Vreten zuipen en dansen


14  Vreten, zuipen en dansen. Rob Meens

Ook zo’n geliefd beeld: de met zijn handen etende en uit grote kannen zuipende middeleeuwer.  Boerend, scheten latend en zijn vette handen afvegend aan een rondborstige dienster zien we hem in films optreden. Diverse horecaondernemingen in binnen en buitenland doen goede zaken met ‘reconstructies’ van middeleeuwse herbergen die dan Bruegeliaans of Bourgondisch genoemd worden en waar je echt met je handen moet eten. Succes verzekerd als er nog ‘troubadours’ met gitaren en accordeons optreden die schuine liedjes zingen of als er narren, koningen en jonkvrouwen rondlopen en een enkele bedelaar. Griezelen dus. Meens legt uit hoe we aan dat beeld komen en wijst Norbert Elias als de grote schuldige aan, maar dat vind ik wat kort door de bocht. Elias probeerde namelijk te verklaren waarom zaken als sociaal gedrag veranderden, bijvoorbeeld in het geval van tafelmanieren. In zijn studie Het Civilisatieproces (uitgebracht in het Duits in 1939, maar pas in het Engels en Nederlands vertaald tussen 1978-1982) komen de steeds verfijndere manieren van mensen na de middeleeuwen aan de orde die een teken zouden zijn van het voortschrijden van de beschaving (dus de middeleeuwen waren dat niet= evolutionisme).

 

Meens  denkt dat etiquette handleidingen pas van rond 1500 dateren, maar Theo Meder heeft in een artikel uit 1994 al het Boec van seden van voor 1290 behandeld evenals enkele soortgelijke i n het Diets geschreven regelboekjes uit de 14e en 15e eeuw. Natuurlijk komen er na 1500 meer, en Elias concentreert zich hier op, maar het is niet het enige verhaal.  In kloosteromgevingen circuleerden al in de vroege middeleeuwen dergelijke gedragsregels, die ook best hun effect erbuiten gehad zullen hebben, zeker op het hof, zoals de auteur ook vermeldt. Hielden ook gewone mensen zich aan deze toch vooral in elitekringen toegepaste regels? Dat weten we niet. Maar ik kan me niet voorstellen dat gewone mensen zich maar lieten gaan aan de dis. Ze zullen waarschijnlijk wat minder verfijnd te werk zijn gegaan, maar elke samenleving heeft zijn, ongeschreven, regels om met elkaar om te gaan. Dat daar ook mensen buiten vielen, al of niet door eigen schuld, is niet te voorkomen en nood breekt soms wetten, maar dat het een onbeschofte barbarij was aan de middeleeuwse eettafel kan er bij mij niet in.

Dat de elite neerkeek op boeren is een bekend thema in de (16e eeuwse) kunst en literatuur, wat Meens, met Pleij, interpreteert als op het humanisme gebaseerde burgermoraal.  Maar dan zijn we inmiddels bij Bosch en Bruegel aangeland en kun je het niet echt meer traditioneel middeleeuws meer noemen. Vandaar dat ik wel degelijk een verschil zie tussen de middeleeuwer van, zeg, voor 1400 en de met moderne devotie en humanisme doordrenkte renaissance-mens. Meens besluit daarom, en dat ben ik met hem eens,  dat de ongeciviliseerde middeleeuwer als een constructie van de burgerlijke elite beschouwd moet worden, die daar een duidelijke bedoeling mee had: het scheppen van een eigen identiteit die zich moest onderscheiden van wat in dorpen gold en waar ze niet mee vergeleken wilden worden. Tiecelin

 14 - Vreten Zuipen en dansen
Over het beeld van de ongeciviliseerde Middeleeuwen - Rob Meens

1 - Kluiven in een keldergewelf 

De vraag  is waar het beeld van de Middeleeuwse mens als ongemanierd en ongeciviliseerd vandaan komt. De socioloog Norbert Elias heeft aan dit beeld bijgedragen in zijn boek Het civilisatieproces uit 1939. En hij heeft dat beeld weer gebaseerd op

de manier waarop in de 15de en 16de eeuw
werd aangekeken tegen de boer
als tegenbeeld van beschaving
.

Deze opvattingen komen ook terug in de beeldende kunst als schilderijen van Breughel en Jeroen Bosch, in de letterkunde en zelfs in sneeuwpoppen. De vraag is hoe getrouw het beeld van Breughel eigenlijk was.

2 - Norbert Elias en het civilisatieproces

Elias onderzoekt de vraag waarom mensen in de periode van de late Middeleeuwen zich steeds geciviliseerder gingen gedragen. Hij leidt deze stelling af uit de vele etiquetteboekjes die ontstonden in de vroegmoderne tijd en waar gedragingen die voorheen als normaal werden gezien, vanaf die tijd steeds minder in het openbaar konden plaatsvinden. Daarbij valt hem op dat dat vooral gedragingen waren met een hoge mate van lichamelijkheid als neussnuiten, winden laten etc.

 Dit soort regels maken een bepaalde ontwikkeling door volgens Elias waarbij eerst regels werden opgesteld voor de elite die later doorsijpelden naar andere lagen van de bevolking die de elite wilde imiteren. De vraag die Elias zich stelt is nu waarom die regels nu juist in deze periode ontstaan. Volgens zijn configuratiesociologie moet de verklaring daarvoor gezocht worden in de grotere maatschappelijke en politieke ontwikkelingen en die ontwikkelingen gaan volgens Elias in een aantal fases namelijk: 

  • 1) Met de toenemende centralisatie van de staatsmacht en de toenemende monopolisering van het geweld door de staat wordt het traditionele militaire aspect van de oude (krijgs)adel steeds minder belangrijk. Edellieden dienden derhalve te worden gepacificeerd wat zoveel wil zeggen dat de agressieve impulsen voor individuele aanval en verdediging moet worden beperkt en aan banden gelegd (pacificatie van de adel
  • 2) Doordat edelen van strijders, hovelingen moeten worden moet bepaald gedrag worden afgeleerd en ander gedrag worden aangeleerd. Dit onderdeel heet de sociogenese omdat het de hele groep betreft. 
  • 3) Daarnaast moet ieder afzonderlijk individu worden opgevoed in dezelfde nieuwe gedragsregels en dat wordt door Elias de psychogenese genoemd.

Door de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen volgt  een groepssocialisatieproces en uiteindelijk de vorm krijgt in een individueel socialisatieproces, wat dan weer resulteert over de tijd heen in een civilisatie eerst van de adel en later van de lagere klassen.

Elias illustreert dat met het gebruik van het mes. Regels die het gebruik van het mes aan tafel reguleren werken mee aan de pacificatie van de edelen. Daar waar vroeger iedereen een mes droeg en het zelfs van een man werd verwacht dat hij zichzelf en zijn gezin zonodig met zijn mes zou verdedigen dan wel hun eer redden, verandert het gebruik van het mes aan tafel bijvoorbeeld. Waar men vroeger aan tafel het mes gebruikte om grote stukken vlees van een dier af te snijden gebeurt dat later in toenemende mate in de keuken. Messen aan tafel die in vlees snijden roepen agressieve associaties op met het recht in eigen hand nemen en dat dient te worden voorkomen.

 Wat geldt voor de agressieve driften geldt voor alle driften in het algemeen. De civilisatie bestaat er nu juist uit dat alle driften en affecten zeker die van lichamelijke aard zoveel mogelijk worden getemperd tbv de civilisatie en dat komt terug in de maatschappelijke taboes en de sociale regels die dan weer te vinden zijn in de etiquetteboekjes. Ongetemperde emoties worden dan van “normaal” naar infantiel of kinderlijk dwz onbeheerst. 

De redenering van Elias suggereert een beeld van de Middeleeuwse mens als een door affecten en driften geregeerd kind, waar dan in een civilisatieproces een einde aan werd gemaakt. Dat beeld van de Middeleeuwer als iemand met heftige emoties die ook voortdurend wisselen, en zich direct in ongeciviliseerd gedrag uiten waarbij alle lichamelijkheid zich in het openbaar afspeelt heeft Elias waarschijnlijk ontleent aan het werk van Johan Huizinga “Herfsttij der Middeleeuwen”, die eenzelfde beeld oproept. Verder is hij sterk beïnvloed door het werk van Freud waarbij het id en het ego onderworpen dienen te worden aan het superego.

3 - Laat Middeleeuwse en vroegmoderne beelden van de boer

De vraag is of dat beeld ook klopt. Als kritiekpunten op de theorie van Elias en Huizinga geeft hij in elk geval de volgende punten: 

  • 1) De Middeleeuwse mens is door beide auteurs min of meer als achtergrond gebruikt, terwijl we er maar weinig van weten. De redenering lijkt te zijn, als er in de etiquetteboekjes staat dat men niet in de hand mag snuiten, dan leiden we daaruit af dat dat dus kennelijk normaal was om te doen, maar dat is maar de vraag. Feit is dat we erg weinig weten van de Middeleeuwse tafelmanieren
  • 2) De genoemde boekjes hoeven dus niet de werkelijkheid weer te geven en lijken eerder ingezet te zijn als een. Wat historici noemen “beschavingsoffensief” met als doel de eigen stedelijke identiteit te vormen door zich af te zetten tegen de vermeende boerse mentaliteit van de plattelander. Het benadrukt het verschil tussen “wij en zij”

 Voorbeelden van dit beschavingsoffensief in schilderkunst en literatuur 



1) Met name Herman Pleij heeft dit concept “beschavingsoffensief” veelvuldig gebruikt in zijn onderzoek naar de stedelijke literatuur.

  •  a) Hij beschrijft de Rederijker Jan Smeken die in 1511 een groot sneeuwpoppenfestijn in Brussel becommentarieert waar hij in de sneeuwvoorstellingen van het boerenleven, de boer agressief als ongeciviliseerd, primitief, onmatig en symbool van een zekere wildheid neerzet. Het gaat hier dan niet om werkelijke boerengedragingen maar om een karikatuur, de boer als model van onbeschaafdheid tegenover de stedeling als model van het tegenovergestelde. 
  • b) Ook in het Kerelslied uit einde 14de eeuw wordt eenzelfde karikatuur van de boer als suf, vretend en zuipend, neergezet.

 2) Niet alleen in de literatuur maar ook in de schilderkunst zien we dezelfde beelden: 

  • a) Jeroen Bosch schijnt een schilderwerk De Boerenbruiloft gemaakt te hebben waar volgens de catalogus de boer op eenzelfde manier wordt neergezet. Dat zet hij dan tegenover een beschaafd en ingetogen beeld van de bruiloft van Kana.

Het hele werk van Bosch is doordrenkt met een bepaalde op het humanisme en de moderne devotie gestoelde burgermoraal waar eigenschappen als spaarzaamheid, ijver, ernst en matigheid te verkiezen zijn boven lichamelijk genot in welke vorm dan ook. Dus niet te veel lol en genieten van het leven. De boer wordt dan het zinnebeeld van datgene dat er mis is in de mens. Jeroen Bosch schildert op die manier het typische wereldbeeld van de vroegmoderne stadsburgerij aldus Paul Vandenbroeck.

  •  b) En ook Pieter Breughel de Oudere de verbeelder van het boerenleven bij uitstek stapt in sommige van zijn werken in de voetsporen van Jeroen Bosch door wie hij ook is beïnvloed zoals blijkt uit zijn werken Grote Vissen, kleine vissen en Triomf van de dood. Wat betreft het boerenleven zien we echter twee soorten werk bij Breughel
♦ i) In sommigen van zijn werken als de Boerendans en de boerenbruiloftsdans lijkt Breughel Bosch te volgen in zijn kritiek op de boeren en als verwoorder van de kleinsteedse burgermoraal. Losbandige maaltijden met drank en zang, erecties en losbandigheid moeten de stadsbewoner duidelijk onderscheiden van de onbeschaafde boeren.  


♦ ii) In andere werken laat Breughel echter een ander beeld zien. Deze schilderijen lijken terug te gaan op de kalenderafbeeldingen van de getijdenboeken als Tres Riches heures van de Gebroeders Limburg, waar de boer eerder heroïsch en geïdealiseerd worden afgebeeld dan karikaturaal. In de serie van Breughel die de Boerenbruiloft, Jagers in de Sneeuw, de Hooioogst en de terugkeer van de kudde omvat, zien we de boer helemaal niet als een onbeschaafde karikatuur maar juist als een positief en beschaafd bijna heroïsch persoon. Weg is het vermaak, het gelal de erecties en de guitigheid, aan tafel heerst beschaafdheid, de jagers komen terug van een geslaagde jacht, vermoeid maar tevreden.


3) Deze laatste werken zijn een belangrijke vernieuwing in de schilderkunst wat betreft de verbeelding van het Boerenleven, en zijn waarschijnlijk het gevolg van de reis die Breughel in 1551 – 1553 maakte naar Italië, vlak na de dood van Rafael en Leonardo. Niet langer wilde hij de boer in een fraai hoofs tafereel als de getijdenboeken of als moraliserend karikatuur schilderen, maar als een op zichzelf staand onderwerp zonder diepere bedoeling, waardoor hij een veel positiever beeld van de boeren kon ontwikkelen.


4 - De Middeleeuwen ongeciviliseerd? 

Klopt nu de stelling van Huizinga en Elias dat de Middeleeuwse mens zijn emoties en driften niet beheerste en heftiger en directer was en onderworpen diende te worden aan een civilisatieproces. Het beeld klopt om verschillende redenen niet

1) Om te beginnen ontlenen Huizinga en Elias hun beeld aan de stedelijke voorstellingen van de 15de en 16de eeuw, die en duidelijke karikatuur laten zien van de boer en andere niet-burgers als identiteitsvormend proces voor de stedeling 

2) Bovendien nemen beiden aan dat er een civilisatieproces en dat betekent een vooruitgang moet zijn geweest in de tijd, maar dit vooruitgangsdenken is beslist niet altijd feitelijk juist.

 3) Ook de beschrijving van de modernisering in de 15de en 16de eeuw tegen het achtergronddecor van de Middeleeuwen heeft de nodige kritiek van Mediëvisten gekregen.

  •  a) Ook in de Middeleeuwen zijn er strenge vormen van drift en affectbeheersing dmv regulering geweest mn in het Kloosterleven maar ook daarbuiten.
  • b) Het Christendom heeft veel overgenomen van de stoïcijnen die nu net de beheersing van de emoties als hoofdbestanddeel van hun filosofie benadrukken. In het Christendom resulteerde dat in allerlei regels voor seks en vasten ed. 
  • c) Dat gold helemaal voor de geestelijkheid waar deze regels nog veel strenger waren en die de aanjagers waren van het gedrag wat wij nu als hoofs betitelen (aldus Stephan Jaeger) Dus niet alleen het hof vooral ook de geestelijkheid zette het civilisatieproces al vroeg in.
  •  d) Ook baseerde Elias zich in de civilisatiepogingen van het Hof vooral op Erasmus maar die schreef nu juist op grond van de Burgercultuur en niet over de Hofcultuur.
  •  e) Ook zijn de inzichten van Freud inmiddels achterhaald en wordt agressie niet meer zozeer gezien als een gebrek aan beheersing maar meer een culturele respons binnen een bepaald cultureel model. De Middeleeuwer was niet agressiever maar gedroeg zich wel agressiever omdat dat onderdeel was van de cultuur van masculiniteit. Deze agressie werd ook wel degelijk begrensd door regels die oa vetes aan banden moesten leggen.
  •  f) Tot slot ziet Elias de ontvangende lagere klassen wel erg vanuit de elite, deze lagere klassen imiteren niet zomaar klakkeloos wat de elite doet maar maken er hun eigen verhaal van. Bovendien wordt de elite ook weer door de lagere klassen beïnvloed.

 4) Kortom op grond van het bovenstaande kunnen we concluderen dat zowel Huizinga als Elias het stedelijke moralistische beeld van de niet-burger boer wel erg snel als feitelijk hebben geaccepteerd terwijl het in wezen een karikatuur is van dezelfde stedelijke burgercultuur. De Boerenbeelden zijn niet de praktijk maar een constructie van de stedeling, een bedenksel van de elite om zichzelf een identiteit van anders-zijn te kunnen aanmeten.

 5) En last but not least: Breughel was helemaal geen Middeleeuwer maar leefde in de periode dat de Renaissance al over zijn “hoogtepunt” heen was.