensie over het boek van Op de Beeck zegt Jeroen Vullings:
~~
Geen verhaal over Lodewijk XIV blijft onverteld, geen detail blijft onvermeld. Zijn volledige levensverhaal krijg je vettig opgedist voor je kiezen. Op de Beeck laat die historie al beginnen bij de conceptie, die niet van een leien dakje ging. Zijn vader was homoseksueel en er moest een volhardende kardinaal aan te pas komen om die aan de echtelijke plicht te krijgen.
~~
Natuurlijk was het interessant om de loop van de geschiedenis vanuit een ander perspectief belicht te krijgen. En was het niet daarom dan was het luisteren alleen al waardevol door de barokmuziek die de verteller afwisselde.

dinsdag 17 november 2020

De Cazalets


Inmiddels alweer het vierde deel van de Cazalets Cronicles van Elizabeth Jane Howard beluisterd. Ik kan er geen genoeg van krijgen, zoals de schrijfster, als toch alwetende vertelster, steeds vanuit het perspectief van één van de vele familieleden de tijd door laat lopen. En nergens, echt nergens verslapt het voor mij, ik ben er steeds bij en wordt meegenomen. De voorleesstem van Marjolein Algera past exact bij de sfeer.




Nou zou ik direct door kunnen naar de volgende ruim zeventien uur luisteren van het laatste deel 'Veranderingen', toch stel ik dat nog even uit. Tussendoor weer even wat anders en zoals ik opmaak uit de beschrijving is het vrolijk en licht. Vier bejaardenhuisbewoners die als hobby moorden oplossen en dat voorgelezen door Dieuwertje Blok, dat past helemaal in deze Sinterklaasweken. De moordclub (op donderdag) van Richard Osman.

Naschrift op 25 november

Niets te veel gezegd, wat een heerlijk misdaad/speurboek. Geweldige karakters, spannende plot en met humor. Ik kijk uit naar volgende delen, want dit moet een serie worden en anders zijn.

dinsdag 10 november 2020

Le déjeuner des canotiers


Zolang ik me kan herinneren is dit één van m'n favoriete schilderijen geweest. Ik kan er in wegdromen, net alsof ik daar ook ben aan de tafels onder de luifel. In het boek dat ik nu aan het lezen ben 'De haas met de ogen van barnsteen' van Edmund de Waal wordt het schilderij beschreven.

[Dat laatste motief zou ook het decor vormen van] Renoirs bravourestuk Le Déjeuner des Canotiers, Het middagmaal van de roeiers. Daarop zien we een aangenaam volkse middag in Maison Fournaise, een restaurant aan de Seine op een van de sinds kort populair geworden plekken die Parijse dagjesmensen per trein konden bereiken. Tussen de zilvergrijze wilgen door zie je plezierboten en een skiff. Een rood-wit gestreepte luifel beschermt de gasten tegen de felle zon. Er wordt nagetafeld in Renoirs nieuwe wereld van schilders, mecenassen en actrices, en ze zijn allemaal vrienden. Modellen roken, drinken en praten tussen de lege flessen en de resten van het middagmaal op de tafels. Hier zijn geen regels of voorschriften. De actrice Ellen Andrée, met een bloem op haar hoed gespeld, zet haar glas aan de mond. Baron Raoul Barbier, voormalig burgemeester van het koloniale Saigon, zijn bruine bolhoed naar achteren geschoven, praat met de jonge dochter van de eigenaar. Haar broer, met een strohoed, als een echte roeier, staat op de voorgrond en bekijkt het gezelschap. Caillebotte, ontspannen en blakend van gezondheid, draagt een wit hemd en een matelot. Hij zit op een omgedraaide stoel te kijken naar de jonge naaister Aline Charigot, Renoirs geliefde en toekomstige vrouw. De kunstenaar Paul Lhote heeft zijn arm bezitterig om de actrice Jeanne Samary geslagen. Het is het tafereel van luchtige kout en flirt. En Charles staat er ook bij. Hij is de man achteraan, met de hoge hoed en het zwarte pak; hij staat half weggedraaid, min of meer terloops in beeld gebracht. Je kunt nog net zijn roodbruine baard zien. Charles is in gesprek met de slecht geschoren Laforgue met zijn sympathieke, open gezicht; op zijn hoofd een arbeiderspet en in iets wat lijkt op een corduroy jasje is hij gekleed als een echte dichter. Ik betwijfel of Charles werkelijk zijn zware en donkere benedictijnse kleding droeg als hij op een warme zomerdag ging roeien, met die hoge hoed in plaats van een matelot. Dit was een grapje voor insiders, voor vrienden onder elkaar, dat mecenas-uniform. Daarmee suggereerde Renoir dat opdrachtgevers en critici nodig waren, ergens op de achtergrond, in de marge, zelfs op de zonnigste, meest zorgeloze dag. Proust heeft over dat schilderij geschreven. Hij zag ‘een heer met hoge hoed op een roeifeestje waar hij duidelijk niet op zijn plaats was, een aanwijzing dat hij voor Elstir niet alleen een vast model was, maar een vriend, misschien wel een opdrachtgever’. Charles was duidelijk niet op zijn plaats, maar hij was een model, vriend en opdrachtgever en hij is er. Charles Ephrussi – in elk geval zijn achterhoofd – deed zijn intrede in de kunstgeschiedenis.

Het is Edmund de Waal te doen om Charles Ephrussi, de  man met de hoge hoed op de achtergrond, de vermogende kunsthandelaar en criticus. De man van de verzameling netsukes, waar het boek uiteindelijk omdraait, maar daarover later. Nu weer even genieten van het goede leven aan de oever van de Seine.

maandag 9 november 2020

Klein, efficiënt en krachtig

Op m'n genealogische blog BoomTakWortel plaatste ik al eerder een fragment uit het boek 'Het Vrouwenbrein' van Iris Sommer daarin gaat het over de mitochondriën het DNA dat energie geeft en exclusief via de vrouwelijke lijn meereist door de generaties.

De kern van Sommers boek behandelt de aangeboren verschillen tussen het vrouwelijke en mannelijke brein. Verder praat ze nog over de consequenties daarvan en hoe die in te passen in het huidige maatschappij. Dat laatste is wat braaf gebabbel met weinig verrassende standpunten. Hier wil ik citeren uit haar samenvattende hoofdstuk 14: 'Het mysterie ontrafeld'.

Simone de Beauvoir, die stelde dat je niet als vrouw geboren wordt, maar door de maatschappij tot vrouw gemaakt wordt, had gelijk dat de maatschappij mannen en vrouwen al van jongs af aan anders behandelt. Maar ze had geen gelijk in haar bewering dat wij genderneutraal geboren worden

Het menselijk embryo is sekseneutraal tot een week of zes, daarna worden er onder invloed van het Sry-gen al of niet teelballen aangelegd en wordt er vanaf de tiende week wel of geen testosteron geproduceerd. Vanaf dat vroege moment ontwikkelt de mens zich al in vrouwelijke (geen testosteron) of mannelijke richting (wel testosteron). Dat betreft in eerste instantie de geslachtsorganen, maar kort daarna ook de hersenen. Die vroege hersenontwikkeling heeft blijvend invloed op de grootte van de hersenen en de hoeveelheid cellen in dat orgaan, maar ook op het denkvermogen, de persoonlijkheid, interesse en genderidentiteit. 

Al bij de geboorte hebben meisjes kleinere hersenen en minder hersencellen.

De architectuur van het hersenweefsel is wel anders: vrouwen hebben minder hersencellen, maar per cel maken die meer verbindingen met andere zenuwcellen. Daardoor ontstaat toch een rijk netwerk dat niet onderdoet voor de mannelijke hardware die dus meer cellen heeft. Ook zijn de lagen cellen van de hersen bij vrouwen sterker opgevouwen, zodat er toch veel lagen in hun kleinere hoofd passen. Bovendien hebben de hersenen van vrouwen een hoger metabolisme per kubieke centimeter dan mannen. Een hoger metabolisme betekent meer activiteit. Dat wordt mogelijk gemaakt door de mitochondriën, de energiefabriekjes van de cel, die al miljoenen jaren via de vrouwelijke lijn doorgegeven worden en dus optimaal aangepast zijn aan de behoeften van vrouwen. [ ]  Daarnaast zijn gebieden in de hypothalamus fors verschillend. Logisch, want die gebieden gaan deels over seksuele functies en voortplanting.

Ondanks de aanzienlijke verschillen in de grootte van het brein en het aantal hersencellen, is het denkvermogen van mannen en vrouwen ongeveer gelijk. Mannen hebben een voordeel in ruimtelijk voorstellingsvermogen, en vrouwen hebben een – wat kleiner –voordeel door hun hogere snelheid bij het spreken. Ook zijn vrouwen iets beter in het herkennen van emoties, terwijl mannen een snellere reactietijd hebben. Dit zijn allemaal verschillen die pas opvallen wanneer grotere groepen mannen en vrouwen vergeleken worden (denk aan groepen van 100 en meer).

vrijdag 6 november 2020

Napoleon


Door Covid-19 moet er veel online, waarvoor men eerst naar zaaltjes in Amsterdam of Utrecht af zou moeten reizen, worden nu veel presentaties via iets Zoomerigs thuisbezorgd. Voor velen een nood, maar ik vind het evengoed een deugd. De afgelopen maanden heb ik al veel cursussen, colleges en lezingen aan m'n eigen bureau gevolgd, die alleen al door de er aan verbonden reistijd anders niet in beeld waren gekomen. Zo ook:

NAPOLEONS NALATENSCHAP. SPOREN IN DE NEDERLANDSE SAMENLEVING

In 2021 is het tweehonderd jaar geleden dat Napoleon Bonaparte, een van de invloedrijkste figuren uit de Europese geschiedenis, stierf. Zijn optreden heeft ook diepe sporen nagelaten in de Nederlandse samenleving. Denk aan de politiek, de rechtspraak, het onderwijs, het waterbeheer en de cultuur. Tijdens deze bijeenkomst staat Napoleons invloed in Nederland centraal: hoe ver reikt de arm van Napoleon?

Sprekers

  • Lotte Jensen is hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis, Radboud Universiteit Nijmegen
  • Beatrice de Graaf, hoogleraar geschiedenis van internationale betrekkingen, Universiteit Utrecht 
  • Bart Verheijen, historicus en postdoctoraal onderzoeker, Universiteit van Amsterdam
  • Rick Honings, Scaliger hoogleraar aan de Universiteit Leiden
  • Philip Freriks, journalist, columnist, televisiepresentator en Frankrijkdeskundige

Deze bijeenkomst wordt gehouden ter gelegenheid van de verschijning van Napoleons nalatenschap. Sporen in de Nederlandse samenleving  

Dit symposium noem ik op BrimBoek, omdat ik het boek dat gepresenteerd werd gelezen heb. Frank Hendrickx bespreek het met mijns inziens terechte nuancering en een kritische noot.



Dit boek over Napoleons invloed op Nederland leest soms als een clubblad voor onverzadigbare bonapartologen ★★★☆☆


De bundel Napoleons nalatenschap is niet vies van enige mythevorming – precies zoals Napoleon het zelf graag zou zien. Was Napoleons invloed op Nederland echt zo groot?

donderdag 5 november 2020

Frederike Harmsen van Beek

Matthijs Röling, Fritzi Harmsen van Beek met twee windhonden, 1980

Vorig jaar mei las ik 'Jagtlust' het boek waarin Annejet van der Zijl de periode in het leven van 'Fritzi' Harmsen van Beek beschreef toen ze in de Blaricumse villa Jagtlust woonde. Een wilde en zotte tijd waarvan Maaike Meijer in de biografie 'Hemelse mevrouw Frederike' zegt dat daarvan een mythe is gemaakt. 

Het is een beeld, toont Meijer aan, dat werd gecreëerd door derden. Een karikatuur, geschetst in Gerard Reves ‘Brief uit Amsterdam’ in Op weg naar het einde (1963) én door Betty van Garrel in een roddelig profielstuk  in de Haagse Post, kort na verschijnen van de jubelend ontvangen debuutbundel Geachte muizenpoot en achttien andere gedichten (1965). Die karikatuur werd klakkeloos en eindeloos gereproduceerd, tot in Annejet van de Zijls bestseller Jagtlust (1998) aan toe. En zij bleef mede zo hardnekkig omdat de geportretteerde zelf zich, nadat ze de villa noodgedwongen moest verlaten en door getrouwen in een arbeidershuisje in het Groningse Garnwerd was ondergebracht, goeddeels in stilzwijgen hulde; zowel de schrijver (het laatste van zes dunne bundeltjes, Kus of ik schrijf, verscheen in 1975) als de publieke-figuur-tegen-wil-en-dank. 'De scherven van Fritzi', Dirk-Jan Arensman

Het leven van Fritzi ten Harmsen van der Beek is tragischer dan de mythe


Haar leven blijkt ook tragischer te zijn geweest dan de mythe. Als het erop aankwam was Harmsen van Beek geen autonome, vrijgevochten vrouw. Haar eerste echtgenoot, een Fransman met wie ze een zoon kreeg, mishandelde haar. Een volgende geliefde ging er met haar erfenis vandoor. Remco Campert, met wie ze korte tijd getrouwd was, drong weliswaar aan op uitgave van haar gedichten, maar híj was de dichter om wie het draaide, niet zij. Het langst was ze nog met een man die lijstjes maakte met al haar tekortkomingen. Toen ze daarna een vriend kreeg die haar alle ruimte liet, vond ze die weer te slap; ze had leiding nodig. Het was nooit goed.

Ze hield van haar zoon Gilles en probeerde goed voor hem te zorgen, maar hij kwam wel aandacht tekort. Jagtlust-bezoeker Cees Nooteboom herinnert zich het ‘radeloze gepiep’ van Gilles’ driewielertje als iedereen ’s ochtends zijn roes uitsliep. Met Gilles liep het slecht af. Hij werd verslaafd, kwam in het criminele circuit terecht, raakte besmet met hiv en overleed betrekkelijk jong. Tegen die tijd was zijn moeder zo boos dat ze niet naar zijn begrafenis ging.

Als het zo uitkwam hing ze het hulpeloze vrouwtje uit. Vaak liet ze anderen de kastanjes uit het vuur halen. Anderen moesten haar financiën maar doen, wat in de praktijk betekende dat ze betaalden. Toen ze weg moest uit Jagtlust kocht een weldoener een huisje voor haar in Garnwerd, Groningen. Ze was woedend en vond het gebaar vernederend maar ging er toch wonen. Ze deed weinig om in haar onderhoud te voorzien, al deden die kansen zich wel voor. Deadlines, subsidie aanvragen, het was allemaal te lastig. Dat kwam ook doordat ze naarmate ze ouder werd, eigenlijk pas ná Jagtlust, een flink drankprobleem ontwikkelde.

Werd Harmsen van Beek als dichter serieus genomen? Aan de ene kant wel. Haar drie dichtbundels en enkele prozabundels kregen positieve recensies en werden herdrukt. Collega’s als Gerard Reve, Judith Herzberg, Vasalis en later Charlotte Mutsaers (die door Renate Rubinstein ervan werd beschuldigd Harmsen van Beek te hebben geplagieerd; een onterechte beschuldiging volgens Meijer) bewonderden haar werk en raakten met haar bevriend. Meijer laat zien dat haar werk en persoon verwantschap hebben met Reve: de ironie, het ongrijpbare, de volstrekte originaliteit. Al met al werd Harmsen van Beek bewonderd, maar toch niet helemaal serieus genomen. Ze bleef een ‘gek’, beneveld vrouwtje in haar Groningse schuilplaats. Misschien komt dat ook doordat ze zélf haar eigen talent te weinig serieus nam. Aleid Truijens in de Volkskrant

In deze beschrijving van Aleid Truijens kan ik me helemaal vinden, het was tragisch allemaal, maar wel door de hoofdrolspeelster in scene gezet. De tragiek liet ze zich wat graag aanleunen of dat nu kwam door haar vervelende moeder, door een stoornis of de drank, ze ondernam niets dat het niet gebeurde in tegendeel zelfs. Dat was af en toe een reden om het boek geïrriteerd weg te leggen, maar toch wilde ik dan weer verder weten. En dat laatste komt ook door de stijl en verteltrant van de biografe Maaike Meijer.

vrijdag 30 oktober 2020

Spiegelen aan de rebellie

John Lothrop Motley is de welgestelde Amerikaan, die in de negentiende eeuw van de Nederlandse Opstand en het ontstaan van de Republiek zijn levenswerk maakte. In De Atlantische pelgrim beschrijft Jaap Verheul het leven en werk John Lothrop Motley (1814-1877). 
Thomas von der Dunk schreef er in de Volkskrant over:
" Dankzij Motley, wiens verhaal de abdicatie van Karel V (1555) tot de moord op Willem van Oranje (1584) bestrijkt, gold Nederland vanwege zijn verzet tegen de Spaanse tirannie voortaan als baken van vrijheid, en de Opstand als voorloper van de Amerikaanse Revolutie. Het Plakkaat van Verlatinghe stond gelijk aan de Declaration of Independence, Oranje aan Washington. Met weinig oog voor de feitelijke botsing tussen middeleeuws Nederlands particularisme en moderne Spaanse staatsvorming, en geen onderscheid makend tussen godsdienstige en wereldlijke motieven, trok Motley een directe lijn, waarbij het politieke project 'Verenigde Staten' als de superieure uitkomst van de botsing tussen vrijheidsdrang en despotisme werd gepresenteerd.
In zijn meeslepend geschreven biografie maakt de Utrechtse amerikanist Jaap Verheul duidelijk hoezeer politiek en geschiedschrijving verweven waren. Motley zelf, tussen Amerika en Europa heen en weer pendelend, was naast (succesvol) historicus ook (minder succesvol) diplomaat. Als gezant in Wenen en Londen tussen 1861 en 1870 had hij niet veel omhanden. Die tijd benutte hij voor archiefbezoek ten dienste van zijn levenswerk, waartoe hij zich al eerder in Europa gevestigd had.

Zijn politieke en historische opvattingen lieten zich niet scheiden, en de Burgeroorlog in zijn vaderland schemerde voortdurend door zijn opvattingen over het Nederlandse verleden heen. Behorend tot de elite van New-England was Motley conservatief, met een aan De Tocqueville herinnerende angst voor de populistische tendensen van democratie. Bevriend met Bismarck, deelde hij als protestant met de Duitse staatsman diens antisemitische en antikatholieke sentimenten. Motley was weliswaar fervent aanhanger van Lincoln, maar zijn afkeer van de slavernij betekende niet dat hij ook in sociale rassengelijkheid geloofde.
Belangrijk was voor hem het behoud van de Amerikaanse eenheid. Hier fungeerde de Nederlandse Republiek juist als afschrikwekkend voorbeeld: geen staat, maar een losse confederatie, met als grondslag slechts een verbond in plaats van een grondwet.


Een andere van de hand van René van Stipriaan verhelderende recensie stond in NRC.

woensdag 28 oktober 2020

Obsessie met het verleden

Munsterkerk in Roermond

De afgelopen  weken heb ik een paar boeken over de negentiende eeuw gelezen. Ze bevinden zich op het grensvlak tussen lezen voor de studie of voor 'iets' daar buiten. Op zich een niet zo erg zinnig onderscheid dat ik eigenlijk louter maak, omdat ik studieboeken slechts op een lijst in de rubriek "Mijn studiekast" wil vermelden. Maar daar ik mijn eigen gemaakte 'regels' met gemak kan overtreden, komen er gewoon blogs over dit soort boeken (als ik er zin in heb).

Allereerst het meest indrukwekkende werk 'Historiezucht. De obsessie met het verleden in de negentiende eeuw' van Marita Mathijsen Een lang fragment uit de recensie van Els Schröder op de site van het Nexus instituut.

De Franse Revolutie zette in heel Europa de deuren van archieven, bibliotheken en kunstcollecties open; de gewone man kreeg toegang tot het verleden. Er ontstond een grote behoefte de verbintenis van de nieuwe tijd met het verleden te bevestigen en de plaats van het zelfbewuste volk historisch te duiden; de democratisering van het verleden was een feit. In het kielzog van deze ontwikkelingen werd een infrastructuur voor historisch besef uit de grond gestampt: er werden standbeelden opgericht, herdenkingen georganiseerd, het onderwijs werd hervormd en de nationale geschiedenis werd herschreven. Doorslaggevend in de ogen van Mathijsen, was het ontstaan van een markt voor de historische roman die de zucht naar het verleden alsmaar aanwakkerde. Als geen ander beheerst literatuur immers het spel van de dubbeltijdigheid, waarbij de verbeelding van het verleden kan inspelen op het heden.


Op speelse wijze neemt Mathijsen de lezer op reis door de cultuurgeschiedenis van negentiende-eeuws Nederland en België. Het duurt niet lang voordat de lezer zich realiseert dat niets in ons huidige beeld van het verleden is wat het lijkt. De middeleeuwse gotische dom in Keulen? Afgebouwd in de negentiende eeuw aan de hand van bouwtekeningen uit de veertiende eeuw. De vesting van Carcassonne, het klooster op Le Mont Saint-Michel en de laat-romaanse Munsterkerk in Roermond? Restauratiewerk van Eugène Viollet-le-Duc en Pierre Cuypers, die resoluut de bestaande situaties omvormden naar hoe deze plaatsen eruit hoorden te zien naar de – niet noodzakelijk wetenschappelijk onderlegde – ideeën van hun tijd. Veel van de negentiende-eeuwse denkbeelden, vaak sterk nationalistisch georiënteerd, klinken nog altijd door in hedendaagse schoolboeken: Vondel is de grootste dichter die het Nederlandse taalgebied ooit heeft gekend en Willem de Zwijger is een gematigde en vrijzinnige man, geen opportunist.


Moeiteloos beweegt Mathijsen zich door de negentiende eeuw, waarbij ze ook probeert de confessionele strijd en de katholieke emancipatie in deze periode van reliëf te voorzien. Dit lukt niet altijd volledig: in het protestantse geweld van schrijvende dominees en dichtende schoolmeesters, raakt de enkele katholieke architect of schilder al snel overschreeuwd. Wel geslaagd is Mathijsens rehabilitatie van Lodewijk Napoleon. De Fransman, broer van de grote veroveraar en eerste koning van Nederland, blijkt cruciaal voor de gewone man in zijn toe-eigening van het verleden: hij opende het eerste gratis toegankelijke museum van Nederland en liet het icoon van de Nederlandse schilderkunst, Rembrandts Nachtwacht, hiervoor veiligstellen. [  ]

Natuurlijk heeft Mathijsen keuzes moeten maken. Hoewel het internationaal perspectief niet wordt veronachtzaamd, kan ze niet uitgebreid stilstaan bij de verschillen tussen de ontwikkeling van het historisch besef in Nederland en de rest van Europa. De aanloop naar de negentiende eeuw blijft buiten beeld. De enorme voorliefde van de negentiende-eeuwse literatoren voor de kunst en literatuur uit de Gouden Eeuw wordt aangestipt, maar niet uitgewerkt. Maar dit mag de pret niet drukken. Met Historiezucht heeft Marita Mathijsen een monumentaal en aansprekend boek geschreven dat zowel professionele historici als een breed publiek aanspreekt. Haarfijn ontmaskert ze niet alleen haar geliefde negentiende eeuw, maar ook onze eigen historiezucht. En hoe dat verleden van ons er dan uitzag? Dat is een vraag die alleen zorgvuldig onderzoek kan beantwoorden. Maar Historiezucht laat zien dat onze voorstelling van het verleden zonder onze negentiende-eeuwse voorgangers er heel anders had uitgezien.

En dan die laatste zin:
Historiezucht laat zien dat onze voorstelling van het verleden zonder onze 
negentiende-eeuwse voorgangers er heel anders had uitgezien.

dat is misschien wel het boeiendste van geschiedenis, hoe bepaalt de eigen tijd de kijk op het verleden.