maandag 28 december 2020

De kunst van het kijken


Vanmorgen heb ik de OU module letterkunde afgesloten. Voor het proeftentamen had ik een mooie acht. De OU heeft het mogelijk gemaakt het officiële tentamen thuis online te doen. Heel fijn, maar aan allerlei, best begrijpelijke, vereisten kan ik niet voldoen. Misschien pak ik het later na corona nog eens op, nu weer door.

 

En dan vooral door met die onderdelen uit het cultuurwetenschappen bachelor- en masterprogramma, die mijn volle belangstelling hebben. Het gaat er mij niet om een propedeuse of bachelor bij elkaar te leren, die knikkers heb ik niet nodig meer, het spel, dat is waar het nu om draait. 
Op de pagina 'Studiepad' staat wat voor leuks ik mezelf in het vooruitzicht heb gesteld. Het komend half jaar wil ik naast een Open Universiteit module ook twee collegereeksen uit het open programma van de Universiteit van Amsterdam proberen.

Morgen mijn echte start van de OU-module 'Inleiding kunstgeschiedenis 1': De kunst van het kijken

Sandro Botticelli, Maagd met kind en zingende engelen, 1477

zaterdag 26 december 2020

Florence, broeinest van de wedergeboorte

L’Arte sa nuotare (Kunst kan zwemmen) - Blub - Urban kunstenaar van Florence

In de 'De geniale stad' van Koen De Vos gaat het niet in de eerste over de kunstwerken die tijdens de renaissance (1300-1600) in Florence tot stand zijn gekomen. Ze komen wel langs, maar de focus ligt op de vraag waarom juist in Florence, in die tijd, de kunst en architectuur zo tot bloei konden komen. Bij sommige analyses van De Vos heb ik vraagtekens, maar dat verhoogt juist het leesplezier, zijn betoog zet aan tot nadenken en verder onderzoek.

Hoe komt het dat Firenze in de XVe eeuw 
zoveel genieën voortbracht op gebied van kunst? 

In zijn boek ‘De geniale stad’ gaat Romaans filoloog en creativiteitsadviseur Koen De Vos op onderzoek uit naar de exacte omstandigheden die het mogelijk maakten om in een enkele stad zoveel genieën op zo’n korte tijd te ‘produceren’. Het blijkt alleszins geen toeval te zijn, zo betoogt hij, eerder een ideale samenloop van omstandigheden en evoluties, die reeds latent aanwezig waren, en culmineerden in een ideal storm waarvan de rimpelingen nog steeds duidelijk voelbaar en zienbaar zijn in de hedendaagse maatschappij.

Koen De Vos haalt 9 evoluties aan die de stad tot een ideale, en in die tijd unieke broeihaard van creativiteit en innovatie maakten. Van het wat bizar ogende politiek systeem, dat een ‘regering’ om de twee maanden verving; tot de magische wisselwerking tussen verschillende standen en métiers, onder meer gedreven door de uiterst democratische inslag van het politieke systeem in Firenze; maar evengoed gestimuleerd door de stedenbouwkundige eigenschappen van de stad, die dialoog en constante ontmoetingen tussen burgers van alle standen nagenoeg onvermijdbaar maakten. De invloed van Cosimo de Medici, de verlichte maar op de achtergrond blijvende regeerder van de stad, was ongetwijfeld beslissend voor deze evolutie, maar zijn artistiek mecenaat was zeker niet de enige factor. Zelfs de geopolitieke evolutie, met de dreiging van de inval van het Ottomaanse rijk in Byzanthië, had verrassend genoeg een impact op de bloei van Firenze. Het knappe aan de analyse van Koen De Vos is de holistische insteek ervan, het feit dat geen onverdachte -of zelfs verdachte- mogelijkheid van een bepalende invloed ongemoeid wordt gelaten. Elke steen wordt omgedraaid, om het zo maar te zeggen.

Zijn project was van meet af aan ambitieus, laten we wel wezen. De geschiedenis van een stad, en hiermee de kiemen van de Renaissance, in een 300-tal pagina’s levendig en kleurrijk te schetsen, het is een prestatie van formaat. Dat hij zijn initiële ambitie met zoveel overtuiging waar maakt, komt mede door zijn achtergrond als hedendaags denker over creativiteit en innovatie. Zijn betoog is dan ook doorspekt van voorbeelden en kennis uit de laatste decennia, en biedt hierdoor juist een heel originele inkijk in de omstandigheden die het mogelijk maakten om zoveel geniën in een enkele stad tot bloei te laten komen. Een stad, in een eeuw, die nog steeds tot de verbeelding spreekt

vrijdag 25 december 2020

‘Let the roar of the tiger lead the way’

Raden Saleh, Boschbrand, 1849, 300 x 396 cm, tentoongesteld in de National Gallery Singapore

Op 7 oktober 2016 schrijft Arjen Ribbens in het NRC:

Dit is een artikel over wat, met enige overdrijving, een Oranje-traditie kan worden genoemd: het voortvarend afstoten van kunst, zonder veel rekening te houden met kunsthistorische gevoeligheden. Gebeurde dat in het verleden op veilingen, en met goede doelen als bestemming voor de opbrengst, recentelijk is een grote hoeveelheid kunst uit de nalatenschap van prinses Juliana ondershands verkocht, zonder charitatief oogmerk. Naast de tijgers van Raden Saleh ook een map met 1.200 zeventiende- en achttiende-eeuwse tekeningen van de stad en de provincie Utrecht, aan een particuliere verzamelaar. Nederlandse musea die deze kunst graag in hun collectie hadden willen opnemen, zeggen niet te zijn benaderd door het hof
Dit zou zomaar weer over het 'Oranje Zwartboek' van Gerard Aalders kunnen gaan, maar toch niet. Ik luister en lees in combinatie 'De wraak van Diponegoro' van Martin Bossenbroek. En daar komt al snel de familie Oranje weer om de hoek kijken.

 Pronkstuk Singapore
21 augustus 2018
 De kleuren spatten minder van het doek af dan de website doet vermoeden, maar de scène is en blijft van een ongekende dramatische kracht. Boschbrand is het absolute topstuk van de National Gallery Singapore. Dat blijkt al uit de bijzondere bewegwijzering. ‘Let the roar of the tiger lead the way’, staat er in kloeke letters op de trap naar de South East Asia-afdeling, met daarboven een opgeblazen uitsnede van leuning tot leuning. Het schilderij zelf vult een volledige wand, één en al dreiging en beweging van vloer tot plafond. Centraal staan, of beter gezegd hangen, twee tijgers en twee buffels, in paniek gevlucht voor het razende vuur en nu onderling vechtend aan de rand van de afgrond. Marie-Odette Scalliet heeft gelijk. Het is Raden Salehs Nachtwacht.
Maar waarom hangt dit meesterwerk van de Javaanse virtuoos in vredesnaam hier, en niet in het Rijksmuseum in Amsterdam of het Museum Nasional in Jakarta? Het antwoord veroorzaakte een kleine twee jaar geleden de nodige ophef. Op 7 oktober 2016 bracht nrc een vier pagina’s groot artikel onder de pakkende kop ‘Geen Oranje wilde twaalf vierkante meter tijgers’. In een onthullend verslag werd Scalliet, oud-conservator van de Leidse universiteitsbibliotheek, door redacteur Arjen Ribbens opgevoerd als tragische heldin.
Op 3 april 2007 beleeft zij haar kunsthistorische finest hour. In Paleis het Loo krijgt zij eindelijk het schilderij te zien waarvan iedereen het bestaan vergeten was. Boschbrand. Daar is het dan. Zij heeft het herontdekt. Een ‘joepiegevoel’. Weliswaar in verschrikkelijke staat – het doek heeft tijden opgerold en opgevouwen liggen schimmelen op koninklijke zolders – maar daar is iets aan te doen. In het Restauratieatelier Limburg wordt het grondig aangepakt. Drie jaar later is het weer toonbaar. Tot haar grote voldoening. En nu permanent tentoonstellen, adviseert ze het Koninklijk Huisarchief dringend, in het Rijks of een ander Nederlands museum. Het is een uniek schilderij, de laatste van de ooit dertien Raden Salehs in het bezit van de Oranjes.
Maar dan begint de tweede akte. In 2013 doet Scalliet een nieuwe, dit keer ontluisterende, ontdekking. De eigenaren, omschreven als ‘de veertien kleinkinderen van Juliana’, hebben het schilderij verkocht naar het buitenland, ‘naar verluidt voor een bedrag tussen de 3 en 5 miljoen dollar’. Ze is verbijsterd, maar staat machteloos. In 2014 presenteert de National Gallery Singapore trots de nieuwe gezichtsbepalende aanwinst.
Het nrc-artikel leidt tot grote verontwaardiging in kunstminnend Nederland – en tot hoongelach in hoger sferen. De geest van Raffles moet dubbel gelegen hebben van leedvermaak. Bij leven was hij, teruggeroepen uit Java, in 1817 tijdelijk in Europa. Hij bezocht toen ook Brussel, waar hij een knarsetandende ontmoeting had met de afwisselend daar en in Den Haag residerende Willem I – de nieuwe koloniale opperheerser. Onder diens leiding zou er niks terechtkomen van het zo veelbelovende Java, voorspelde hij na afloop bitter. De Nederlandse koning bleek alleen maar geïnteresseerd in ‘profit, and immediate profit’. Dat was volgens Raffles geen basis voor een goed werkend koloniaal bestuur.38
Dubbele genoegdoening dus twee eeuwen later. De eenentwintigste-eeuwse Oranjetelgen lijken de reputatie van hun aartsvader nog altijd eer aan te doen, en het tastbare bewijs hangt pontificaal in zijn bloedeigen Singapore. Daaraan kan alle commotie in Nederland niets meer veranderen. De koop is volgens de regelen der kunsthandel gesloten. En naar de Rijksvoorlichtingsdienst, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister-president eendrachtig verklaren, is dat gebeurd met inachtneming van alle voorgeschreven procedures, inclusief de verlening van een uitvoervergunning door de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer in Groningen.
(De wraak van Diponegoro, p. 36)

donderdag 24 december 2020

Een elegant mechaniek


"There’s something beautiful about viewing ourselves as elegant machinery. Input from the world is processed in our unique brains to produce the output that is our behaviour."

Op de site van 'Genetic Literacy Project' las ik het artikel van Hannah Crichlow over haar boek

 | December 10, 2020

"Many of us believe we are masters of own destiny, but new research is revealing the extent to which our behaviour is influenced by our genes.

It’s now possible to decipher our individual genetic code, the sequence of 3.2 billion DNA “letters” unique to each of us, that forms a blueprint for our brains and bodies.

This sequence reveals how much of our behaviour has a hefty biological predisposition, meaning we might be skewed towards developing a particular attribute or characteristic. Research has shown genes may predispose not only our height, eye colour or weight, but also our vulnerability to mental ill-health, longevity, intelligence and impulsivity. Such traits are, to varying degrees, written into our genes — sometimes thousands of genes working in concert."

In haar boek legt ze verder uit dat we niet geheel zijn overgeleverd aan het lot dat onze genen voor ons in petto hebben. Binnen de randvoorwaarden van onze aangeboren kenmerken hebben we nog veel mogelijkheden om te variëren. We zijn dan als het ware dat elegante mechaniek.

Het onderwerp interesseert me in hoge mate, daarom kon ik het boek wel waarderen. Echter Critchlow kwam niet echt met iets nieuws of een spitsvondige uitleg. Kampioen is wat dat betreft nog steeds de Ierse geneticus en neurowetenschapper Kevin Mitchell met het boek 'innate'.

woensdag 23 december 2020

Hoe Drenthe arm bleef

Overijssel, Drenthe; Franz Johan Joseph Von Reilly - 1791
Kopergravure verschenen in "Schauplatz der fünf Theile der Welt", Vienna, 1792.

Ik ben begonnen met 'Het lege land. De ruimtelijke orde van Nederland 1798-1848' van Auke van der Woud. Na de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1648-1795) is er veel gehannes met de indeling van departementen, gewesten, provincies tijdens de verschillende machtswisselingen en regeringsvormen rond het begin van de 19-de eeuw. 
Over Drenthe las ik onder meer dit:
In 1809 hield de landdrost van Drenthe, de hoogste gewestelijke functionaris, voor de koning tevergeefs een pleidooi voor een grenswijziging met Noordwest-Overijssel, zodanig dat het zeer onderontwikkelde Drenthe niet alleen in bezit zou komen van een vruchtbare kleistreek maar ook, veel belangrijker nog, zelf aan zee zou komen te liggen, iets wat voor de departementale economie een stimulans zou zijn: Overijssel was immers voor Drenthe vanouds een tolbarrière van belang. Niet alleen Lodewijk Napoleon, maar ook de Grondwetgever van 1815 hield echter deze structureel zwakke positie van Drenthe in stand door de grens te laten zoals die was.

zondag 20 december 2020

Een wonderlijke ‘sterrenstatus’




Gerard Aalders twitterde vrolijk dat toen Willem-Alexander en Maxima, die ondanks de coronamaatregelen doodleuk naar hun villa in Griekenland waren gevlogen, uitstekende reclame maakten voor zijn juist uitgekomen 'Oranje Zwartboek'. En zo is het maar net, want ik ben het gaan lezen. Erg onthullende is het allemaal niet wat Aalders schrijft over ruim twee eeuwen durende Oranjepoppenkast. Toch blijft het verbijsteren dat het nog steeds bestaat, de zelf verrijkende, nietsnuttende, monarchie.

Helaas loopt het relaas van Aalders op veel plekken vast in zijn verontwaardiging. In NRC schreef Titia Ketelaar:


Bij de Oranjes gaat het altijd om geld

Aalders valt [ ] met de deur in huis: de ‘sterrenstatus’ van de koninklijke familie is ‘een wonderlijk fenomeen’, vooral omdat ‘ieder normaal mens met een min of meer voltooide basisopleiding’ kan wat Willem-Alexander doet. Bezigheden als glimlachen, handen schudden en ‘minzaam wuiven’ leiden bij anderen dan van koninklijk bloed niet tot ‘uitbarstingen van gejuich en exorbitante, soms compleet infantiele aanhankelijkheidsbetuigingen’. Toch dicht hij de voorgangers van de huidige koning invloed toe.

Op de vraag wat de familie Nederland heeft opgeleverd, is Aalders weer stellig: niets. Hij illustreert dat met een lijvige beschrijving van wat er in zijn ogen allemaal mis is met de Oranjes: van Willem I (schulden) tot Willem-Alexander (vakantiehuizen), met extra aandacht voor prins Bernard, over wie Aalders eerder schreef. Hij blijft alleen steken in zijn verbazing over ‘een pers die de monarchie verheerlijkt, ook als er niets te berichten is’, in zijn irritatie over ‘de Orangisten’ in de Tweede Kamer die nooit echt kritisch zijn, en in zijn verbijstering over een volk dat ondanks de opgesomde talloze misstappen blind blijft geloven in de monarchie.



woensdag 16 december 2020

Katholiek tegen de verdrukking in

In 1640 liet de vermogende familie Van der Dussen uit Delft zich al musicerend portretteren door Hendrick Cornelisz. van Vliet. Michiel van der Dussen, afkomstig uit een eeuwenoud Delfts regentengeslacht, was overtuigd katholiek. Het is dus niet verwonderlijk dat het familieportret bol staat van de katholieke symbolen. Een daarvan is het opengeslagen muziekboek voor basstem op de lessenaar, waar vader Van der Dussen naar wijst. Het boek ligt opengeslagen bij een lied 'In festo S. Michaelis', een gregoriaans antifoon dat in de traditionele katholieke liturgie werd gezongen op de feestdag van deze heilige, naar wie Michael van der Dussen was vernoemd. De noten en de tekst zijn duidelijk leesbaar: 'factum est silentium in coelo'. Het schilderij wekt de indruk dat Van der Dussen en zijn oudste zoon op het punt staan dit stuk te gaan uitvoeren.
Bovenstaand fragment komt uit 'Katholiek in de Republiek. De belevingswereld van een religieuze minderheid 1570-1750' van Carolina Lenarduzzi.

De aflevering van de podcast van de Universiteitsbibliotheek Leiden waarin de schrijfster geïnterviewd wordt zo ingeleid:

Na de tachtigjarige oorlog werd de gereformeerde kerk de publieke godsdienst van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. [  ]

Lenarduzzi promoveerde twee jaar geleden op een onderzoek naar godsdienstvrijheid in de Republiek. In haar boek ‘Katholiek in de Republiek’ nuanceert ze het beeld dat veel mensen hebben over de Republiek, namelijk als vrijhaven waar gelovigen van alle denominaties vreedzaam samenwoonden. ‘Er was weliswaar gewetensvrijheid, maar er was geen vrijheid van godsdienstuitoefening. Dus voor die katholieken stelde de gewetensvrijheid eigenlijk niet zoveel voor.

Marijke Laurense spreekt in Trouw van 'Een verrukkelijk boek' en daarmee heeft ze meer dan gelijk. Het boek geeft een onderbouwde andere kijk op de Republiek die bekend staat om de tolerantie. Daar valt ten aanzien van de katholieke minderheid, die in een aantal gebieden zelfs geen minderheid was, nogal wat op af te dingen. Als samenvatting een gedeelte uit de Trouw recensie.

Lenarduzzi zocht het allemaal uit aan de hand van een fraaie verzameling historische egodocumenten: dagboeken, pamfletten, martelaarsbiografieën, liederen, tekeningen van voorheen luisterrijke interieurs van leeggeroofde en geconfisqueerde kerken, herinneringen aan processies en bedevaarten toen die nog mochten... Maar ook kleding, lichaamstaal en familieportretten blijken verbazend veel te vertellen over de katholieke identiteit en subcultuur in de Republiek. Hoogtepunt van haar onderzoek is de reconstructie van het Nederlandse ‘klanklandschap’, voor- en nadat de gereformeerde synode klokgelui, orgelspel en meerstemmig gezang aan banden had gelegd.

Opvallendste conclusies

Lenarduzzi’s belangrijkste conclusie is dat de katholieke minderheid zich niet onder liet schoffelen en bijzonder vindingrijk en zelfbewust werd, juist tegen de verdrukking in. Dat betekende overigens niet dat iedereen altijd op dezelfde lijn zat. Wat te doen bijvoorbeeld met relieken als de nog altijd prachtig witte tanden van Thomas van Kempen? Moesten ze naar een veilig katholiek buitenland worden gesmokkeld of hadden ze nog wonderen te verrichten in het ketterse Zwolle? En mochten de ‘kloppen’ (kloosterloze nonnen) nu wel of niet de mis zingen? De onderlinge meningsverschillen zouden uiteindelijk in 1723 zelfs leiden tot een scheuring tussen de roomse en de oud-katholieke kerk.

Een tweede interessante conclusie is dat ook katholieken veelal loyale vaderlanders en Oranje-aanhangers waren, die bijvoorbeeld in het rampjaar 1672 niets moesten hebben van het wangedrag van de Franse ‘bevrijders’, hoe katholiek die ook waren. De protestantse angst voor een katholieke vijfde colonne was dus lang niet altijd gegrond.

zondag 6 december 2020

Schaduwstad

In februari van dit jaar heb ik geluisterd naar 'Het feest' het succesboek van Elizabeth Day. Dat is me prima bevallen. Ik was dan ook blij verrast toen ik van dezelfde schrijfster bij de nieuw verschenen audioboeken in Kobo Plus 'Schaduwstad' zag staan. Even dacht ik dat het de opvolger van Het Feest is, maar nee, 'Schaduwstad' kwam al in 2015 uit. Door het succes is men ook eerder werk van Day gaan vertalen en ook gaan voorlezen.
Het boek zelf vond ik heerlijk, kijken in 4 totaal verschillende levens die toch met elkaar te maken krijgen. Feelgood, want ondanks alles is er voor iedereen een happy end. Dat was het verhaal dus, het voorlezen vond ik een stuk minder. Willemijn de Vries mag dan bekend staan als  'Voice Over actrice', ik vind haar stem ronduit vervelend, ze brouwt en klinkt af en toe zelfs nasaal. Jammer, want een fijne, bij het genre passende stem verhoogt het literaire plezier.

Uit een NRC interview met de schrijfster:

In die roman verkent Day vanuit vier personages, elk met een eigen verhaallijn, het onderwerp verlies. Voornoemde zakenman, een uit Oeganda afkomstig lesbisch kamermeisje, een prille weduwe en een roddeljournaliste, allen Londenaren, zijn iemand kwijtgeraakt. Ze rouwen en vragen zich af of zij schuldig zijn. Zij vinden elkaar – en daarmee zichzelf. Zoetelijk is de roman geenszins, daar is Day de schrijver niet naar, maar een bepaalde verzoeningsgedachte, met het lot, zichzelf en anderen, zit er wel in.

Iedereen is beschadigd of op zijn minst getekend door het leven, en heeft daardoor onaardige kanten. Ik verken in mijn romans de donkere kanten van de mensheid, van mezelf

Day: „Daar geloof ik in. Kijk, iedereen is beschadigd of op zijn minst getekend door het leven, en heeft daardoor onaardige kanten. Het gaat mij erom dat die te verklaren zijn. Mensen doen niet zomaar rot, en kunnen veranderen. Ik verken in mijn romans de donkere kanten van de mensheid, van mezelf. Als een soort ontdekkingsreiziger.” Critici noemden haar figuren soms ‘te onaardig’. Naar haar idee is dat seksisme: een schrijfster moet, zoals alle vrouwen, „pappen, nathouden, gladstrijken”. „Maar het gaat me er niet om wie ‘de goede’ is. Die is er niet. Niets is waar, of alles. Iedereen heeft zijn eigen versie van gebeurtenissen.”

donderdag 3 december 2020

Sonja Barend

Het was een fijn interview in NRC van Coen Verbaak met Sonja Barend. Het gaat vooral over haar nieuwe kleine boekje, nog niet eens 100 pagina's, 'De appel in het paradijs'. Ik ben het gelijk gaan lezen....alsof je bij haar aan de keukentafel zit, zowat in één adem door van amusant naar ontroerend, van Corona-isolement naar haar Joodse familie in de oorlog. Er komt van alles langs.

Voor de sfeer een fragment uit het interview:

U werd in februari tachtig. In uw boek schrijft u: „Oud worden en oud zijn, ik geniet ervan”. Waar zit dat genot in?

„Dat je bijna alles in het leven beter begrijpt. Vroeger dacht ik: ik wil later niet zo’n oud verschrompeld mens worden. Nu ik dat eenmaal bén kan ik je zeggen: het valt reuze mee. Oud worden, ik kan het iedereen aanraden.”

Ze kijkt met verbijstering naar hoe oude mensen op televisie worden neergezet. „Alsof de ouderdom een schrikbeeld is. Je ziet nooit leuke oude mensen die naar hun leesclub gaan, die de kleinkinderen van school halen of op weg zijn naar het Stedelijk Museum. Ze zitten altijd in hun rolstoel bingo te spelen, in achterlijke kleren. Nooit een potje schaak. Het idéé dat ik later met een pluche beertje tegen mijn borst kinderliedjes zit te zingen. ‘En mevrouw Barend, lust u nog een glaasje limonade?’ Rot op!”