maandag 9 december 2019

De Njai

Javaanse vrouw ca. 1885
in een Nederlands-Indisch interieur
"Lichter dan ik" de roman van Dido Michielsen speelt in de tweede helft van de 19de-eeuw op Java. Een tijd waarin op alle niveau's rangen en standen het leven bepaalden. De Nederlanders, die in de tijd de dienst wilden uitmaken in het door hun zo genoemde Nederlands-Indië, deden daar nog een hele flinke etnische schep bovenop. De oorspronkelijke bevolking, 'de inlanders' vond men alleen al door hun huidskleur minderwaardig. 'Inlandse' vrouwen, in een tijd dat er van enige emancipatie nog geen sprake was,  stonden helemaal onder aan de ladder. Nederlandse mannen die voor de opening van het Suezkanaal meestal zonder vrouw in Indië verbleven namen vaak een vrouw uit het land als concubine. In de boekbespreking in Literair Nederland beschrijft Hans Vervoort dit maatschappelijke verschijnsel"

Nederlanders die in de tropen verbleven als militair, koopman of ambtenaar, lieten in de 19e eeuw zelden een vrouw overkomen uit het moederland om hun leven mee te delen. Meestal kozen zij voor een njai, een concubine, een vrouw van het land. Zij werd zijn huishoudster en bedgenoot en niet zelden baarde zij zijn kinderen. In de stamboom van Indische mensen is altijd de oermoeder een njai, vaak een lege plek omdat zij naamloos in de geschiedenis is verdwenen. Het kon ook anders gaan. Dat de blanke trouwde met zijn njai kwam heel weinig voor, maar een langdurige relatie tot de dood was mogelijk. Zeker als de blanke zelf sterk verindischt was. Meestal eindigde de relatie als de man terugkeerde naar Nederland. De njai ging dan weer naar de kampong, al dan niet met haar kinderen. In de kampong werd ze geminacht omdat ze zich verkocht had aan een blanke. Haar kinderen hadden vanwege hun lichtere huidskleur geen leven. Soms erkende de man de kinderen als de zijne en nam ze mee naar Nederland, daar had de njai niets over te zeggen.

Dido Michielsen, die een njai als voormoeder heeft, laat een Javaanse vrouw over haar leven vertellen. Ik luisterde gebiologeerd naar de schrijfster, die zelf het audioboek heeft ingesproken. Behalve dat ik meegenomen werd in het leven van Isah, kwam ik ook in een Indische sfeer, door het taalgebruik, het vertellen over gewoonten en gevoelens. Het boek is een eerbetoon aan al die onbekend gebleven vrouwen.