2022 jan. t/m juni



  • Filips de Stoute, Jan zonder Vrees, Filips de Goede en Karel de Stoute: namen als tijdmachines. Wie ze leest, reist als vanzelf naar een andere wereld met spectaculaire ridderspelen, bandeloze banketten, hoofse amourettes en bloedige veldslagen. Het viertal heerste van 1363 tot 1477 over het hertogdom Bourgondië en bepaalde de loop van de Europese geschiedenis.

  • Knokken, moorden, dichten en drinken - Bart Funnekotter - NRC
  • Wat er niet deugt aan De Bourgondiërs: Een veel te grote zak confetti - Sander van Walsum - De Volkskrant

Cultuurhistoricus René van Stipriaan schreef de eerste ‘volledige’ biografie van de Vader des Vaderlands, vol details over de persoon en de wereld waarin hij leefde. Daaruit komt een heel ander beeld naar voren dan men gewend is.In de serieuze geschiedschrijving werd dat beeld al sterk genuanceerd en vervaagde het nationalistische en calvinistische bidprentje snel. De laatste decennia ging dit proces van ‘debunking’ verder en tegenwoordig is er vooral veel aandacht voor de internationale context van de Opstand, waarbij de rol van Oranje minder groot wordt en hij niet zelden wordt geportretteerd als iemand die eerder een speelbal dan een hoofdrolspeler was. Ook wordt zijn opportunistische kant doorgaans benadrukt. Als lid van de hoge adel had hij vooral de belangen van zijn familie op het oog, zodat zijn rol als ‘vader des vaderlands’ met de nodige argwaan dient te worden bekeken.

  • Willem van Oranje was nooit te beroerd om nepnieuws te verspreiden - Rob Hartmans - NRC
  • Een beeld van feit en fictie - Brimboek

Het echtpaar Easter (Oost-Europakenner en hoogleraar politicologie aan Boston College) en Vorhees (auteur van meer dan veertig reisboeken) vertelt het bijzondere verhaal van het meesterwerk De kraamkamer van Gerrit Dou (1613-1675). Dit drieluik gold toen hij het in 1671 voltooide als het hoogtepunt van zijn oeuvre, en misschien wel als het hoogtepunt van de Nederlandse schilderkunst in de Gouden Eeuw. De verzamelaar die het op de kop tikte, betaalde er 4.024 gulden voor. Het hing aan diens muur naast Het melkmeisje van Vemeer, dat ‘slechts’ 330 gulden had gekost.

Honderd jaar later wilde tsarina Catharina de Grote naam voor zichzelf maken als kunstverzamelaar. Ze liet haar diplomaten en penvrienden als Diderot overal in West-Europa uitkijken naar topstukken die op de markt kwamen. Op 31 juli 1771 sloegen haar agenten hun slag op een veiling in Amsterdam, waar de collectie van koopman Gerrit Braamcamp onder de hamer kwam. Het was de veiling van de eeuw, die uiteindelijk meer dan een half miljoen florijnen zou opbrengen. Na een hevige biedingsstrijd met de vertegenwoordigers van de koningen Frederik de Grote, Lodewijk XV van Frankrijk en Stanislaus August van Polen kocht vorst Golitsyn De kraamkamer, samen met nog enkele topstukken. Hij liet ze inpakken en verzond ze op de brik Vrouw Maria naar Sint-Petersburg.

  • Het tragische lot van een meesterwerk - Bart Funnekotter - NRC
  • De verzonken kunstschatten van de Vrouw Maria - Brimboek


Klem tussen Johan de Witt en Willem III. Zo kan men de positie van de Goudse regent en diplomaat Hiëronymus van Beverningk in 1672 het beste kenschetsen. Aanvankelijk steunt hij het bewind van raadspensionaris De Witt, maar geleidelijk verandert hij van gedachten en ziet hij voor prins Willem III wel een toekomst weggelegd in de Republiek. Toen die Republiek in 1672 werd aangevallen door de Engelsen, Fransen en de bisschoppen van Münster en Keulen – het Rampjaar –, streed Beverningk aan de zijde van Willem III. Na de moord op de gebroeders De Witt door Oranjegezinden vreesde hij voor zijn leven. Maar Willem III, inmiddels stadhouder, zorgde ervoor dat zijn politieke vrienden geen wraak namen. Zo kon Van Beverningk zijn diplomatieke carrière weer oppakken. ‘Van Beverningk: een van de machtigste mannen van de Gouden Eeuw, waarover weinig is geschreven.


Wilson-Lee volgt Ferdinand in zijn onverzadigbare speurtocht naar kennis door het Europese continent en zo komen we onder andere terecht in het Leuvense drietalencollege van Erasmus, de keizerskroning van Karel V, Vaticaanse rechtbanken en tal van buitenlandse vorstenhoven. Daarvoor volgt de lezer Ferdinand al langs tal van avonturen in de Caraïben zoals muiterijen en catastrofale verkenningstochten. Een biografie over een ambitieus figuur zoals Ferdinand Columbus resulteert logischerwijs in een ambitieus boek. Wilson-Lee schreef dan ook een erudiete cultuurgeschiedenis die je meesleept langs politieke intriges, humanistische netwerken en de angsten en perikelen die gepaard gingen met ontdekkingsreizen. Net zoals Ferdinand bij momenten echter ten onder dreigde te gaan aan het oneindige ordenen van de wereld, lijdt dit boek soms aan een drang om alles te beschrijven. Van het stadsplan van zestiende-eeuws Sevilla tot de specifieke werking van nautische instrumenten en wiskundige theorieën van Italiaanse tijdgenoten. Dat maakt van het boek stevige kost, al zorgt Wilson-Lee telkens op het goede moment voor anekdotes over lamantijnen die minder op zeemeerminnen lijken dan gehoopt of de olifant die paus Leo X als huisdier hield om dit relaas verteerbaar te houden.

  • De zoon van Columbus, intellectueel ontdekkingsreiziger - Jonas Roelens - De Standaard
  • Álle kennis van de wereld kwam bijeen bij een maniakale verzamelaar in Spanje - Jeroen van der Kris - NRC
  • De 16de-eeuwse informatierevolutie - Brimboek



Gebruikmakend van een overvloed aan materiaal – zo bestaat de gepubliceerde correspondentie van Erasmus uit circa 3100 brieven – schildert Langereis een gedetailleerd portret van de man. Ze laat duidelijk zien wat zijn verdiensten waren en welke aspecten van zijn persoonlijkheid minder aantrekkelijk waren. Maar als Erasmus alleen maar een ambitieuze, beurtelings arrogante en de stroopkwast hanterende, immer om geld zeurende angsthaas was geweest, dan werd er niet al vijf eeuwen over hem geschreven. Uiteraard bouwde Erasmus voort op een humanistische traditie, die al in de veertiende eeuw in Italië was ontstaan en die het literaire en filosofische erfgoed uit de klassieke Oudheid in volle luister wilde herstellen. Doordat in de jaren dat hij actief was de boekdrukkunst een ware doorbraak beleefde, werd hij de eerste bestsellerauteur en wist hij een voor die tijd enorm publiek te bereiken. Via Erasmus’ bloemlezing van klassieke uitdrukkingen (Adagia), oefendialogen (Colloquia) en allerlei didactische handleidingen leerden geletterde burgers een soepel en natuurlijk Latijn schrijven en spreken. Daarnaast leverde hij met zijn Lof der zotheid en verschillende aanvallen op geldbeluste en oorlogszuchtige pausen terechte kritiek op misstanden in de kerk en een katholieke theologie die volkomen verstard was in onzinnige debatten over bijzaken. Zijn belangrijkste verdienste is dat hij op basis van jarenlang onderzoek kon aantonen dat de Latijnse Bijbel (de Vulgaat) het resultaat was van eeuwenlang slordig vertalen en kopiëren, en dat de kerk terug moest naar de bronteksten. Door duidelijk te maken dat de Bijbel mensenwerk was, en dat veel dogma’s en polemieken voortkwamen uit misverstanden, bood hij gelovigen de mogelijkheid om met een frisse blik naar hun religie te kijken. Erasmus toonde aan dat taal een machtig instrument was, dat tot veel plezier en dieper inzicht kon leiden, maar dat ook gemakkelijk kon worden misbruikt. Hij was duidelijk geen held: toen Luther en anderen de aanval op de katholieke kerk openden, distantieerde hij zich hiervan. Dat had onder meer te maken met het feit dat hij bescheiden kerkelijke inkomsten genoot. Maar minstens zo belangrijk was dat hij in Luther een gevaarlijke fundamentalist zag, die niet te beroerd was om bijbelpassages onjuist te vertalen als dat in zijn theologische kraam te pas kwam. Hoewel Erasmus dus nog steeds wordt gezien als een kritisch denker en een pleitbezorger van tolerantie, kunnen we hem en de strijd die hij voerde alleen begrijpen als we iets weten van de tijd waarin hij leefde. Om deze reden besteedt Langereis veel aandacht aan de historische, culturele en religieuze context. Zo lezen we niet alleen over het wel en wee van Erasmus, maar ook over de middeleeuwse theologie, de ontwikkeling die de Bijbel duizend jaar lang doormaakte, de praktijk van het kopiëren in de kloosters, de opkomst van de universiteiten en de boekdrukkunst, de opkomst van de boekenmarkt, de herontdekking van de klassieken en de ontwikkeling van de volkstalen, de vele hervormingsbewegingen in de kerk, het geldverkeer en de vele problemen waarmee reizigers geconfronteerd werden. 





De theedoeken van Van Gogh of een beschadigd avondmaal: het zijn geen nieuwe verhalen maar De Ruiter vertelt ze prettig, en het boek neemt je in vogelvlucht mee in hoe nieuwe en andere materialen die beschikbaar kwamen, leidden tot meer toegankelijkheid voor zowel de maker als de koper. Daarnaast gaat De Ruiter in gesprek met hedendaagse kunstenaars om hun manier van werken in een traditie te plaatsen. Kijk als een kunstenaar vertelt dus, zonder helaas al te grote drama’s aan te halen over hoe eerste ‘uitvindingen’ de wereld wilden veranderen en hoe dat mis ging, voor een breed publiek hoe het verliep vanaf de rotstekeningen naar de fresco’s, en via houten panelen in de Middeleeuwen tot olieverf op linnen. Wanneer er nieuwe materialen kwamen, bracht dat vaak nieuwe onderwerpen of technieken met zich mee. Devote afbeeldingen op hout voor de kerk werden dagelijkse taferelen of portretten op doek, of riviertjes op papier.

  • De theedoeken van Van Gogh en Miró’s tekenblok - Toef Jaeger - NRC
  • Een schilderij met een geheim - Brimboek


De exponentiële toename van rijkelijke handschriften in Italië tijdens de vijftiende eeuw was in grote mate toe te schrijven aan Vespasiano da Bisticci. Duizenden handschriften moeten tijdens zijn leven zijn boekhandel hebben verlaten. We vinden ze vandaag terug in de meest exclusieve boekencollecties over heel Europa. Niet zonder reden werd hij omschreven als 
‘princeps omnium librarium florentinorum’ (de eerste van alle Florentijnse librariërs) of ‘Rei de li librari del mondo’ (koning van alle librariërs in de wereld). Zijn bijdrage tot de verspreiding van het humanisme kan niet voldoende benadrukt worden, al was het maar door zijn bijdrage aan de doorbraak van het humanistisch minuskel, een letter met een strakke lijn die het vroegere gotisch cursief verving.


  • Vespasiano da Bisticci, de boekhandelaar van Florence
    Een librariër onder druk - Patrick Praet - Historiek
  • Rei de li librari del mondo - Brimboek



Deze studie onderzoekt de markt voor goedkope historiestukken in zeventiende-eeuws Amsterdam. De deelmarkt wordt bestudeerd en geanalyseerd vanuit de producenten, aanbieders en consumenten die hierbinnen actief waren. Het grootste deel van deze goedkope schilderijenproductie bleef niet bewaard en werd niet gedocumenteerd. De gedetailleerde inventarissen van de Amsterdamse kunsthandel van Jan Fransz. Dammeroen (1646), Cornelis Doeck (1667) en Hendrick Meijeringh (1687), die honderden goedkope historiestukken met een waarde van een paar gulden per stuk in voorraad hadden, vormen een unieke ingang voor een verkennend onderzoek naar de onderwerpen en schilders binnen dit segment. Na een inleiding richt dit proefschrift zich in het tweede hoofdstuk op deze kunsthandelaars en inventarissen. Het derde hoofdstuk onderzoekt de schilders die in deze inventarissen vermeld staan met het doel te achterhalen wat het gewicht was van verschillende sociale voorwaarden in het behalen van succes in het schildersvak. De goedkope historiestukken zelf staan centraal in het vierde hoofdstuk. Het was mogelijk om van sommige van deze schilders een beknopt oeuvre van schilderijen samen te stellen. Door een analyse van deze goedkope schilderijen wordt een beeld gevormd van het productieproces en het belang van economische efficiëntie in dat proces. Na de handelaars en de schilders bestudeerd te hebben, richt het vijfde hoofdstuk zich op de consument. Met een kwantitatieve analyse van een grote dataset van boedelinventarissen wordt in dit hoofdstuk het bezit van historiestukken in Amsterdamse huishoudens in de tweede helft van de zeventiende eeuw onderzocht.




Eeuwenlang stonden Hollanders bekend om hun ongepolijstre gedrag. Dat veranderde omstreeks 1500 onder aanvoering van Erasmus, die niet alleen geleerd en scherpzinnig was, maar ook tot navolging inspireerde. Hollanders begonnen hun culturele inhaalrace die uiteindelijk uitmondde in de Gouden Eeuw, waarin de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zich voor heel even het middelpunt van de wereld mocht wanen.

Lof der botheid biedt een aantal intrigerende snapshots uit de culturele emancipatie van de Hollanders. Hoe de hertog van Alva Willem van Oranje en zijn rebellenleger een paar nuttige militaire en politieke lessen leert, hoe het zelfbewustzijn van de rebellen snel toeneemt, en hoe Holland tot grote bloei komt: de essays in Lof der botheid geven tezamen een verrassend beeld van een trotse en speelse cultuur, die haar rauwe en botte kantjes overigens nooit helemáál zou verliezen.





"In veel literatuur over Rembrandt wordt verteld dat zijn faillissement hem overkwam, alsof hij enorme schulden had gemaakt en daarom zijn huis uiteindelijk niet meer kon betalen. Dit is niet hoe het is gegaan. Er hebben nooit deurwaarders voor zijn deur gestaan. Rembrandt heeft zelf op een faillissement aangestuurd en had daar ook een plan mee. Waarschijnlijk wilde hij ruimte creëren om met zijn geliefde Hendrickje Stoffels te trouwen. Hij kon echter niet zomaar met haar trouwen omdat er een wet in de weg stond. Voor hij opnieuw kon trouwen moest hij namelijk eerst een erfenis aan Titus – zijn zoon uit een ander huwelijk – betalen. Hij heeft Titus in het kader van die erfenis zijn huis toegewezen.

Zijn plan is uiteindelijk volkomen mislukt door tegenwerking van zijn crediteuren. Rembrandt is dan ook niet hertrouwd. Wel is het hem gelukt om veruit het grootste deel van zijn bezit naar zijn zoon over te hevelen, ongeveer 11 duizend gulden van de 16 duizend die de verkoop van zijn boedel heeft opgebracht. Dat geld is vervolgens weer gebruikt om een nabestaandenregeling te treffen voor Hendrickje en Cornelia, het dochtertje dat Rembrandt met haar had. Rembrandt heeft dus uiteindelijk zijn middelen herverdeeld over het samengestelde gezin dat hij met Hendrickje, Titus en Cornelia vormde." 

  • Drie vragen aan: Machiel Bosman - Geschiedenis Magazine
  • Hoe feiten een verhaal vertellen  - Anky Mulders - Literair Nederland
  • Review of: Machiel Bosman, Rembrandts plan: De ware geschiedenis van zijn faillissement, Amsterdam [Athenaeum] 2019 - Weixuan Li - Oudholland