zaterdag 27 juni 2020

‘Invallende duisternis’


Geregeld lees ik een boek over het Midden-Oosten, daarmee wordt steeds een tipje van de spreekwoordelijke sluier voor me opgelicht. Door het lezen van het boek van de Nederlands-Libanese journalist Kim Ghattas 'Zwarte golf. Hoe de rivaliteit tussen Saoedi-Arabië en Iran het leven in het Midden-Oosten heeft verwoest' wordt de complexiteit van de verhoudingen ineens echt inzichtelijker.
Anna Krijger vat de kern van het betoog van Ghattas in een recensie in Trouw: 'Hoe de duisternis in het Midden-Oosten inviel' samen.
Ghattas betoogt overtuigend dat het de machtsstrijd tussen Iran en Saudi-Arabië was die uiteindelijk het pluralistisch-religieuze en overwegend tolerante Midden-Oosten heeft vergiftigd met sektarisme en extremisme – met het jaar 1979 als scharnierpunt. Hiermee rekent ze meteen af met de gemakzuchtige, en in het Westen populaire, aanname dat de tegenwoordige oorlogen tussen soennieten en sjiieten in Jemen en Syrië teruggaan op 632, het jaar waarin de profeet Mohammed overleed en het grote schisma in de islam zich voltrok. Iran en Saudi-Arabië waren lange tijd zelfs bondgenoten; het was pas in 1979, het jaar van de Iraanse revolutie, de bezetting van de Grote Moskee in Mekka en de inval van de Sovjets in Afghanistan, dat daar langzaam maar zeker een einde aan kwam.
Het kritisch opbouwend commentaar van Paul Aarts in de Clingendael Spectator geeft de analyse van Ghattas meer ingangen. Zowel verklaringen van binnenuit het Midden-Oosten als de rol van Amerika worden aangekaart. Juist door de kennelijke versimpeling in 'Zwarte Golf' overzie ik het gehele speelveld (iets) beter.

In het nawoord vraagt de auteur begrip voor het feit dat ze de rol van Amerika zo weinig aandacht heeft gegeven en regionale spelers een hoofdrol hebben gespeeld. "Dat betekent niet dat ik Amerika vrijpleit van de vele fouten die het heeft gemaakt of van het dodelijke beleid dat het vaak heeft gevoerd. Van invasies tot staatsgrepen tot steun aan dictators, de acties van Amerika hebben de plaatselijke problematiek vaak gevoed en verhevigd."
Alle lof voor de aanpak die de auteur gekozen heeft: stemmen uit de regio laten horen die rechtstreeks tot de lezer spreken. Maar is daarmee de kous af? De geschiedenis van Washingtons directe bemoeienis met het Midden-Oosten in aanmerking nemend, is Ghattas dan niet te mild als ze slechts spreekt in termen van "gevoed en verhevigd"?