donderdag 28 november 2019

‘Hongaarse muziek’


Het boek 'Europeanen' van Orlando Figes is een prachtige reis door het 19de-eeuwse Europese culturele landschap. Een eeuw waarin het nationalisme wortel schoot, ook in de muziek. En bij nationalisme horen als zowat vanzelf verzonnen tradities. In Hongarije werd een eigen eeuwenoud, diepgewortelde muziek verzonnen.

De uitvinding van de ‘Hongaarse muziek’ liet hetzelfde patroon zien. De style hongrois was een gestileerde versie van zigeunermuziek en Turkse melodieën die componisten als Haydn in de achttiende eeuw in het leven hadden geroepen. Liszt werkte hem verder uit in zijn Hongaarse rapsodieën, negentien pianostukken die hij componeerde tussen 1846 en 1885, net zoals Brahms deed in zijn Hongaarse dansen. Beide componisten beschouwden de zigeuners als de voornaamste dragers van de Hongaarse volksmuziek. Zij zagen de zigeunertoonladders, met twee verhoogde seconden, de zigeunermelodieën en -ritmes aan voor de ware basis van de volksmuziek zoals de Hongaarse boeren die ten gehore brachten. 
De style hongrois werd overal in het Europese muziekleven populair. De muziekkapellen in kuuroorden als Baden speelden dit soort muziek geregeld, en het kosmopolitische publiek ter plaatse raakte in vervoering door de exotische ‘zigeunerklanken’. 

Intussen kon Liszt niet eens Hongaars spreken. Als geboren Oostenrijker sprak hij Duits en Frans, de talen van de landen waar hij het grootste deel van zijn leven doorbracht. Maar hij beschouwde zichzelf als een Magyaar en was een uitgesproken voorstander van de Hongaarse nationale zaak, die werd uitgedragen door politiek leiders die de Magyaarse stammen beschouwden als de ware etnische voorouders van de Hongaren. Liszts ‘Hongaarse’ muziek werd opgepikt door de nationalisten, muziekcritici en componisten, die het zigeuneraandeel betwistten en in plaats daarvan beweerden dat ze wortelde in de volksliederen van de Magyaarse boeren. Op basis van deze verzonnen traditie zou de Hongaarse muziek verder worden ontwikkeld. (p. 344)