maandag 13 januari 2020

De grote grazers in de Oostvaardersplassen

Nu lees ik 'Natuur in Mensenland' van Martin Drenthen, een tiental essays over filosofische vragen en paradoxen in onze omgang met natuur. De schrijver heeft me al, met het project 'ruimte voor de rivier' als voorbeeld, laten nadenken over de manieren waarop je een landschap kan lezen en wat het landschap betekent voor de hechting of onthechting van de mens aan plaatsen. Telkens wordt het onderwerp van verschillende kanten belicht en soms ontstaan er verrassende invalshoeken. 

Ik begin nu aan het vierde essay 'Echt of namaak'. Dat start direct goed met het in de verf zetten van het welles-nietes-debat over de Oostvaardersplassen.
Voor mij hoort het bij de 'Zuiderzee' en bij een excursie naar het gebied dat voor dit voorjaar is gepland.
Dit krachtige begin daarom in het geheel in dit log.


Als we het over natuur hebben, gaat het impliciet ook altijd over onszelf. Dat maakt de vele discussies over de vraag of een bepaald natuurgebied wel ‘echte natuur’ is uiteindelijk tamelijk zinloos. De vraag naar de betekenis van nieuwe natuur kan niet worden losgemaakt van ons als lezers en interpreten van het landschap, en daarom kunnen we vraag naar de echtheid of authenticiteit niet los zien van onze relatie met de niet-menselijke wereld.

Luchtfoto Oostvaardersplassen

Toch zien we gesprekken over nieuwe natuur in Nederland, bijvoorbeeld in het steeds terugkerende debat over de vraag wat te doen met de grote grazers in de Oostvaardersplassen, keer op keer verzanden in welles-nietes spelletjes over de vraag of in deze gebieden wel sprake is van ‘echte natuur’. De argumenten die worden gewisseld komen steeds weer op hetzelfde neer, en het gesprek lijkt al jaren geen stap verder te komen.


Nieuwe natuur is volgens sommige mensen nep, namaak, fake omdat ze is ontstaan als gevolg van menselijk handelen. Critici van de Oostvaardersplassen menen dat die geen echte natuur zijn omdat er hekken omheen staan waardoor de dieren niet kunnen migreren, en omdat er geen roofdieren rondlopen. Echte natuur, zo wordt er vaak aan toegevoegd, bestaat welbeschouwd helemaal niet in Nederland. Sommigen menen zelfs dat de nieuwe natuur op een groene leugen berust: technocratische natuurbouwers die met behulp van hun ecologische modellen en lijsten met natuurdoeltypen elk gewenst type natuur kunnen maken, terwijl ze proberen de door hen aangelegde natuur en de door hen geherintroduceerde dieren als ‘echt’ te slijten, terwijl ondertussen bestaande landschappen, die vaak minder spectaculair zijn maar wel een lange ontstaansgeschiedenis hebben, in de uitverkoop gaan en als minderwaardig worden beschouwd.


Tegenover deze critici van de namaaknatuur staan anderen die beweren dat de nieuwe natuur wel degelijk op allerlei manieren echt is. Ecologen benadrukken dat de processen die zich in de nieuwe natuur afspelen dezelfde zijn als in andere gebieden en dat geïntroduceerde soorten zich over verschillende generaties aanpassen aan de nieuwe situatie en bovendien ecologisch vergelijkbare functies hebben als de eerder verdwenen soorten. En ze stellen dat de meeste natuurgebieden begrenzingen kennen in de vorm van bergketens, rivieren, zeeën – en dat onze kleine natuurgebieden daarom in zekere zin niet wezenlijk verschillen van eilanden. En dat in het wild levende dieren in andere ecosystemen, ook die met roofdieren, net zo goed periodiek op grote schaal kunnen sterven aan voedselgebrek. Er bestaat in Nederland wel degelijk natuur, zo is de gedachte; het tegendeel beweren is slechts een doorzichtige manier om onszelf te ontslaan van de morele plicht om soorten te beschermen terwijl we van mensen in verre oorden verwachten dat ze hun landschap delen met lastige soorten zoals de tijger en de olifant.


De vraag of de nieuwe natuur echt is of niet heeft alle kenmerken van een rituele dans, waarin de verschillende partijen telkens dezelfde diametrale standpunten innemen maar waar van een echte gedachtewisseling geen sprake is. Aangezien de uitgangspunten principieel van elkaar verschillen valt elk argument van de anderen op dorre grond.