zondag 1 september 2019

Evolutiefeminisme


In het blog over het boek 'Innate' van van de Ierse geneticus en neurowetenschapper Kevin Mitchell schreef ik al dat in het zelfde kader van erfelijkheid, bepaald worden door de genen, 'Darwin voor dames' van Griet Vandermassen op mijn te-lezen-lijst stond.

In het boek wordt de feministische visie waarbinnen mannelijkheid en vrouwelijkheid opgevat worden als sociale constructen bekritiseerd vanuit een evolutionaire gedachtegang. Typisch mannelijke en vrouwelijke eigenschappen en gedragspatronen zijn in de loop van de evolutie ontwikkeld en liggen verankerd in ons DNA.

Uit het artikel in Knack, 29-07-2019, Feminisme en biologie: een verzoening? van Sarah Menu.

Vaststelling: er zijn biologische verschillen tussen de seksen. Deze verschillen zijn niet louter anatomisch, fysiologisch of reproductief van aard, maar ook psychologisch en gedragsmatig. Het zou nogal vreemd zijn als natuurlijke en seksuele selectie enkel uiterlijke factoren als anatomie zouden beïnvloeden, maar geen vat zouden hebben op bijvoorbeeld psychologie. 'Zo werkt evolutie niet', zegt Vandermassen stellig.
[     ]
Nadat Vandermassen haarfijn blootlegt hoe het klassieke feminisme consequent verzandt in logische denkfouten en interne contradicties, en vervolgens overvloedig aantoont hoe de evolutiepsychologie een superieur verklaringsmodel biedt voor seksetypische verschillen en de ongelijke verhouding tussen mannen en vrouwen, schuift ze een 'nieuw feminisme' naar voren: het darwinistisch geïnspireerde feminisme. De theoretische grondslag van dit nieuwe feminisme wordt gevormd door inzichten uit de evolutiepsychologie, die ons voorzien van een objectief mensbeeld. Wetenschappelijk onderzoek uit de evolutiewetenschappen is volgens Vandermassen cruciaal in de feministische strijd. Om de maatschappelijke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen aan te pakken, is het noodzakelijk om eerst de oorzaken ervan te begrijpen. 'Gewapend met die kennis [moeten we streven] naar een wereld die de belangen van beide seksen ernstig neemt en mensen maximaal de kans geeft zich te ontplooien en te zijn wie ze zijn.'

Vervolgens bespreekt Vandermassen enkele concrete casussen om te illustreren hoe haar darwinistisch geïnspireerde feminisme maatschappelijke problemen op basis van objectieve feiten oplost. De theoretische uitwerking van Vandermassens nieuwe feminisme blijft echter beperkt. Ook als je vertrekt van objectieve wetenschappelijke kennis zijn er volgens mij meerdere - en zelfs tegenstrijdige - antwoorden op maatschappelijke vraagstukken mogelijk. Een aantal pagina's later voegt ze toe dat in maatschappelijke beslissingen naast wetenschappelijke feiten zowel 'individueel als algemeen menselijk welzijn' centraal moeten staan, maar ook die uitspraak is vaag. Hoe verhouden het individu en de gemeenschap zich hierin tot elkaar? Wat primeert er uiteindelijk, en waar wordt de grens getrokken? Wat wordt er bedoeld met 'algemeen menselijk welzijn'? En hoe wordt dit welzijn 'gemeten'? Het wordt de lezer nooit helemaal duidelijk hoe het evolutionaire feminisme dat de auteur bepleit er precies uitziet. In een uiterst grondige wetenschappelijke studie stelt deze summiere theoretische uitwerking teleur.
Of het ooit nog goed komt tussen Vandermassen en haar feministische critici weten we niet. Wat we wel weten, is dat de filosofe met Dames voor Darwin een broodnodige studie van groot maatschappelijk belang heeft geschreven.