woensdag 16 december 2020

Katholiek tegen de verdrukking in

In 1640 liet de vermogende familie Van der Dussen uit Delft zich al musicerend portretteren door Hendrick Cornelisz. van Vliet. Michiel van der Dussen, afkomstig uit een eeuwenoud Delfts regentengeslacht, was overtuigd katholiek. Het is dus niet verwonderlijk dat het familieportret bol staat van de katholieke symbolen. Een daarvan is het opengeslagen muziekboek voor basstem op de lessenaar, waar vader Van der Dussen naar wijst. Het boek ligt opengeslagen bij een lied 'In festo S. Michaelis', een gregoriaans antifoon dat in de traditionele katholieke liturgie werd gezongen op de feestdag van deze heilige, naar wie Michael van der Dussen was vernoemd. De noten en de tekst zijn duidelijk leesbaar: 'factum est silentium in coelo'. Het schilderij wekt de indruk dat Van der Dussen en zijn oudste zoon op het punt staan dit stuk te gaan uitvoeren.
Bovenstaand fragment komt uit 'Katholiek in de Republiek. De belevingswereld van een religieuze minderheid 1570-1750' van Carolina Lenarduzzi.

De aflevering van de podcast van de Universiteitsbibliotheek Leiden waarin de schrijfster geïnterviewd wordt zo ingeleid:

Na de tachtigjarige oorlog werd de gereformeerde kerk de publieke godsdienst van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. [  ]

Lenarduzzi promoveerde twee jaar geleden op een onderzoek naar godsdienstvrijheid in de Republiek. In haar boek ‘Katholiek in de Republiek’ nuanceert ze het beeld dat veel mensen hebben over de Republiek, namelijk als vrijhaven waar gelovigen van alle denominaties vreedzaam samenwoonden. ‘Er was weliswaar gewetensvrijheid, maar er was geen vrijheid van godsdienstuitoefening. Dus voor die katholieken stelde de gewetensvrijheid eigenlijk niet zoveel voor.

Marijke Laurense spreekt in Trouw van 'Een verrukkelijk boek' en daarmee heeft ze meer dan gelijk. Het boek geeft een onderbouwde andere kijk op de Republiek die bekend staat om de tolerantie. Daar valt ten aanzien van de katholieke minderheid, die in een aantal gebieden zelfs geen minderheid was, nogal wat op af te dingen. Als samenvatting een gedeelte uit de Trouw recensie.

Lenarduzzi zocht het allemaal uit aan de hand van een fraaie verzameling historische egodocumenten: dagboeken, pamfletten, martelaarsbiografieën, liederen, tekeningen van voorheen luisterrijke interieurs van leeggeroofde en geconfisqueerde kerken, herinneringen aan processies en bedevaarten toen die nog mochten... Maar ook kleding, lichaamstaal en familieportretten blijken verbazend veel te vertellen over de katholieke identiteit en subcultuur in de Republiek. Hoogtepunt van haar onderzoek is de reconstructie van het Nederlandse ‘klanklandschap’, voor- en nadat de gereformeerde synode klokgelui, orgelspel en meerstemmig gezang aan banden had gelegd.

Opvallendste conclusies

Lenarduzzi’s belangrijkste conclusie is dat de katholieke minderheid zich niet onder liet schoffelen en bijzonder vindingrijk en zelfbewust werd, juist tegen de verdrukking in. Dat betekende overigens niet dat iedereen altijd op dezelfde lijn zat. Wat te doen bijvoorbeeld met relieken als de nog altijd prachtig witte tanden van Thomas van Kempen? Moesten ze naar een veilig katholiek buitenland worden gesmokkeld of hadden ze nog wonderen te verrichten in het ketterse Zwolle? En mochten de ‘kloppen’ (kloosterloze nonnen) nu wel of niet de mis zingen? De onderlinge meningsverschillen zouden uiteindelijk in 1723 zelfs leiden tot een scheuring tussen de roomse en de oud-katholieke kerk.

Een tweede interessante conclusie is dat ook katholieken veelal loyale vaderlanders en Oranje-aanhangers waren, die bijvoorbeeld in het rampjaar 1672 niets moesten hebben van het wangedrag van de Franse ‘bevrijders’, hoe katholiek die ook waren. De protestantse angst voor een katholieke vijfde colonne was dus lang niet altijd gegrond.