vrijdag 10 april 2020

Plaats delict van falen

Charlotte van den Broeck op de Frankfurter Buchmesse
Met 'Waagstukken' van Charlotte van den Broeck dacht ik een boek over architectuur te gaan lezen. De beschrijving zegt immers dat het gaat over dertien gebouwen waarvan de architecten zelfmoord pleegden. En jawel, daar gaat het ook wel over, maar er is zoveel meer. Het gaat over falen en angst voor falen, reizen, Charlotte's leven. Een rijk boek!

Maurits Chabot schrijft er in zijn NRC-recencie over:

Van den Broeck begint dichtbij en waaiert dan uit over de wereld, van Wenen tot Washington. Het hoofdstuk over een kromgetrokken kerktoren – ‘alsof hij voorbijgangers wil begroeten met een buiging’ – in het Franse Verchin gaat vooral over de clash tussen dorp en stad; te midden van de dorpsbewoners is de schrijfster de representant van een tijd die de hunne niet meer is. Jonge mensen willen alles snel-snel – de schuld van de moderniteit, krijgt Van den Broeck te verstaan. De kerktoren vertelt het verhaal van mensen die uit de tijd zijn gegroeid.
Zo is architectuur, in architect-termen, steeds een voorportaal van een groter verhaal. Het hoofdstuk over de Weense staatsopera gaat bijvoorbeeld niet over de bouw van de opera, maar over de opkomst van een nieuwe burgerij, de nouveau riche, over Wenen als metropool-in-wording onder Frans Jozef I.
Waagstukken is geen boek over architectuur – de eerste architecturale details tref je de facto pas op pagina 56; en die zijn voor de leek vooral een onderbreking van waar het Van den Broeck om te doen is. Waagstukken biedt de dertien gefaalde architecten alsnog een monument. Met haar ragfijne zinnen legt Van den Broeck poëzie in mislukking.