maandag 11 november 2019

Le chemin de fer

Op de ochtend van 13 juni 1846, een zonnige zaterdag, vertrok om half acht precies de eerste stoomlocomotief die van het Gare Saint-Lazare de reis naar Brussel ging maken. Hij werd gevolgd door twee andere locomotieven, onder luid gejuich van de aanwezige menigte en muzikale begeleiding van een blaaskapel. Elk van de drie treinen telde twintig open wagons die waren versierd met de Franse en Belgische driekleur. De vijftienhonderd reizigers waren door James baron de Rothschild uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de feestelijke opening van de spoorlijn tussen Parijs en Brussel, waarvan zijn bedrijf Chemins de fer du Nord kort daarvoor het laatste stuk spoor tussen de Franse hoofdstad en Lille had voltooid.
Zo begint Orlando Figes de inleiding van zijn nieuwste boek 'Europeanen. Het ontstaan van een gemeenschappelijke cultuur'.
De spoorwegen hebben een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de Europese cultuur van het midden van de 19-de eeuw tot aan de Eerste Wereldoorlog. In het boek wordt deze ontwikkeling gevolgd met als leidraad de levens van operazangeres Pauline Viardot, haar echtgenoot, de Franse kunstcriticus Louis Viardot, en haar minnaar, de Russische romancier Ivan Toergenjev.

La Gare St-Lazare, Claude Monet, 1877
Voor de Europese cultuur was een nieuw tijdperk aangebroken. Kunstenaars en hun werk konden zich nu veel gemakkelijker over het continent bewegen. [  ] Vanaf deze decennia zouden de spoorwegen worden gebruikt door orkesten en koren, opera- en theatergezelschappen, rondreizende tentoonstellingen van beeldende kunst en schrijvers op lezingentournee. Het ontzagwekkende gewicht van veel kunstuitingen, dat voorheen ongelooflijke aantallen paarden en karren zou hebben gevergd, kon met behulp van stoomkracht relatief eenvoudig worden vervoerd. Voor goedkope, in grote oplagen vervaardigde reproducties van schilderijen, boeken en bladmuziek kwam een internationale markt binnen bereik. De moderne reiswereld deed zijn intrede en stelde veel grotere aantallen Europeanen in staat te ontdekken wat ze met elkaar gemeen hadden. Het bood hun de gelegenheid via deze kunstwerken te ervaren hoe ‘Europees’ zijzelf waren, welke waarden en ideeën ze met andere volken in Europa deelden, in welke mate ze de grenzen van hun eigen nationaliteit overstegen.

In De Groene Amsterdammer van 6 november 2019 staat een interessante boekbespreking van Eva Peek, waarin ze lijnen trekt naar de actualiteit:
Ze lijken in wel meer op ons, die negentiende-eeuwers. Met hun klachten over toenemend massatoerisme waar de elite haar neus voor ophaalt, hun vrees dat commercie alles maar oppervlakkig maakt, de worsteling met piraterij die zo makkelijk wordt door de nieuwste druktechnieken en die ze proberen aan te pakken met internationale auteursrechtenwetgeving. Het gemopper van Baudelaire in 1859 over collectieve ijdelheid als gevolg van de opkomst van fotografie, is komisch actueel. ‘Vanaf dat moment stortte de vuige maatschappij zich als één Narcissus op een stuk metaal om daar haar triviale beeld in te aanschouwen.’