3 Het ontstaan van naties. Mayke de Jong.De Jong begint met haar hoofdstuktitel te nuanceren. De ondertitel luidt namelijk: Politieke en religieuze orde in vroegmiddeleeuws West-Europa. In de tijd zelf betekenden al deze termen (natie, politiek, religie) iets anders dan nu. De lezer wordt nu een beetje op het verkeerde been gezet, maar ze legt wel uit wat men er toen mee bedoelde. Vervolgens komt er een stukje herhaling van het vorige hoofdstuk en gaat ze verder met Karel de Grote en zijn opvolgers en hoe die gebruik maakten van de kerk om hun rijk te stabiliseren. Ze benadrukt dat ook het gebruik van latijn als zowel kerkelijke als politieke taal hier een rol speelde. Het geheel aan door kerk en vorsten gesmede samenlevingen steeg volgens De Jong uit boven de ethniciteit van al die volkjes en de overgebleven Romeinen die het vroegmiddeleeuwse landschap bevolkten. De Franken waren er daarbij meester in hun geschiedenis te gebruiken voor en regelmatig aan te passen aan de veranderende omstandigheden. Zo konden ze tot een soort grootmacht uitgroeien, maar om Karel de Grote tot vader van Europa uit te roepen gaat ook haar te ver. Dat was een na-oorlogs Duits idee, dat tot nu toe echter in de schoolmethoden is terug te vinden.Een minpuntje is dat er regelmatig over de Merovingen wordt geschreven, maar niet uitgelegd wordt wat dat dan voor figuren waren. Misschien moet men daarom maar Luit van der Tuuks De Franken in België en Nederland (2017) lezen. Tiecelin
*Tegen het einde van de Romeinse overheersing maakten Frankische krijgsheren zich meester van het zuidelijke deel van het huidige België. De eerste drie eeuwen zwaaiden koningen van het Merovingische huis de scepter. Geleidelijk breidden zij hun invloed uit over een aanzienlijk gedeelte van de Nederlanden. In de achtste eeuw werd hun macht overgenomen door koningen van de Karolingische dynastie. Die lijfden wat er nog over was van onze streken in bij het machtige Frankische imperium dat langzamerhand het grootste deel van West-Europa omvatte. Het lot van de bevolking in onze contreien werd vooral bepaald door het handelen van deze Frankische heersers. *Frankische, Merovingische en Karolingische koningen, hoe zit dat nu precies? Koningen als Childerik, Chlodovech, Dagobert en hun verwanten behoorden tot de dynastie van de Merovingische koningen die tot het midden van de achtste eeuw over het Frankische Rijk heersten.
"De op het grafveld opgegraven skeletten zijn onderzocht en laten een beeld zien, dat al bekend is van andere grafvelden uit deze periode: een lage levensverwachting – de meesten zijn jonger dan 35 – door kindersterfte, overlijden in het kraambed, dood door geweld, of eenvoudig door het ontbreken van een goede gezondheidszorg. Bij een stel skeletten kon ook de lichaamslengte worden bepaald: boeiend is vast te stellen, dat deze mensen niet kleiner waren dan hedendaagse 'Rijnlanders'. Het belangrijkste deel van het hoofdstuk is gewijd aan grafgiften, iets wat ons heel dicht bij de toenmalige mensen brengt. Bij vrouwen overheersen de kleding- of sierspelden, of kralenkettingen, waarvan de vele kleuren niet alleen mooi waren, maar vermoedelijk ook een magische betekenis hadden. Bij mannen, maar ook jonge jongens die toch al vroeg wapentraining kregen, vindt men als grafgift vaak wapens zoals zwaarden of messen. En nog meer: ook kammen en zelfs speelschijven voor een bordspel, komen als grafgiften voor. Een topvondst vormt een gouden riemgesp, die ergens tussen 680 en 750 is vervaardigd. Het is indrukwekkende edelsmeedkunst, waarbij een patroon in reliëf op een gouden plaatje is gehamerd, en afgewerkt met een omlijsting van gevlochten gouddraad. De versiering toont vier in elkaar grijpende draken, die de drager van de gesp moesten beschermen - alweer magische symboliek! Maar vooral is van belang, dat het geheel stilistisch sterk overeenkomt met gouden gespen uit Engeland, met name uit de regio Kent. De Rijnsburgse gesp zou daar best vandaan kunnen komen. De kwaliteit daarvan wijst erop dat die van een zeer belangrijk iemand moet zijn geweest, iets wat in het volgende hoofdstuk nog aan de orde komt. Voorlopig concluderen de auteurs, alles overwegend, dat het grafveld als heidens 'Fries' valt te typeren." "Het Rijnsburgse grafveld is als vroegmiddeleeuws grafveld bijna uniek. Alleen in Katwijk-Klein Duin is nog zo'n Merovingisch grafveld gevonden. Uit deze periode zijn verder alleen losse graven bekend, soms verspreid over de rand van een nederzetting. Dat dit kennelijk het gebruik was, suggereert dat genoemde twee Merovingische grafvelden een bijzondere functie hadden en dus niet moeten worden gezien als de grafvelden behorend bij de ernaast gelegen nederzettingen. Volgens de auteurs moeten we eerder denken aan bijzettingen van belangrijke families uit de Rijnstreek. Archeologische vondsten (rijke grafgiften of offers van zowel Engelse als Duitse oorsprong) maken duidelijk dat we daarbij moeten denken aan rijke edelen met internationale contacten. Doorslaggevend is de vondst van een nederzetting in de Katwijkse zanderij, waar gouden munten geslagen werden… Met gouden munten denkt men gauw aan een vorstelijke muntplaats! En inderdaad: voor de auteurs suggereren alle genoemde feiten dat in het Oude Rijnmondgebied een koninklijke familie de scepter zwaaide. De rijke geschenken waarmee deze familie zijn aanhangers te vriend hield, werden bij hun overlijden in het graf meegegeven. Het zijn deze zaken die de archeologen nu aantroffen." Uit: Boekbespreking: Menno Dijkstra & Pierre van Grinsven. Het Merovingische grafveld van Rijnsburg. Een bijzonder rijksmonument uit de vroege middeleeuwen. Mathieu Fannee *Germanen De Romeinen introduceerden het begrip 'Germanen' voor alle volken die oostelijk en noordelijk van de Rijn woonden. Maar deze volken vormden allesbehalve een etnische eenheid. Hooguit is er sprake van een taalkundige verwantschap, en dan moeten we de Germanen opvatten als een verzamelnaam van volken die een Germaanse taal spraken, hoewel de Romeinen dat niet zo hebben gedefinieerd. Goedbeschouwd bestaan er helemaal geen Germanen. *Gregorius van Tours noemde de vroegste Frankische leiders duces of legeraanvoerders. Het waren deze 'koninklijke' krijgsheren die de contacten met de Romeinen onderhielden, en niet de traditionele stamhoofden die slechts vanwege hun hoge afkomst hun vooraanstaande positie hadden bereikt. De machtigsten van deze krijgsheren werden door de Romeinen met rex, koning of misschien beter koninklijk leider, aangeduid. Ze traden op als Gallo-Romeinse officieren, maar hadden de geharde Frankische krijgers nodig om hun militaire plannen te kunnen realiseren. Die verschaften hun de machtsbasis om in hun dubbel rol van Germaanse krijgsheer en Romeinse legerleider een partijtje in de politieke arena mee te kunnen blazen. De bindingen van het provinciale gezag met de machthebbers in Rome waren, op zijn zachtst gezegd, niet erg hecht. *De Germaanse stamhoofden raakten op de achtergrond, terwijl de machtige krijgsheren naar Romeinse snit als koningen voor het voetlicht traden. Daarbij gebruikten zij het Frankische militaire potentieel als vehikel voor hun politieke ambities. Deze krijgsheren maakten zich de Gallo-Romeinse cultuur en traditie eigen, hoewel zij nog lang met hun vreemde uiterlijk en onverstaanbare keelklanken als barbaren gezien werden. Sidonius Apollinaris gaf een tot de verbeelding sprekende beschrijving van hun uiterlijk: Ze hebben hun gele haren naar voren gekamd, hun volledig ontblote hals ver toont een krachtige gloed. Hun lichtgekleurde ogen staan vaag en hebben een blauwgrijze glans. Ze hebben hun wangen glad geschoren, in plaats van baarden hebben ze dunne, gekamde knevels. De lange ledematen van de mannen worden gehuld in nauwsluitende kleding die ze zo hoog optrekken dat hun knieën ontbloot zijn. (Uit: Sidonius Apollinaris, Verzen) Sidonius Apollinaris gaf een tot de verbeelding sprekende beschrijving van hun uiterlijk: Behalve hun bijzondere voorkomen viel bij vroegmiddeleeuwse geestelijken vooral de heidense levenswijze van de eerste Frankische koningen op. Vol afgrijzen verhaalden zij van heidense tempels waar offers gebracht werden, van het aanbidden van idolen en van liederlijke zwelgpartijen. |
Dit boek geeft een vrijwel compleet overzicht van het leven van Merovingische mensen, hun dagelijkse beslommeringen maar ook handelsactiviteiten- en netwerken en de plaats van koningschap en religie in de vroegmiddeleeuwse maatschappij.
Het boek is opgebouwd uit twee delen.
Het eerste deel bespreekt de huiselijke situatie in de vroegmiddeleeuwse maatschappij, met hoofdstukken over woningbouw, begrafenisrituelen, de rol van dieren in het leven van de Merovingsche mens, en veelvoorkomende beroepsgroepen. Ook is er een apart hoofdstuk gewijd aan Merovingisch glaswerk. Hoewel dit enigszins uit de toon valt bij de andere hoofdstukken is het het lezen meer dan waard. Zeker wanneer je bedenkt dat nog steeds door veel mensen gedacht wordt dat de techniek van het glasblazen na de Romeinse tijd verdween. De prachtige glazen bekers, schaaltjes en kannen die Willemsen bespreekt getuigen ten zeerste van het tegendeel en pleiten zoals veel andere voorbeelden die de auteur aandraagt in haar boek voor een positiever oordeel over deze periode in ons land.
Het tweede deel van het boek heeft als thema de Merovingische mens en de wereld om hem heen. Hierin zijn hoofdstukken te vinden over de rol van goud en geld in de vroegmiddeleeuwse maatschappij en de bewoningscentra van Merovingisch Nederland. Het wereldwijde handelsnetwerk dat door de Merovingen gebruikt werd krijgt veel aandacht, waarbij vooral wordt ingegaan op infrastructuur en reikwijdte van het netwerk.
Het boek sluit af met een hoofdstuk over de vondsten van zogenaamde ‘koningsgraven’, graven met kostbare grafgiften die echter niet per definitie van een koning of stamleider hoeven te zijn. Dit maakt Willemsen wel duidelijk door doorheen het gehele boek te wijzen op de relatieve welvaart en gezondheid van de gemiddelde Merovingische mens, ten opzichte van zijn verwanten uit de Romeinse en Middeleeuwse perioden. In het afsluitende hoofdstuk vergelijkt de auteur verschillende aansprekende grafvondsten, zoals de site in het Engelse Sutton Hoo, het Duitse vorstengraf van Krefeld-Gellep en het graf van de ‘Franse’ koning Childeric I om de verregaande ‘Germaanse’ overeenkomsten tussen de Merovingen en bijvoorbeeld de Saksen in Engeland en Duitsland te laten zien. Deze uiten zich voornamelijk in de soorten grafgiften en vergelijkbare begrafenisrituelen.
3 Het ontstaan van naties
Politieke en religieuze orde in vroegmiddeleeuws West-Europa (ca. 500 - ca. 1000)
- 476 ad “val” Romeinse Rijk, ontstaan van belangrijkste koninkrijken Franken, Ostrogoten (opgevolgd door de Langobarden) Visigoten in Spanje, Vandalen in Noord-Afrika.
- Justinianus: 527 – 565: Gotische oorlog vernietiging van Vandalen en Ostrogoten
koninkrijk, opvolging Langobarden in Italië. 711 vernietiging van Visigotenkoninkrijk in
Spanje door het emiraat van El Andalus.
- Het Rijk der Franken bleef over:
a) 500 – 750 Merovingische dynastie
b) 750 Pepijn en daarna Karolingische dynastie
c) Karel de Grote Koning van de Franken (Regnum Francorum de machtsbasis) en verovering rijk van de Langobarden en Saksen en Avaren: 800 keizer gekroond door Leo III in Rome (= Imperium) Ondersteunde de Angelsaksische missionarissen
d) 814 opvolging Lodewijk de Vrome, stierf in 840 driedeling van zijn Rijk, waarbij de keizerskroon naar Lotharius ging van het Middenrijk. Dit rijk hield geen stand en werd opgeslokt door het Westelijke deel (Frankrijk) en het oostelijk deel (Duitsland), die vanaf 880 steeds meer als aparte eenheden functioneerdenLodewijk V wordt te Compiègne tot koning gekroond (Grandes Chroniques de France, Bibliothèque Sainte-Geneviève, Ms. 782).
De laatste koning in de lijn van de Karolingen - e) Karolingers worden opgevolgd door de Ottonen genoemd naar Otto I (936 – 973), die zich keizer noemen (imperator) maar wiens machtsbases in het voormalige oostelijke deel van het Karolingische Rijk lagen.
Emperor Otto I and his spouse Adelheid, holding the successor Otto II,
L.: OTTO IMPERATOR.
Ivory relief, Milano, ca. 963. Museo del Castello Sforzesco, Milano