woensdag 29 januari 2020

De Verboden Stad

Ik lees nu Wegwee. Daarmee maak ik met Ap Dijksterhuis een reis door  veertien Aziatische landen, van China en Japan tot Turkmenistan, Nagorno-Karabach en Abchazië. We zijn begonnen in Japan, vervolgens door het verrassende Zuid-Korea gereisd. En nu zijn we in China en staan op het punt naar Noord-Korea te vertrekken.
Dijksterhuis is een onderhoudende reisgenoot, je kan met hem lachen, maar  hij vertelt ook veel wetenswaardigheden. 

Zijn bezoek aan de 'Verboden Stad' in Beijing.

De Verboden Stad was druk en bloedheet, dus heel lang hield ik het er niet vol. Met een audiogids liep ik langs de belangrijkste hallen die namen hadden als Paleis van de Aardse Rust en Paleis van de Hemelse Puurheid. Ik leerde dat het aantal ornamenten van dieren dat de dakpunten sierde – en die ik ook al in Seoel had gezien – het belang van het gebouw vertegenwoordigde. Het maximum was elf dieren, dit aantal was gereserveerd voor de Hal van de Hoogste Harmonie. Mijn audiogids werd bestuurd via een gps-systeem: als je in de buurt kwam van, ik noem maar iets, de Hal van de Bezoedelde Schoonheid, zou het apparaat automatisch beginnen met de uitleg over dat gebouw. Dat werkte redelijk, maar niet feilloos. Ik houd ervan om tijdens het luisteren rond te blijven lopen, en soms werd een eenmaal gestart verhaal ineens afgebroken omdat ik te ver van een gebouw wegliep. Vermakelijk werd het toen het apparaat mij twee verhalen tegelijk begon te vertellen, al kon ik het uiteraard onmogelijk nog volgen.
Enkele details bleven hangen, bijvoorbeeld over het leven van de eunuchen. Jongetjes van acht tot tien jaar oud werden in een groep van honderd tegelijk geselecteerd. Na twee jaar scholing traden ze in dienst van iemand aan het hof. Hun inmiddels verwijderde geslachtsdelen werden bewaard op alcohol, in flessen die werden opgehangen in een daarvoor bestemde ruimte. De honderd flessen van de nieuwe recruten hingen aanvankelijk op dezelfde hoogte. Tijdens de loopbaan kon de status van een eunuch stijgen, bijvoorbeeld omdat hij voor een heel belangrijke concubine werkte. De fles werd dan hoger gehangen. Als de eunuchen op 45-jarige leeftijd met pensioen gingen kregen ze een zak geld mee, en het precieze bedrag was afhankelijk van de hoogte waarop hun fles met inhoud hing. Die fles zelf kregen ze ook mee, zodat de geslachtsdelen later, als de eunuch overleed, in het graf weer herenigd konden worden met de voormalige drager.
Over de keizer kwam ik te weten dat hij minder vrijheden had dan ik dacht. Nadat hij zich had ontlast werd de keizerlijke poep meegenomen naar de dokter. Die onderzocht de brij en bepaalde vervolgens wat de keizer die dag te eten kreeg. Drol te droog? Vandaag geen vlees!
Via een fraaie maar idioot drukke tuin met honderden selfies makende Chinezen bereikte ik de noordelijke uitgang. Na door een tunnel gelopen te zijn mocht ik voor twee yuan het Jingshanpark in, waar ik een heuvel beklom. Vanuit een paviljoen op de top keek ik uit over een heiig Beijing. Voor me lag de Verboden Stad, die, nu ik hem in zijn geheel kon zien, meer indruk maakte dan toen ik er middenin stond. De schaal werd duidelijker, ook vanwege het consequente kleurgebruik: alle muren waren rood en alle daken een naar goud neigend donkergeel. (uit het hoofdstuk 'De krekeltrainer')
Keizerin Cixi van Hubert Vos (1906)
Een boek dat nog in de wacht stond Empress Orchid van Anchee Min vind ik daar goed bij aansluiten. Voor het slapen gisteravond de eerste hoofdstukken gelezen en echt....ik heb er al van gedroomd. Dat belooft wat.

John Hartl schreef er in 2004 in The New York Times een kort stukje over. Ik heb het in z'n geheel uit die oude krant geknipt.

An absorbing companion piece to her novel, ''Becoming Madame Mao'' (2000), Anchee Min's ''Empress Orchid'' is also based on the life of a powerful but frequently denigrated female leader. Having lived through China's Cultural Revolution, the author is wary of official history, especially when it concerns women. She went out of her way to search obscure Beijing archives for the truth about Tzu Hsi (1834-1908), the dowager empress of China for nearly 50 years, who is described in some Chinese history books as ''the enemy of the human race.'' ''Empress Orchid'' is only the first part of her story, which Min will continue in another book. It focuses on Tzu Hsi's life as a young concubine, one of many women competing for the attentions of ''our husband,'' Emperor Hsien Feng. When they are married, an imperial eunuch informs Tzu Hsi that she is no longer herself or even half of a couple: ''You have become part of His Majesty.'' The concubines' jealousies and betrayals fuel the court intrigue; meanwhile, the emperor fails to defeat foreign meddlers, who send the Forbidden City royals packing. As the disheartened 31-year-old emperor lies dying, it's Tzu Hsi who takes charge, positioning their 5-year-old son as heir to the throne, executing scapegoats and beheading a ruthless militarist who plans a coup. After all, she claims, ''terror was needed in order to make a statement.'' Min can be a clunky storyteller, and she rarely makes you warm to this calculating creature, but she does succeed in suggesting how Tzu Hsi got this way. 

Lichtelijk getikte mensen

Schrijfster Nicolien Mizee.
© Foto Merlin Daleman
Na het luisteren naar 'En toen kwam moeder met een mes' wilde ik nog wel meer over die gestoorde familie horen. In 'De halfbroer', een soort vervolg op de moeder met het mes, laat Nicolien Mizee de lezer/luisteraar opnieuw meeleven met haar (?) familie. Een echt verhaal is het eigenlijk niet het gaat overal en nergens naar toe, maar je blijft luisteren. Toen het was afgelopen had het van mij nog best een paar uur door mogen gaan.

NRC-recensie van Janet Luis, 8 mei 2015

Familie om bij te lachen en te huilen


De plot doet er hier niet wezenlijk toe. Mizee moet het vooral hebben van haar aanstekelijke stijl en woordkeuze: de tegendraadse observaties, de snedige dialogen, de soms onthutsend directe formuleringen. Marly verbaast zich erover dat de aantrekkelijke Rob niet allang tien andere vrouwen heeft. ‘Of zouden die aan vleeshaken op zolder hangen?’ denkt ze er dan naadloos achteraan. Een paar hoofdstukken verderop blijkt er iets mis te zijn met zijn hart, zodat er ingegrepen moet worden. Ik heb nooit eerder zo’n korte, zakelijke samenvatting van een open hart-operatie gelezen: ‘Ze lieten Rob vijf graden afkoelen, zaagden hem open, verlegden een aantal leidingen en warmden hem weer op.’ Mizee weet aan bijna alles een afstandelijke, licht onthechte toets mee te geven die enorm op de lachspieren werkt. Alleen al de gortdroge weergave van de parkeersessies met een huurauto maken het lezen van De halfbroer de moeite meer dan waard. Of de beschrijving van het interview met de opgeblazen schrijver Waldemar Prins, die geen kritiek duldt op zijn veel te gedetailleerde biografie over zekere Tolbert, ‘die je nog met geen stormram door de brievenbus zou krijgen.’

dinsdag 28 januari 2020

Micro-organismen



Dit heb ik uit het slothoofdstuk van 'De microben in ons' van de wetenschapsjounalist Ed Yong geknipt. Het kan gezien worden als een soort samenvatting van wat hij met veel verve vertelt over de micro-organismen in en om ons en andere dieren heen.
Dat wat behandeld wordt in het boek is belangrijk en interessant. Hoe Yong het behandelt vind ik, ondanks lovende kritieken elders, nogal chaotisch, Amerikaans wijdlopig en voor een (populair) wetenschappelijk werk te weinig kritisch. Maar toch is m'n weetgretigheid voor dit onderwerp gewekt en zal ik met de door dit boek opgedane basiskennis zeker meer artikelen gaan lezen.

zondag 26 januari 2020

Ons wegwerplichaam


'Je weet niet of je lang of kort zult leven, dat is vooral een kwestie van geluk. Ook als je heel gezond leeft kun je pech hebben. Als je een leven leidt als een monnik zonder roken, drank, taart, snoep en croissants, dan is er één ding dat je zeker weet dat je een saai leven hebt, dat mogelijk iets langer duurt' 
Midas Dekkers


David van Bodegom haalt deze uitspraak van Dekkers aan in zijn boek 'Het geheim van de schildpad'. Hij denkt er zelf, laten we zeggen, genuanceerder over. Maar net als Midas Dekkers vindt ook hij dat sporten nergens voor nodig is. Kijk dan scoor je punten bij mij.

‘Sporten kost een hoop energie, je gaat veel verbranden en daar komen schadelijke bijproducten bij vrij, zoals zuurstofradicalen en oxidanten. Het is dus nog maar de vraag of intensief sporten zo gezond is. [  ] Je moet voldoende bewegen, dat staat buiten kijf. Maar we moeten niet rennen als een luipaard. We zijn gemaakt om te scharrelen.’



Van Bodegom beschouwt veroudering als een natuurlijk proces. Hij maakt een rondgang langs de levenslopen van verschillende dieren en kijkt wat we als mensen van al de biologische ouderdomsprocessen en de theorieën die daarover ontwikkeld zijn kunnen opsteken.
Eigenlijk is de koek met zestig jaar op, vanuit biologisch/evolutionair oogpunt hoeven we ook niet perse ouder te worden. Het lichaam vernieuwt dan ook minder en de slijtage zet in. We hebben een wegwerplichaam met een biologische grens. Na die grens kun je blijven leven als je daarvoor de juiste genen en een flink portie geluk hebt. En je kan zelf desgewenst de kans om langer te leven nog wat groter maken door gezond te leven. De schrijver besluit zijn boek met hoe je dat laatste kan aanpakken.

"Je hoeft geen saai leven te leiden om lang te leven. Aansporen tot minder taartjes en wijntjes daar win je meestal weinig zieltjes mee, maar minder stress, minder hard werken en lekker uitslapen daar zullen de meeste mensen niet op tegen zijn. Mensen denken soms dat ze drie keer in de week naar de sportschool moeten of 20 kilo gewicht moeten verliezen, velen geven daarom bij voorbaat op. Maar veel gezondheidswinst zit al in de eerste stappen, in een dagelijkse wandeling of de eerste kilo's afvallen . Het is de kunst om de activiteiten die je iedere dag onderneemt net iets actiever te doen en van de producten die je iedere dag eet net iets minder te eten. Het betekent helemaal niet dat je nooit meer iets leuks mag doen of lekkers mag eten. Wie een gezonde routine heeft kan best op vrijdag patat eten en de hele zondag op de bank hangen. Natuurlijk is er aan het einde van het leven voor iedereen een periode van aftakeling en verval, maar liever rond je negentigste dan rond je vijfenzestigste en daar kun je zelf invloed op uitoefenen.



Lang leven moet geen doel op zich zijn. 
Het doel zou moeten zijn om gelukkig oud te worden. 

Gezondheid kan daarbij helpen om de activiteiten te ondernemen die je graag doet en te zijn die je graag wilt zijn. Als je lang gezond blijft is de kans echter groot dat je ook lang blijft leven. Maar misschien is dat dan niet zo erg."

woensdag 22 januari 2020

Eline Vere

Else Mauhs in de toneelbewerking
van Eline Vere uit 1919.

Beeld Louis Couperus Museum
Eline Vere van Louis Couperus heb ik als tiener gelezen voor mijn lijst. Toen vond ik het erg mooi. Nu een snelle hernieuwde kennismaking als hoorspel van ruim drie uur. En weer vind ik het prachtig.
In de NRC-recensie van 27 januari 2006 wordt deze productie van de Hoorspelfabriek te beknopt gevonden:

Op de cd [de download] vormen de dialogen het enige onderdeel van de roman dat min of meer onverkort is gehandhaafd en dat blijkt niet voldoende. Weg zijn alle nuanceringen, want zelfs de beste actrice slaagt er niet in om Couperus' inkijkjes in de ziel door middel van slechts een zucht weer te geven. Wat er voor in de plaats komt is decor, auditieve couleur locale: de juiste muziek op de juiste plek, een dichtslaande deur en het geluid van regen. En dat in de plaats van motiveringen van het plot, zoals dat gaat in hoorspelen.


Boekomslag ontworpen door
L.W.R. Wenckebach (1860-1937), 1898.
Die nadelen ervaar ik beslist niet, zeker niet met een achtergrondartikel hier en daar.
Margriet Slippens geeft bijvoorbeeld een erg leuke aanvulling in haar artikel 

In de literatuur wordt het interieur vaak gebruikt om de karaktereigenschappen van de personages te benadrukken. Dit is ook het geval in Eline Vere, geschreven door Louis Couperus, waar tal van voorbeelden gevonden kunnen worden.

Eline woont zoals gezegd bij haar zus en zwager in. Zij bewonen een huis aan het Nassauplein in Den Haag. Eline heeft hier twee zelf ingerichte kamers tot haar beschikking: een boudoir en aansluitend een slaapkamer. Deze worden gescheiden door een portière. Haar boudoir wordt door Couperus beschreven als bont en vol, een artistieke weelde, een gewilde wanorde en oriëntalistisch aandoend. In het boudoir stond haar piano schuin in de hoek en:
“Een kleine schrijftafel was overladen met tallooze kleine voorwerpen van weelde. Beelden, platen, veêren, palmen vulden alle hoeken. De roze marmeren schoorsteen was bekroond met een Venetiaansch spiegeltje, door roode koorden en kwasten als opgebeurd. Een Amor en Psyche, naar Canova, in biscuit vormde daar een groep van een, zich overgevende, ontsluierde jonkvrouw en een minzieken, gevleugelden god.” – p. 32.

dinsdag 21 januari 2020

Genetische modificatie

In  'Natuur in mensenland'  de essayverzameling van Martin Drenthen ben ik nu begonnen met  de zevende beschouwing 'Mensenwensen en de natuur als het andere'.  Het gaat direct weer goed van start met het tegenover elkaar zetten van zienswijzen over genetische modificatie. Vaak wordt daarover gedebatteerd alsof men namens 'de natuur' spreekt, alsof men die moet verdedigen, terwijl het in feite gaat over de eigen opvatting van wat natuur is of zou moeten zijn.

Wanneer activisten protesteren tegen genetische modificatie als een “onnatuurlijke” ingreep in het leven, dan beroepen ze zich eigenlijk op een idee dat de natuur een ordening kent waar een dergelijke ingreep tegenin zou druisen; een begrip van natuur dat [   ] in onze tijd verre van vanzelfsprekend is. Denk aan een biotechnoloog die besluit om een gen uit het dna van een kwal te halen dat kwallen in staat stelt om licht te geven in het donker en om dit gen vervolgens via allerlei laboratoriumtechnieken in te bouwen in de cel van een bacterie zodat ook die lichtgevend wordt. Er is niets in ‘de natuur’ dat zoiets verhindert; er wordt daarbij geen enkele natuurwet overtreden. De reden waarom sommigen dit biotechnologisch veranderen van de code van het leven tóch onnatuurlijk noemen is omdat ze menen dat de bestaande natuurlijke ordening op de een of andere manier gerespecteerd dient te worden zoals ze is, bijvoorbeeld omdat deze de ‘schepping’ van God zou zijn waar je niet zomaar iets aan zou mogen veranderen. Er bestaat overigens ook een seculiere versie van zo’n argument: dat ervan uitgaat dat alles in de natuur bestaat om een reden die we niet altijd volledig begrijpen, en dat met het veranderen van het genetische bouwplan daarom een gevaarlijk spel gespeeld wordt dat de natuurlijke samenhang dreigt te verstoren.

Maar tegenover deze normatieve wereldbeelden staan andere interpretaties van de morele betekenis van natuur. De moderne visie die stelt dat de bestaande ordening een toevallige uitkomst is van een evolutionair proces dat ook anders had kunnen verlopen. Zo beschouwd is de genetische modificatie van organismen slechts een voortzetting van wat de natuur zelf al miljoenen jaren doet, en is er geen diepere reden waarom de organismen die door de evolutie zijn geproduceerd wezenlijk zouden verschillen van organismen die door de moderne biotechnologie kunnen worden gemaakt. Sommigen menen zelfs dat het juist in de aard van de mens ligt de wereld om zich heen te veranderen, te verbeteren wellicht?

Hierna gaat Drenthen verder over de herinrichting van het landschap en de waarde van 'natuur' daarin, het eigenlijk onderwerp van het boek. Het moreel genetische zijstapje wilde ik niet verloren laten gaan.

maandag 20 januari 2020

La belle epoque


Proust, Huysmans, Montesquio, Lorrain, Goncourt, Oscar Wilde, Sarah Bernhardt en nog een hele stoet tijdgenoten komen voorbij in het boek dat moet doorgaan voor de biografie van dokter Samuel Jean Pozzi (1846-1918). Die laatste komt heus wel ter sprake en met hem vele medische vernieuwingen van die tijd, maar toch is zijn levensverhaal meer een kapstok om de beau monde van rond de vorige eeuwwisseling te portretteren.
Al luisterend, zonder mogelijkheid te kunnen terugbladeren wie wie ook alweer was, heb ik het heerlijk over me heen laten komen. De wat geaffecteerde voorleesstem van Louis van Beek leent zich prima voor deze waterval aan anekdotes uit 'la belle epoque'.

'De man in de rode mantel' van Julian Barnes wordt door Wieteke van Zeil prachtig beschreven in het interview met de schrijver in de Volkskrant van 15 november 2019.

Dr. Pozzi at Home (1881)
John Singer Sargent
Voor Julian Barnes – romanschrijver, biograaf, kunstschrijver – was Pozzi een machtig, dynamisch en aantrekkelijk man. Hij liet de kijkervaring ‘fermenteren’ en daarna werd hij benieuwd. Eerste informatie: Pozzi was een don juan, een verleider, een ijdele beroemdheid. Die ‘schijnbare paradox’ intrigeerde Barnes, en ook dat zijn naam nu compleet is vergeten, op de pozzitang na dan. De stappen die Barnes ondernam om meer uit te vinden over Pozzi, de schraapseltjes van feiten en krantenberichten, brieven en dagboeken en hoe daaruit een, altijd gemankeerd, beeld ontstaat van het leven van iemand van wie hij zich net nog niet bewust was, lezen als een gedachtenstroom in De man in de rode mantel
Alsof je bij een etentje naast hem zit en hij je anekdote na anekdote vertelt, genoeg om tot het toetje niet over zijn schouder te loeren wie er nog meer aan tafel zit. Barnes springt soepel van Pozzi’s werk en familie naar zijn vriendschappen met de onuitstaanbaar verwende graaf Robert de Montesquiou – ons door de geschiedenis nagelaten in een grandioos dandyportret van Giovanni Boldini – en de lethargische prins Edmond de Polignac, een verarmde Franse aristocraat en soort-van-kunstenaar die trouwde met schilder Winnaretta Singer, Amerikaanse erfgenaam uit de naaimachinefamilie, om zijn fortuin aan te vullen. Beiden waren homoseksueel.
Deel van 'Le cercle dans la rue Royale' (1886)
een groepsportret van James Tissot
De auteur navigeert van kunst naar sociale mores, van seksuele moraal naar de ontelbare duels die onverminderd doorgingen in het Frankrijk van de 19de eeuw. Hij plaatst daarmee naast de intellectuele ideeënwereld van de belle époque-elite een fysieke dimensie die je minder tegenkomt in boeken, van schotwonden, doorboorde darmen, afgezette benen, kogels die op nekwervels afketsen, lijfstraffen voor geesteszieken en de afschuwelijke consequenties van de zo bezongen seksualiteit in het fin de siècle. Tallozen takelden af door syfilis, een onbarmhartige, ongeneeslijke ziekte die de tanden deed verrotten, het lichaam deed opzwellen en vol vlekken bedekte. De keuze voor een arts als protagonist maakt van de vrolijke belle époque ook het Tijdperk van Lijden.

zondag 19 januari 2020

'Volendam kunstenaarsdorp'

Volendammer vissers - Georg Hering, 1917 - Zuiderzeecollectie

Volendam is een eenvoudig vissersdorp dat op de meeste landkaarten niet voorkomt, maar voor kunstenaars is het beslist een bezoek waard, omdat de inwoners net als die van Marken hun gewoonten en tradities uit de goede oude tijd hebben bewaard. Deze opeenhoping van armoedige huisjes behoort tot de stad Edam, die hooguit een mijl verwijderd ligt en ondanks de nabijheid van een belangrijke stad en de geringe afstand die hen van de hoofdstad scheidt, lijken deze dappere mensen meer vervreemd van wat er zich in Europa afspeelt dan de bewoners van Nieuw-Caledonië. Voor hen ligt de grens van de wereld bij datgene wat het oog waarneemt; en als men ze ziet, twijfelt men er niet aan dat ze afstammen van de onverschrokken zeevaarders die de wereldzeeën bevoeren en langs alle kusten de vlag van de Verenigde Provinciën toonden.
Op oosterse wijze samengeklonterd in groepjes van zes of acht, zwijgend, rokend, onbewogen, onverschillig met een vage, ondefinieerbare blik lijken ze meer op fatalistische Turken dan op Hollandse vissers. Het zijn niet alleen de wapperende broeken, de muilen en de bontmuts, die sterk op een tulband lijken, die deze illusie wekken. Het is overigens niet de enige gelegenheid dat we deze eigenaardige kenmerken zien, waarmee de bewoners van de Zuiderzeekusten op die van de Bosporus lijken.

Zo schrijft Henry Havard in 1873 over Volendam in zijn boek 'Pittoreske reis langs de dode steden van de Zuiderzee'. Met dit kleurrijke verslag heeft hij Volendam uit de vergetelheid gehaald en werd het rond 1900 een kunstenaarsdorp waar  plein-air schilders uit Nederland maar ook, Duitsland, Engeland en Amerika aan het werk gingen. Die kunstenaars, waar behalve schilders ook fotografen en beeldhouders bij hoorden, vonden allemaal een warm onthaal in Hotel Spaanders. Leendert Spaanders, zijn vrouw en dochters hebben het wervende werk van Harvard volop voortgezet. Dat Volendam nu een toeristische hotspot is vindt z'n oorsprong in hun voor die tijd moderne campagne-activiteiten. Zo liet Spaanders door heel Europa prentbriefkaarten verspreiden, zorgde hij ervoor dat er artikelen in Amerikaanse bladen verschenen en nam zijn dochters in klederdracht mee over de grenzen naar openingen van tentoonstellingen.

Over de ontwikkelingen die het ontstaan van Volendam als  'landelijke' kunstenaarskolonie en andere plaatsen zoals bijvoorbeeld Laren en Katwijk aan Zee in de hand gewerkt hebben gaat het werkelijk schitterende boek 'Volendam kunstenaarsdorp' van Brian Dudley Barrett en André Groeneveld als 'fysiek' boek alleen nog tweedehands verkrijgbaar. Maar gelukkig is het ook op internet als te downloaden document beschikbaar. En in het tijdschrift Land of water, jrg 3 (11/2009) heeft Barrett het boek samengevat: Volendam het magentadorp van Holland.

Een echt inkijkje in het Volendamse leven van zo'n ruime eeuw terug biedt het artikel van de kunstenaar Otto van Tussenbroek, die er verblijf heeft gehouden.
Zijn beschrijving van het 'kuische' niet tonen van het haar door Volendamse meisjes en Harvards Volendammers als fatalistische Turken doet me wel een beetje gniffelen als ik denk aan de politieke keuze van een flink deel van de hedendaagse Volendammers.

Ivar Kamke (1882-1936)
Poseren op het Spieringpad (circa 1905)
En mocht gij eens in Volendam zijn en een aardig meisje zien, zet haar dan eens tegen het licht en zie eens, zie goed hoe prachtig door het kanten mutsje met de zijstukken het profiel zich afteekent en vraag haar eens de ‘hul’ af te zetten en zich te toonen in het dof-zwarte onderkapje dat nauw om het hoofd sluit, tien tegen één dat zij kleuren zal. Mogelijk is zij er toe te bewegen, maar ik geloof niet dat u dit gelukken zal, om ook dát mutsje af te zetten en gij zult verwonderd zijn om het jongenskopje, dat te voorschijn komt, want het haar is kortgeknipt recht van voren halverwege het voorhoofd en recht-af van achter halverwege de hals, waar het ietwat omgekruld is. Het geldt in Volendam als onkuisch eenig haar te toonen van voren onder de kanten ‘hul’ uit. 's Lands wijs 's lands eer!

Volendam als ‘sketching-ground’,
door Otto van Tussenbroek. Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 26(1916)

dinsdag 14 januari 2020

De Zeevang

Dijkdoorbraak bij Warder, 1775

Op Nature Today trok deze kop mijn aandacht 

Zandbraak: van ‘doorbraakkolk’ tot weidevogelrijke polder

Het artikel gaat over een natuurontwikkelingsproject in de Zeevangpolder in Noord-Holland dat past binnen het onderwerp van het boek 'Natuur in mensenland' dat ik nu lees. Bij verder lezen blijkt de Zandbraak direct met de Zuiderzee te maken te hebben.

Op de site van Staatsbosbeheer staat erover te lezen

Uit oude kaarten blijkt dat de Zandbraak is ontstaan in de periode 1775 – 1849. De Zuiderzee is in deze periode tussen Edam en Warder door de Zeevangzeedijk gebroken. Hierdoor is er een zogenaamde ‘doorbraakkolk’; een meertje, ontstaan van ruim 12 hectare groot. In 1866 is dit meertje met windmolens drooggemalen, waardoor een graslandpoldertje is ontstaan dat door lokale boeren is gebruikt voor hun melkveebedrijven. 

Over het gebied langs de Zeevangdijk heb ik in juni 2019 gevlogen tijdens een helikoptervlucht rond het Markermeer. Ik vond het landschap zo vanaf boven al heel bijzonder om te zien. En ik wist natuurlijk dat de polders en de dijken ontstaan zijn in de strijd tussen zee en mensen. Dat de kolken tot de restanten van dat gevecht hoorden was me niet bekend.


Staand op de kruin van de oude Zuiderzeedijk heeft men zicht op de sporen die de roerige ontstaanswijze van polder De Zeevang in het landschap heeft achtergelaten. Achter de kronkelige zeedijk ziet men diverse binnenmeertjes. Dit zijn restanten van vroegere dijkdoorbraken en ze heten braken of wielen. Op de dijk tussen Edam en Hoorn passeert men er een aantal, zoals de Heintjesbraak, Zandbraak, Groote Braak en Moordenaarsbraak. Deze laatste benaming is een verwijzing naar het geweld waarmee zulke dijkdoorbraken gepaard ging. Wie pal achter de Zuiderzeedijk woonde, was zijn leven nooit zeker.


En van die kleine meertjes heb ik een zelfgemaakte foto. Geknipt vanuit de helikopter op het punt zoals aangegeven op het kaartje.

De Zeevangpolder, 1 juni 2019 @Brimstone

maandag 13 januari 2020

De grote grazers in de Oostvaardersplassen

Nu lees ik 'Natuur in Mensenland' van Martin Drenthen, een tiental essays over filosofische vragen en paradoxen in onze omgang met natuur. De schrijver heeft me al, met het project 'ruimte voor de rivier' als voorbeeld, laten nadenken over de manieren waarop je een landschap kan lezen en wat het landschap betekent voor de hechting of onthechting van de mens aan plaatsen. Telkens wordt het onderwerp van verschillende kanten belicht en soms ontstaan er verrassende invalshoeken. 

Ik begin nu aan het vierde essay 'Echt of namaak'. Dat start direct goed met het in de verf zetten van het welles-nietes-debat over de Oostvaardersplassen.
Voor mij hoort het bij de 'Zuiderzee' en bij een excursie naar het gebied dat voor dit voorjaar is gepland.
Dit krachtige begin daarom in het geheel in dit log.


Als we het over natuur hebben, gaat het impliciet ook altijd over onszelf. Dat maakt de vele discussies over de vraag of een bepaald natuurgebied wel ‘echte natuur’ is uiteindelijk tamelijk zinloos. De vraag naar de betekenis van nieuwe natuur kan niet worden losgemaakt van ons als lezers en interpreten van het landschap, en daarom kunnen we vraag naar de echtheid of authenticiteit niet los zien van onze relatie met de niet-menselijke wereld.

Luchtfoto Oostvaardersplassen

Toch zien we gesprekken over nieuwe natuur in Nederland, bijvoorbeeld in het steeds terugkerende debat over de vraag wat te doen met de grote grazers in de Oostvaardersplassen, keer op keer verzanden in welles-nietes spelletjes over de vraag of in deze gebieden wel sprake is van ‘echte natuur’. De argumenten die worden gewisseld komen steeds weer op hetzelfde neer, en het gesprek lijkt al jaren geen stap verder te komen.


Nieuwe natuur is volgens sommige mensen nep, namaak, fake omdat ze is ontstaan als gevolg van menselijk handelen. Critici van de Oostvaardersplassen menen dat die geen echte natuur zijn omdat er hekken omheen staan waardoor de dieren niet kunnen migreren, en omdat er geen roofdieren rondlopen. Echte natuur, zo wordt er vaak aan toegevoegd, bestaat welbeschouwd helemaal niet in Nederland. Sommigen menen zelfs dat de nieuwe natuur op een groene leugen berust: technocratische natuurbouwers die met behulp van hun ecologische modellen en lijsten met natuurdoeltypen elk gewenst type natuur kunnen maken, terwijl ze proberen de door hen aangelegde natuur en de door hen geherintroduceerde dieren als ‘echt’ te slijten, terwijl ondertussen bestaande landschappen, die vaak minder spectaculair zijn maar wel een lange ontstaansgeschiedenis hebben, in de uitverkoop gaan en als minderwaardig worden beschouwd.


Tegenover deze critici van de namaaknatuur staan anderen die beweren dat de nieuwe natuur wel degelijk op allerlei manieren echt is. Ecologen benadrukken dat de processen die zich in de nieuwe natuur afspelen dezelfde zijn als in andere gebieden en dat geïntroduceerde soorten zich over verschillende generaties aanpassen aan de nieuwe situatie en bovendien ecologisch vergelijkbare functies hebben als de eerder verdwenen soorten. En ze stellen dat de meeste natuurgebieden begrenzingen kennen in de vorm van bergketens, rivieren, zeeën – en dat onze kleine natuurgebieden daarom in zekere zin niet wezenlijk verschillen van eilanden. En dat in het wild levende dieren in andere ecosystemen, ook die met roofdieren, net zo goed periodiek op grote schaal kunnen sterven aan voedselgebrek. Er bestaat in Nederland wel degelijk natuur, zo is de gedachte; het tegendeel beweren is slechts een doorzichtige manier om onszelf te ontslaan van de morele plicht om soorten te beschermen terwijl we van mensen in verre oorden verwachten dat ze hun landschap delen met lastige soorten zoals de tijger en de olifant.


De vraag of de nieuwe natuur echt is of niet heeft alle kenmerken van een rituele dans, waarin de verschillende partijen telkens dezelfde diametrale standpunten innemen maar waar van een echte gedachtewisseling geen sprake is. Aangezien de uitgangspunten principieel van elkaar verschillen valt elk argument van de anderen op dorre grond.


Taal-DNA


Op de site van Neerlandistiek werd het boek 'De stam van het woord. Over taalevolutie en de eerste taal ter wereld.' van Yannick Fritschy enthousiast besproken. En dat is helemaal terecht, het is een leuk aanstekelijk boek, een mooi begin om meer te willen weten over historische taalkunde. En als extra bonus nuttige achtergrond kennis bij het beantwoorden van de 'waaromvraag' van m'n cursisten die zo hun best doen de Nederlandse taal te begrijpen.

Waar gaat het over?

In het eerste deel van het boek staan taalveranderingen in het Nederlands centraal, het tweede deel gaat terug in de tijd en bespreekt verwante talen en het Indo-Europees, en het derde [...] onderzoekt de raadselachtige oorsprong van taal. Hier komen vragen aan de orde als: Bestond er een hypothetische oertaal of Proto-World en hoe zag die eruit? Waarom hebben mensen een complexe taal en apen niet? Hoe kunnen anatomisch onderzoek, hersenonderzoek en DNA-onderzoek helpen de herkomst en werking van taal beter te begrijpen?


Twee interessante artikelen om te lezen over die oertaal:


[...] de verklaring waarom de Indo-Europese taalfamilie zich van Ierland tot India en van Spanje tot Siberië heeft kunnen verspreiden. Er zijn diverse factoren te noemen, zoals de genetische mutatie die een deel van het afweersysteem onklaar maakte, waardoor mensen met wat ik maar even “Indo-Europees DNA” zal noemen (u mag de benodigde slagen om de arm zelf invoegen) niet langer allergisch reageerden op melk van andere diersoorten. Normaal gesproken zou je ziek worden van koeien- of geitenmelk, maar Indo-Europeanen hebben daar minder last van en dat gaf ze in een koud klimaat een extra bron van voedingsstoffen. Een andere verklaring, mijns inziens belangrijker, is dat ze beschikten over paarden.

Hoe oud is de oertaal van alle mensen? - door Berthold van Maris

In de 19de eeuw gebeurde dit gepuzzel met pen en papier. Tegenwoordig wordt daar de computer voor gebruikt. De methode is nu: je verzamelt van de talen die je wilt onderzoeken meer dan honderd basiswoorden, of meer dan honderd grammaticale eigenschappen. Je stelt vast in hoeverre de talen die woorden of eigenschappen met elkaar gemeen hebben. Die informatie codeer je voor elke taal in een voor die taal unieke opeenvolging van nullen en enen. Deze cijfercodes kun je vervolgens als een soort DNA behandelen, je kunt er phylogenetische software uit de evolutionaire biologie op loslaten. Die kan dan berekenen wat ‘de meest waarschijnlijke’ stamboom is van die talen.

En twee  voorbeelden uit het eerste deel van het boek over de Nederlandse taal:

Groter als versus groter dan
Prestige is vermoedelijk ook een factor bij de kwestie groter als versus groter dan. In veel dialecten is groter als van oudsher doodnormaal. Er is niet echt behoefte aan aparte woorden voor gelijkheid (even groot als) en verschil (groter dan). Bovendien is dit onderscheid sowieso vaag. Is er bij twee keer zo groot als sprake van gelijkheid of verschil? Maar voor het Standaardnederlands is nu eenmaal gekozen voor groter dan, zodat dat als ‘correct’ wordt aangemerkt. Alleen is het prestige van het Standaardnederlands de laatste decennia aan het afbrokkelen. Mensen zijn niet langer bereid om in het openbaar anders te praten dan ze thuis doen, zodat groter als niet langer wordt vermeden.

Hun als onderwerp
De opkomst van hun als onderwerp is mogelijk een kwestie van efficiëntie. De woorden ze en zij worden al gebruikt voor het vrouwelijk enkelvoud, en ze ook ter vervanging van hun/aan hen (ik geef ze een medaille). Als een woord te veel functies krijgt, wordt het verwarrend. In dit geval kan hun als meervoudsvorm ruimte geven aan zij/ze als vrouwelijk enkelvoud – wat ook weleens het Opzij-effect wordt genoemd, verwijzend naar het feministisch tijdschrift. Aan de andere kant is het ook niet handig als elke persoonsvorm in elke zinsfunctie met een apart woord moet worden aangeduid – dan zijn er onnodig veel verschillende woorden. Volgens de Nijmeegse taalwetenschapper Roeland van Hout is dit krachtenspel al met al met hun als onderwerp net iets meer in balans dan met ze en zij, maar dat lijkt moeilijk te bewijzen.
Volgens Helen de Hoop, eveneens taalwetenschapper in Nijmegen, is het voordeel eerder dat hun altijd naar personen verwijst, terwijl ze ook naar dingen kan verwijzen. Als je zegt: ‘Hun staan daar’, weet iedereen meteen dat je het over mensen hebt en niet over fietsen. De mutatie leidt dan dus tot minder verwarring. Ook mogelijk, maar hebben we echt behoefte aan zo’n expliciet onderscheid tussen mensen en dingen? Zo ja, waarom worden omdat en doordat dan wel steeds vaker door elkaar gebruikt? Deze woorden markeren eenzelfde onderscheid: doordat gebruik je oorspronkelijk voor een niet-menselijke oorzaak, omdat voor een menselijke reden. Doordat het regent, worden de straten nat; omdat het regent, ga ik niet naar buiten.

Normale mensen

Sally Rooney Beeld Jonny L Davies
Dat Normale mensen geen romantisch liefdesverhaal is, komt vooral omdat de relatie tussen Connell en Marianne niets heeft van ‘wij tweeën tegen de rest van de wereld’; ze bewegen zich in de wereld, zijn er onderdeel van, zijn erdoor gevormd. Het boek is eerder realistisch dan romantisch. Vandaar ook de titel, ben je dan geneigd te denken, maar dat ligt toch anders. Ergens verzucht Marianne: ‘Ik snap niet waarom ik niet zo kan zijn als normale mensen.’ En even later: ‘Ik snap niet waarom ik mensen niet van me kan laten houden.’ De normale mensen uit de titel zijn niet de mensen over wie je leest, ze zijn een ideaal van Marianne, de eigenlijke hoofdpersoon van de roman. Ze is beschadigd. Ze laat zich vernederen in liefdeloze sm-relaties met liefdeloze mannen, ze komt uit een gezin met een kille moeder en een broer die haar mishandelt. Nogmaals draait alles om macht, ook hier. Misschien is Connell haar ideale normale mens: een goede, intelligente jongen, die geen misbruik maakt van de hem geboden macht, maar niet in staat is haar helemaal te begrijpen of te veranderen, ook al denkt ze daar zelf anders over, en wie weet – maar ook het schijnbaar optimistische einde van de roman blijft ambivalent. Als het inderdaad zo is dat Normale mensen ‘je je eigen liefdes laat herbeleven’ zou ook die ervaring wel eens ambivalent kunnen zijn. En dat pleit dan erg voor dit boek.
Rob van Essen, NRC, 17 januari 2019

Oh, en er valt nog zoveel meer te zeggen over deze al veel geprezen roman 'Normale mensen'. Sally Rooney en de stem van Esther Floor hebben me zo overtuigend meegenomen in de wereld van Marianne en Connell. Doordat ik bijna een fanatiek luisterboekenfan ben geworden in combinatie met Kobo Plus is dit boek op m'n pad gekomen........een succes!

Over de schrijfster heb ik dit stukje uit de Volkskrant geknipt.

Sally Rooney (1991) groeide op in het West-Ierse provinciestadje Castlebar. Haar vader werkte bij Telecom Éireann, haar moeder leidde het plaatselijke kunstencentrum en iedereen in het gezin las. Sally had daar meer dan genoeg tijd voor, want net als Marianne uit Normal People was ze een buitenbeentje dat weinig snapte van de sociale mores op school. Op de universiteit kwam de onzekere Rooney plotseling helemaal tot bloei, ook een overeenkomst met haar hoofdpersoon. Ze besloot deel te gaan nemen aan de debatwedstrijden die op Trinity College werden georganiseerd en ontwikkelde zich binnen de kortste keren tot een uitstekend debater. Ze vertegenwoordigde haar universiteit op internationale toernooien en schopte het in 2013 tot Europees debatkampioen.
Trinity College Dublin

‘Zowel mijn passie voor debatteren als die voor schrijven komt voort uit een grote liefde voor taal. Spelen met woorden, het zo nauwkeurig en overtuigend mogelijk formuleren van argumenten, heeft mij altijd gefascineerd. Als tiener las ik J.D. Salinger en Carson McCullers en plagieerde ze. Zo wilde ik ook schrijven! In die zin was het wel grappig om jaren later de ‘Salinger voor de snapchatgeneratie’ te worden genoemd. Al moet ik daarbij zeggen dat noch mijn personages noch ikzelf ooit Snapchat hebben gebruikt.’
helemaal lezen

vrijdag 10 januari 2020

Twee boektaartpunten


Soms eet je bij wijze van spreken het hele boek op en heb je nog niet genoeg en de andere keer is na een punt van de boekentaart de trek weg. Dat laatste gebeurt me de laatste tijd vaker en dat komt door Kobo Plus. Er is vanzelfsprekend aanbod van e-boeken en luisterboeken die buiten mijn voorkeursrange vallen. Vooruit denk ik, laat ik het toch maar eens proberen. Een paar keer is dat succesvol uitgepakt. Nu bij twee boeken, na een tijdje lezen bij de ene en luisteren bij de ander, was dat wat minder en heb ik ze op een derde dichtgeklapt.


Toch ben ik blij dat ik met beide heb kennisgemaakt. De Zwitserse leraar klassieke talen die zijn leven omgooit en onbezonnen vanuit Bern de nachttrein naar Lissabon pakt vind ik onvergetelijk. Alleen al voor deze zin is het boek de moeite waard


Het Zaza jongetje Murat is ook een bijzonder persoontje, evenals zijn familie. Na het grote drama van zijn vader door de ogen van het jochie te hebben meegemaakt ken ik de stijl en het thema. Langer luisteren naar Sinan Can, die het breed uitgesponnen verhaal voorleest, maakte me te ongeduldig.

dinsdag 7 januari 2020

Heldin van de moderne kunst

Peggy Guggenheim in Venice, 1950. @David Seymour

Voor Brâncuşi, Klee, Mondrian, Magritte, Kandinsky, Motherwell, Rothko, De Kooning, Pollock en nog vele andere kunstenaars uit de eerste helft van de 20-ste eeuw is Peggy Guggenheim een moderne mecennas geweest.
Ik heb geluisterd naar één van de vele biografieën van deze bijzondere vrouw, 'Peggy Guggenheim. The Shock of the Modern' geschreven door Francine Prose. Slechts 6 luisteruren die, zoals Prudence Peiffer in Artforum terecht opmerkt, als een wervelwind over je heen komen. In een korte tijd ben je op de hoogte van haar karakter, haar levensloop en haar enorme verdiensten voor de kunst.
Peggy Guggenheim arranging 
Alexander Calder's Arc of Petals (1941),
 Greek Pavilion, Venice Biennale, 1948

WHO WAS PEGGY GUGGENHEIM? This new biography may not provide a complete answer, but it does give a whirlwind tour in a compact, peppy car through the tumultuous life of the most famous patron of modern art. Chapters flash by like cinematic scenes: “Her Money” (she was born into a great deal of it, though not as much as many imagined, and, by one friend’s account, she eventually gave away three-quarters of her wealth), “Paris Before the War” (where she was drawn to a bohemian lifestyle at odds with her upbringing), “Pollock” (encouraged by Piet Mondrian, she became the artist’s first dealer, giving him the down payment for his house on Long Island in addition to a regular allowance), “Venice” (the city that saved her, where she finally settled after a peripatetic life)

zaterdag 4 januari 2020

Filosofische houdiniact

Ik ben aan het boek begonnen, doordat ik via een pedagogisch account op FaceBook was geattendeerd op een bewerkte publicatie van het hoofdstuk over onderwijs. Hoe Vuyk de consequenties van verschil in intelligentie zag sprak me aan. Nu na het lezen van bijna het hele boek (sommige stukken heb ik dwarsover gelezen) weet ik niet wat ik er van vind. Ik ben het beslist niet overal met hem eens. Vooral zijn cultuurpessimisme en in zekere zin afhouden van de moderne tijd ergeren me. Toch zet het boek aan tot nadenken. Sommige besproken aspecten draai ik zeker nog eens om of houd ze zelfs even op de kop. De knipsels die ik hier onder heb geplakt kunnen daarbij helpen.

De review van Heiko Jessayan in het FD eindigt met:

Vuyk probeert het menselijk falen en ongelijkheid met elkaar in verband te brengen. Als lezer bekruipt je daardoor voortdurend het gevoel dat je eigenlijk twee essays tegelijk aan het lezen bent. Om die twee zaken aan elkaar te knopen moet Vuyk een filosofische houdiniact uitvoeren. Dat hem dat niet helemaal lukt, maakt hem als denker authentiek en doet en passant de titel van het boek eer aan.

Ik neem de adequate samenvatting van Jessayan over. 

Vuyk beperkt zich echter niet tot Kahneman [systeem 1 en 2], want hij heeft een ander doel: een verklaring vinden voor de sociaal-economische ongelijkheid. Daarbij besteedt hij volop aandacht aan bekende filosofen, onder wie Rousseau, Kant, Nietzsche, Scheler en Heidegger, en hedendaagse denkers als Pierre Rosanvallon, Alain Badiou, Slavoj Žižek en Yuval Harari. Weliswaar zijn in de loop van de geschiedenis verschuivingen tussen arm en rijk, volk en elite aan te wijzen, maar de tweedeling blijft bestaan, stelt Vuyk. De huidige ongelijkheid is een gevolg van de selectie die al in het basisonderwijs plaatsvindt.

Vroeger was het volk volgens Vuyk een zeer heterogene groep, met intelligente en minder intelligente mensen die vaak weer handiger waren. Beide hadden een rol in de toen nog hechte gemeenschap. Wat de een niet kon, kon de ander. Ze vulden elkaar aan en hadden elkaar nodig. Ongelijkheid was niet fout, maar feit, en iedereen kon daar min of meer mee uit de voeten. Het was een ongelijkheid die niet leidde tot een kloof, maar juist tot saamhorigheid.
In de tweede helft van de twintigste eeuw verandert dat. Het intelligente deel van de bevolking krijgt de mogelijkheid te gaan studeren aan een hogeschool of universiteit. Eenmaal afgestudeerd krijgen ze de beste banen en huizen.
Hoogopgeleiden gaan met elkaar om en vormen een nieuwe elite. De rest, zo'n zestig procent, moet zich in deze 'diplomamaatschappij' behelpen met het 'afvoerputje' vmbo. Dat leidt tot samenleving van winnaars en verliezers, met als gevolg dat het gewone volk 'verweesd' achterblijft.

Een kritische bespreking van het boek en de gedachten van Vuyk zijn te vinden in VN van 19-11-2019 in een literaire kroniek van Carl Peeters. Een fragment daaruit:

De vraag is of Vuyk de laagopgeleiden niet te makkelijk ziet als mensen die niet in staat zijn zelfstandige individuen te worden. Vereist het een speciale intelligentie om te beseffen dat je een onafhankelijk individu bent dat zich kan redden en zijn stem kan uitbrengen? Het lijkt mij terecht dat Vuyk voor hen opkomt, maar het is alsof hij ze laat berusten in hun bescheiden rol. ‘Mensen kunnen niet zonder gemeenschap’, schrijft hij, maar ze moeten ook niet alleen afhankelijk zijn van de gemeenschap.

Beeld Maartje Geels 
Interview met Kees Vuyk in Trouw 19/11/19
Vuyk drukt het individu helemaal op de achtergrond wanneer hij schrijft dat mensen door zich te interesseren voor politiek, kunst of wetenschap ‘leren dat ze geen unieke individuen zijn die het zelf moeten maken, maar feilbare mensen, in vele opzichten beperkte en kwetsbare dieren, die zich echter van hun feilbaarheid bewust kunnen worden en inzien dat ze elkaar nodig hebben.’ Het lijkt me treurig om geen ‘uniek individu’ te mogen zijn.

vrijdag 3 januari 2020

Villes mortes du Zuiderzee

DHL heeft zojuist dit boek gebracht. De oorspronkelijke Parijse publicatie is uit 1874. Mijn exemplaar is een door Lex Wapenaar vertaalde en bezorgde heruitgave uit 2012. Een soort actueel geschiedenisboek. In het nawoord schrijft Bert Looper (historicus en directeur van Tresoar, Fries Historisch en Letterkundig Centrum in Leeuwarden er onder andere het volgende over.
"Een Fransman die slechts enkele honderden kilometers verwijderd van zijn woonplaats in 1873 een reis maakt door een gebied dat in Europees verband zo uitzonderlijk is. Onze eigen Zuiderzee! De negentiende eeuw was het tijdperk van de grote ontdekkingsreizen naar de binnenlanden van Afrika, maar we mogen niet vergeten dat ook in Europa heel veel streken nog moesten worden ontdekt, ook al stonden ze wel op de kaart. De verbetering van de reismogelijkheden, vooral de aanleg van spoorwegen, maakte het mogelijk deze gebieden beter te bereiken."
"Waarom is Havard op ontdekkingsreis gegaan? Hij kende het verhaal van de steden langs de Zuiderzee, waarvan de macht en de rijkdom eens grenzeloos mochten heten, maar hoe kon het dan dat diezelfde steden nu in zo'n staat van verval waren geraakt? Bij Harvard ontstond de behoefte om in eigen persoon een onderzoek in te gaan stellen naar de 'mysteriën' die tot wording en het verval van dit gedeelte van het land hebben geleid. Harvard gaat dus een tocht maken die voor hem veel meer is dan een toeristisch uitstapje. Hij gaat onderzoek doen in een 'geheimzinnig' gebied. Hij gaat een expeditie ondernemen die, naar zijn eigen zeggen, nog geen tien mensen ooit eerder hebben gemaakt. Een tocht vol gevaren over een ondiepe, zandbankrijke zee, die zelfs voor de schippers van de Zuiderzee voor een belangrijk deel onbekend is, omdat zij door een bijzonder stelsel van vergunningen slechts in hun 'eigen'deel mochten varen."
Oké, schip ahoy! Ik ga aan boord en vaar mee.........