woensdag 30 oktober 2019

Jan Wolkers Prijs

Een sterk verhaal, ook goed. 
Als ze op een tochtje door het bos oog in oog komt te staan met een berg van een berin die ze herkent, aarzelt die of er genoeg vlees zit aan dat zoogdier tegenover haar, of dat ze toch voor vis gaat. ‘Dan draait ze haar lichaam als een vrachtwagen in een nauwe straat, twee stappen achteruit, eentje schuin naar voren, en schrijdt ze weg zonder om te kijken.’  uit: 'Van klimaatverandering tot Russische vertelkunst, de MH17 en Poetin: de grote vertelkunst van Marente de Moor', Arjan Peters, Volkskrant 14-9-2018
Marente de Moor heeft dit jaar de Jan Wolkers Prijs voor haar roman Foon toegekend gekregen. De prijs voor het beste natuurboek werd uitgereikt door Karina Wolkers, de weduwe van de schrijver, kunstenaar én natuurliefhebber.

Foon is ‘een boek dat je op een andere manier doet kijken naar die natuur’, schrijft de jury. ‘Een boek dat tot de verbeelding spreekt, waarvan elke pagina schreeuwt om doorlezen en verder bladeren. Een boek dat de lezer trakteert op prachtige vondsten en stilistische parels, geschreven met gevoel voor de poëzie van het bestaan.’ Gijs Beukers, Volkskrant 20-10-2019

Vorig jaar heb ik het prijswinnende boek 'Darwin in de stad' van de evolutiebioloog Menno Schilthuizen gelezen. Dat was zoals gebruikelijk bij deze prijs een non-fictie boek. 'Foon' is echter een roman, een verhaal over mensen, mensen in de natuur. Ik heb het me laten voorlezen door Esther Scheldwacht. Haar stem overtuigt, ik hoorde echt de Russische Nadja spreken, denken, mompelen.

Vanuit dit boek is het, alhoewel het al langer op m'n 'te-lezen-lijst' stond, een mooie overgang naar de door Onno Blom geschreven biografie van Jan Wolkers, 'Het litteken van de dood'.

In zijn jeugd had Jan op zijn linkerslaap een leverkleurig litteken, alsof iemand met een groot penseel een klodder paarsbruine verf op hem had aangebracht. In zijn late leven was het litteken haast onzichtbaar geworden, maar op sommige jeugdfoto’s is het nog te zien. Het litteken had hij als baby opgelopen bij een ongeluk met een kapotte kroepketel. (p. 29)
Op de melancholieke zelfportretten die Jan in de oorlog maakte, kraste hij het papier aan de linkerkant van zijn gezicht helemaal zwart om het litteken te verhullen: ‘Een litteken is een stuk duister verleden,’ schreef Wolkers in het essay ‘In de schaduw van het voorgeslacht’. ‘Want was het niet of die baardeloze jongeling, die niet verder geweest was dan het haventje van Katwijk en de Zijlpoort te Leiden, al het leed der wereld had doorschouwd. Of er achter die pijnvolle frons in zijn voorhoofd beelden opdoemden van bloedstollende gruwelijkheden en van ijzingwekkende schimmen van gene zijde van het graf.’ (p. 32)

Jan Wolkers, zijn broer Han en zusje Henriëtte op school, 1935.