vrijdag 10 april 2020

Schilderachtig, zwoegend en vroom

Volendam 1910
In '1900. Hoogtij van burgerlijke cultuur' van Jan Bank en Maarten van Buuren wordt gesproken over de volkskunde die rond de eeuwwisseling opkwam. Die aandacht voor de plattelandsbewoners was in feite een pleidooi voor traditionalisme. Tradities en 'volkseigen' cultuur die nog stand hielden bij de boeren en vissers en teloor gingen bij de globalistisch ingestelde stadsbewoners. Simpel uitgedrukt in de tegenstelling klederdracht - confectie. Maar ook die klederdracht was niet zo standvastig als menig conservatief deed voorkomen.

Spakenburg 1910
In het begin van de twintigste eeuw werd nog maar in enkele gebieden de complete streekdracht gedragen. De laatste bolwerken waren in de provincie Zeeland het oostelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen, Walcheren en Zuid-Beveland; langs de Zuiderzee Volendam, de eilanden Marken en Urk en de zuidoostelijke kust, ongeveer tussen Huizen en Staphorst. Waar men volgens overlevering gekleed ging, was deze kleding toch ook aan verandering onderhevig. Mutsen werden kleiner of groter, kledingstukken raakten in onbruik (de hemdrok) of werden juist in de streekdracht opgenomen (de jurk als ‘burgerdracht’ in Huizen). In andere gebieden droeg zoals gezegd alleen de vrouw nog (gedeeltelijk) streekdracht, maar was die van mannen en kinderen verdwenen of sterk gereduceerd. Dat was het geval in Noord-Brabant en noordelijk Zeeland; Texel en de oostelijke kant van Noord-Holland alsmede westelijk Zuid-Holland; het oostelijk deel van Drenthe en het Friese platteland; ten slotte Twente en de Achterhoek. Overal was er bovendien een streven zichtbaar naar een sobere kleurstelling, die kon voortkomen uit de eerder vermelde puriteinse behoefte of soms het gevolg was van een onvermijdelijke invloed van de stedelijke confectie.


Harderwijk 1913

Natuurlijk begon het inzicht dat zelfs het boeren- en vissersleven kon veranderen steeds meer door te dringen. Toch kreeg in 1928 een  film die het doen en laten van de bewoners rond de Zuiderzee op een volkskundige manier wilde vastleggen nog lovende recensies, maar die stonden wel in een nostalgische toonsoort. Een fragment uit: het boek 'Polderkoorts. Hoe de Zuiderzee verdween' van Emiel Hakkenes.


Van de Vens Zuiderzeefilm. Folkloristisch filmwerk in zes afdeelingen verscheen eind 1928. [ ]
In De Tijd kreeg de film een gunstige kritiek. Het was de filmmaker volgens de krant gelukt 'een waardevol en aantrekkelijk, dikwijls ook een ontroerend beeld vast te leggen van het verdwijnende volksleven op en rond de Zuiderzee'. Ook het liberale avondblad Het Vaderland prees Van der Vens Zuiderzeefilm: 'En zo zagen wij dan zo grondig als nog nooit te voren al wat er leeft aan oude schoonheid in en om de Zuiderzee, van Texel en Enkhuizen, Marken en Volendam. Harderwijk en Urk, Genemuiden en Kampen, oude stoere bouwsels, schilderachtige volksdrachten, zwoegende arbeid, vroomheid en trouw van een taai en goed deel van het Nederlandse ras.' Schilderachtig, zwoegend en vroom - zó behoorde de bewoner van de Zuiderzeekust afgebeeld te worden.


Marken