zondag 8 maart 2020

Twee schriftjes

Scène uit de theaterbewerking van 'Oorlog en terpentijn'.
foto: ©Toneelhuis

Voor de 'kennismakingscursus Cultuurwetenschappen'  probeer ik zoveel mogelijk te lezen over de twee decennia voor de Eerste Wereldoorlog. In de info bij de cursus zag ik het eerste deel genoemd worden van Stefan Hertmans' "Oorlog en terpentijn".  Een mooie aanleiding om kennis te maken met het literaire werk van de Vlaamse auteur, die vorig jaar de Constantijn Huygensprijs voor zijn hele oeuvre heeft ontvangen. Bovendien als audioboek beschikbaar in Kobo Plus, dat maakt de stap naar proberen nog kleiner.

Beluik in Gent, een voorbeeld van de huisvesting van arbeiders eind negentiende eeuw.

Volgens Stefan Hertmans is zijn inspiratiebron voor het boek twee schriftjes die zijn Gentse grootvader hem op zijn sterfbed gegeven heeft.  Of deze schriftjes echt bestaan daar is twijfel over. In de literaire kritiek is het een kwestie hoe het werk te waarderen als de schriftjes verzonnen zijn of als zij daadwerkelijk ten grondslag liggen aan de roman, (auto)biografie. Arnold Grunberg, die deze kwestie heeft aangezwengeld schrijft er onder andere over:

Voorop het boek staat weliswaar het woord ‘roman’, maar er wordt alles op alles gezet om de lezer te doen vergeten dat we met een roman te maken hebben. In deel 1 komt een op Stefan Hertmans lijkende figuur voor die pogingen doet zijn grootvader te beschrijven, door middel van herinneringen, bronnenonderzoek, en iets wat ik maar even meditatie zal noemen. 
Deel 2, het zwaartepunt van de roman, bevat de door Hertmans overgetypte memoires van Hertmans’ grootvader, die aan de zijde van België heeft gevochten in de Eerste Wereldoorlog. De lezer moet geloven dat dat een authentiek document is waarin hooguit wat spelfouten zijn verbeterd. Dat Hertmans in interviews de authenticiteit van de cahiers van zijn grootvader heeft bevestigd en deze op televisie zelfs heeft getoond draagt bij aan de illusie van echtheid. 
Ik wil niets afdoen aan de betrouwbaarheid van Hertmans’ uitspraken buiten de context van dit boek, maar ik kan niet vergeten dat het woord ‘roman’ op de kaft staat en ik neem Hertmans als literator te serieus om Oorlog en terpentijn uitsluitend als een document humain te beschouwen.

Gent rond 1900 

Grunberg ziet er juist als het verzonnen is  literaire schoonheid in. Guido Lauwaert is wat dat betreft kritischer:

Het commercieel succes van de roman zit hem vooral in het feit dat Hertmans kan schrijven, daar valt niet aan te ontkomen. Hij is een technicus. Met techniek kom je echter niet ver. Een multiplex historie is nodig. Stefan Hertmans dacht aan wat er stond aan te komen in de maatschappij. Ha! De herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Mooi. Dus de oorlog werd het staketsel. Bekleed met terpentijn – symbool voor de kunstsector – en erotiek, et voilà, je hebt een paar ton kopers. Nu nog het eeuwige gevoel noodzakelijk om het gemoed van de lezer te pakken. Daarvoor leg je gewoon een soortgelijk boek naast je klavier. Zoals hét boek over WO I dat alles heeft om de gemoederen te beroeren: seks, gas, shellshock, een kerstbestand en flink wat psychologisch gepieker: Regeneration-trilogie van Pat Baker. Wat knippen, schuiven, plakken en pats! Een prachtige collage. Voor de eerste klaroenstoot onder de Menenpoort schalt in aanwezigheid van een krat ministers en een koppel koningskinderen gooi je de roman de wereld in. De collagekunst en het juiste momentum, zo simpel is het voor een gegarandeerd succes. 

Om het geheel geloofwaardiger te maken verkondig je dat de inspiratiebron twee schriftjes zijn die je grootvader je op zijn sterfbed gegeven heeft. Maar, heeft ooit iemand de schriftjes gezien? In geval dat ze bestaan verdient zijn naam op de cover te staan. Als de schrijver van Deel 1. Zoals dat voor Het dagboek van Anne Frank het geval was. Vader Frank, Otto, heeft flink wat geknipt, geschoven en geplakt – wat Hertmans naar eigen zeggen ook heeft gedaan met de schriftjes – maar zijn naam niet naar voor geschoven. Het was en blijft het dagboek van zijn dochter. 

Gent 1913

Ik heb naar het eerste deel van het audioboek geluisterd. De voorlezer is  Louis van Beek, zijn stem bracht de jeugd van Urbain Martien niet echt geloofwaardig voor het voetlicht. Een stem met een Vlaamse tongval lijkt me passender om over het armoedige en toch ambitieuze Gentse jochie te vertellen. Over het verhaal schrijft Daniélle Serdijn er in de Volkskrant dit over:

'De wereld waarin hij voor 1900 opgroeide, was vervuld van geuren die inmiddels grotendeels verdwenen zijn', schrijft Hertmans. Toch slaagt hij erin die wereld op te roepen: '...een leerlooierij gaf in de ijle septembernevel haar niet te delgen stank af'. Als uit de eerste hand vertelt hij over het zware bestaan van Urbain in de kinderjaren. Hij woonde in Gent. Zijn moeder was beneden haar stand getrouwd. Vader was een straatarme 'kerkenschilder'. Al jong moet Urbain werken. Op zijn 13de belandt hij in een ijzergieterij, waar hij na anderhalf jaar 0,50 centimes per dag verdient. Hij is getuige van een gruwelijk werkongeval waarbij de 'straalbezopen zoon van de smid' met zijn gezicht in de laaiende oven valt. Urbain ziet hoe de jongen verandert in een 'zwartgeblakerde prop' die stuiptrekkend zijn laatste adem uitblaast. 's Avonds thuis zegt Urbain niet veel. 
De oorlogsjaren zullen nog heftiger blijken. Tot die tijd vindt Urbain troost in de schilderkunst. Hij tekent graag, soms lukt het hem een paar lessen te nemen.

Ik vond het boek beslist geen straf om te beluisteren, mooie taal, aandoenlijk verhaal. Aan mijn kennis over de periode heeft het Vlaamse sfeertekening toegevoegd. Wat niet gebeurd is, is dat ik beslist meer werk van Hertmans wil gaan luisteren of lezen, voorlopig houd ik het bij deze kennismaking.