Scholastiek en kathedralen


*Bedelmonniken (13de eeuw)*

Middeleeuwse monniken: franciscanen en dominicanen

~De Dominicanen wijdden zich aan het uitwissen van ketterij uit de kerk. Daarvoor oefenden ze niet alleen het werk van de inquisitie uit,
zij schreven eveneens de literatuur die ten grondslag lag aan de Inquisitie en haar taken. Ze schreven de handleidingen, dus ze waren betrokken bij zowel de uitvoering als de ideologie van de inquisitie.

~Zowel de Dominicanen als Franciscanen plaatsten prediking in het centrum leven en werk.
Ze schreven literatuur over het opleiden van geestelijken, zodat zij konden prediken.
De kern van de prediking was de noodzaak van berouw en boetedoening, gevolgd door sacramentele biecht en verzoening.


Clara van Assisi (geboren als Chiara Offreduccio) was een navolgster van Sint Franciscus van Assisi. Zij was van adellijke afkomst maar gaf al haar aardse rijkdom op om, in de geest van Franciscus, in radicale armoede te leven. De orde die zij stichtte werd bekend als die van de Clarissen. Zij was de eerste vrouw die zelf een kloosterregel schreef. Zij werd in 1255, twee jaar na haar overlijden, door paus Alexander IV heilig verklaard. De Katholieke Kerk gedenkt haar op 11 augustus.


*Opkomst van universiteiten (1000-1300)* 


Ingrijpende demografische veranderingen in Europa in de periode van 1000 tot 1300:
- economische structuren, 
- groei van de overheid, 
- verstedelijking.
Handelaren hadden behoefte aan verbeterde geletterdheid.
Maar de pauselijke hervormingen blijken ook een motor van verandering te zijn. De oprichting van bureaucratieën van juridische en
bureaucratische systemen vereisten meer en meer mensen die in het Latijn konden werken en konden schrijven.
De traditionele kloosterscholen waren niet in staat om met deze veranderingen om te gaan
in de samenleving, en de behoeften van de economie en de overheid.


Peter Lombardus (1100-1160)

Een middeleeuwse theoloog en scholasticus.
Hij studeerde rechten in Bologna en theologie in Parijs, waar hij vanaf 1140 20 jaar lang doceerde aan de domschool. In 1159 werd hij nog benoemd tot bisschop van Parijs.

Hij schreef veel Bijbelcommentaren die leidden tot zijn belangrijkste werk: de Sententies. Het werd het theologisch handboek bij uitstek van de 13e tot de 16e eeuw. 
Het werk werd wel betwist en beschuldigd van ketterij, maar nadat Lombardus door het Vierde Lateraans Concilie in 1215 in bescherming was genomen, werd de autoriteit van het werk bekrachtigd. Mede daardoor werd dit boek het hoofdwerk van de middeleeuwse scholastiek. Belangrijk voor de katholieke kerk was dat hij het aantal sacramenten op zeven stelde. Verwijzend naar dit werk, werd Petrus Lombardus ook de Magister Sententiarum genoemd.

Het boek neemt in veel kwesties een middenpositie in. Elke vraag of thesis wordt gevolgd door benoeming van argumenten voor en tegen, en een eigen beargumenteerd antwoord. Iedere theoloog werd in de dertiende eeuw geacht voor het behalen van de licentia ubique docendi, het recht om overal te onderrichten, college te geven over de Sententies van Petrus Lombardus. 

Abélard en Héloïse (12de eeuw)

De vermaarde filosoof Abélard en de erudiete Héloïse vormen het beroemdste liefdespaar uit de middeleeuwen. Nadat hun geheime liefde aan het licht was gebracht werd Héloïse naar een klooster gestuurd en Abélard gecastreerd. Hun verhaal heeft in de Romantiek zeer tot de verbeelding gesproken.

Pierre Abélard (Petrus Abaelardus) wordt beschouwd als een van de grootste geesten van de 12e eeuw. Hij heeft het Westerse denken diepgaand beïnvloed. Zo heeft hij ertoe bijgedragen dat de wijsbegeerte werd ontvlochten van de theologie en een zelfstandige discipline werd. Hij was een van de eersten die de goddelijke openbaring tot object van de ratio maakte. Zijn bespiegelingen brachten hem in moeilijkheden na een conflict met Bernardus van Clairvaux, die hem door het kerkelijk leergezag het zwijgen liet opleggen.

~~~~ 

In de late elfde eeuw ontstond in Europa de eerste universiteit (de Universiteit van Bologna in 1088), naast en als alternatief voor de abdijscholen. In de twaalfde eeuw volgden de universiteiten van onder meer Parijs en Oxford. De wetenschappelijke methodiek die op deze universiteiten werd toegepast, is bekend geworden als de ‘scholastische methode’. Deze methode was rationeel, argumentatief en kritisch, en minder – wat tot die tijd gangbaar was – meditatief en literair van karakter.
De ontwikkeling van de scholastiek was mogelijk door nieuwe vertalingen van het werk van de Griekse filosoof Aristoteles vanaf de jaren 1140. Aristoteles’ werken waren in het Westen verloren, maar werden in de elfde tot dertiende eeuw in Spanje door islamitische en joodse filosofen herontdekt. Belangrijk hierin waren de islamitische geleerden Avicenna (980-1037, ook wel Ibn Sina genoemd) en Averroës (1128-1198, Ibn Rushd), en de joodse filosoof Maimonides (1138-1204, alias Rambam).
historiek
*Thomas van Aquino (1225-1274)*
De belangrijkste ontwikkeling in het westen van de 12e eeuw was de intellectuele revolutie als gevolg van het herstel van de werken van Aristoteles die onder meer bekend was door zijn logische geschrift de Organon.
De bron van dit herstel was de rijke traditie  in de islamitische wereld van vertaling en commentaar op Aristoteles. In de grote centra van de islamitische intellectuele cultuur was Aristoteles in het Arabisch vertaald.

In Spanje vond deze intellectuele uitwisseling tussen christenen en moslims plaats. In de 11e eeuw kwamen christelijke geleerden naar Toledo op zoek naar Arabische werken om in het Latijn te vertalen.
In Spanje, waar zo'n rijke traditie van werk aan Aristoteles bestond, waren; inclusief de metafysica, de Anima ('op de ziel'), en de natuurkunde.

Aan het begin van de 13e eeuw waren geleerden bekend met de meeste van de belangrijkste geschriften van Aristoteles. Het resultaat mag niet worden onderschat. Het was niets minder dan de complete transformatie van de westerse intellectuele cultuur.
De 13e eeuw was een buitengewone periode van intellectuele en theologische ontwikkeling.
De inzet van de bedelmonniken, de Dominicanen en Franciscanen was hierbij cruciaal.

Het raamwerk voor deze intellectuele cultuur was de Bijbel, maar naast de Bijbel maakte men ook gebruik van andere bronnen. 
Voor de wet was het de Justinianus Code, het Decretum van Gratianus, en de pauselijke besluiten.
Voor de Bijbel was het wat bekend stond als de Glossa Ordinaria.(de standaardglans van de Bijbel) waarin verklarende passages van de kerkvaders werden samen gebracht met de verzen van de schrifttekst.

DE TRIOMFERENDE THOMAS,
GEFLANKEERD DOOR ARISTOTELES EN PLATO.
BENOZZO GOZZOLI (1470-1475) (LOUVRE)

Overzichtelijk artikel!

De Italiaanse filosoof en theoloog Thomas van Aquino (ca.1225-1274) is na Augustinus van Hippo (354-430) de invloedrijkste denker uit de katholieke theologiegeschiedenis. Zijn gedachtegoed had in de Middeleeuwen beperkte invloed, maar vanaf de zestiende eeuw stempelde Aquino’s denken het katholicisme. Belangrijk was dat hij een synthese tot stand bracht tussen de filosofie van Aristoteles en het christendom. Thomas van Aquino’s hoofdwerk was Summa Theologiae (ca.1273). Ook is hij bekend vanwege zijn ‘vijf godsbewijzen’.

Thomas van Aquino sloeg de nieuw begaanbare wegen in. Als theoloog baseerde hij zich – anders dan Augustinus, die leunde op Plato en diens introspectieve benadering – op het gedachtegoed van Aristoteles. In Aristoteles’ filosofie had de zintuiglijke waarneming een spilfunctie en Thomas van Aquino bouwde hierop voort. Niet de introspectie, maar het ‘naar buiten kijken’ was hierbij het focuspunt: kennis ligt niet opgeslagen in de mens, maar wordt feitelijk uit de dingen gehaald die mensen zien.

Volgens Aquino kon de wisselwerking tussen waarneming en verstand niet de gehele werkelijkheid verklaren. Een belangrijke toevoeging was het geloof. Religie vormde voor Thomas van Aquino de bevestiging en zekerheid van veel zaken die deels ook met het verstand vielen te beredeneren. Filosofie of wetenschap (rede) enerzijds en religie (geloof) anderzijds waren als twee ‘indrukken’ die elkaar aanvulden.

*Kathedraal van Chartres (1134-1220)*

Kathedraal van Chartres, Onze Lieve Vrouw van Chartres. Gotische kathedraal gelegen in de stad Chartres, in het noordwesten van Frankrijk . Over het algemeen gerangschikt als een van de drie belangrijkste voorbeelden van gotische Franse architectuur (samen met Kathedraal van Amiens en de kathedraal van Reims), staat het niet alleen bekend om zijn architecturale innovaties maar ook om zijn talrijke sculpturen en zijn vele glas-in-lood ramen. De associatie van de kathedraal met de maagd Maria (de veronderstelde sluier van de Maagd wordt bewaard in de schatkamer van de kathedraal) maakte het de bestemming van pelgrims in de Middeleeuwen, velen van hen invaliden op zoek naar genezing voor hun kwellingen . Het blijft een bedevaartsoord voor rooms-katholieken in de 21ste eeuw.

De oudste delen van de kathedraal zijn de crypte en het westelijke portaal, of het koninklijke portaal, die overblijfselen zijn van een Romaans kerk die in 1194 grotendeels door brand werd verwoest. De huidige kathedraal werd gebouwd op de fundamenten van de eerdere kerk en gewijd in 1260. Het is gebouwd van kalksteen en is ongeveer 34 meter hoog en 130 meter lang. In veel opzichten lijkt het ontwerp van de kathedraal op dat van zijn tijdgenoten, vooral de kathedraal van Laon, maar het vertoont innovaties met zijn hoge arcades, ongewoon smal triforium en enorme lichtbeuk - waarvan het enorme gewicht het gebruik van luchtbogen op een ongekende manier vereiste.

*Mystiek (14de eeuw)*


In de 14e eeuw vindt een bloei van mystiek plaats in Noord-Europa.
Mystiek is moeilijk te definiëren, maar we kunnen het beschouwen als een ervaring van de onmiddellijkheid van het zelf met het goddelijke.
Het was vanaf de vroegste dagen in de kerk geweest, onder degenen die zichzelf zagen als verdedigers van de orthodoxie,evenals degenen die als ketters werden beschouwd.

De belangrijkste stemmen van de christelijke mystiek zijn die van Bernard van Clairvaux en in de 12de eeuw van Hildegard van Bingen.

Tegen de late middeleeuwen zien we een rijke traditie ontstaan in Italië, Frankrijk, Engeland,
de lage landen en het Rijnland. Een ontwikkeling van mannelijke en vrouwelijke mystieke gemeenschappen en individuen waar mensen in de volkstaal schreven, niet noodzakelijkerwijs in het Latijn. 

Deze mensen behoorden niet noodzakelijk tot religieuze orden. De geschriften, prediking en  allerlei vormen van literatuur, voedde een lekenpubliek dat steeds meer hongerde naar de ervaring van het goddelijke. Dat steeds meer gevoed wilde worden door de vroomheid van de tijd die probeerden hun eigen gevoel voor het goddelijke uit te drukken.


Meister Johann Eckhart (ca. 1260-1328)

"Alle wezens zijn één met God."

Als reactie op de versmachtende omhelzing waarmee godsdienst en filosofie elkaar tijdens de Middeleeuwen omstrengelden, wendde Meister Johann Eckhart (ca. 1260-1328) zich tot de mystiek. Eckhart heeft nooit een systematische filosofie ontwikkeld. Zijn geschriften zijn daarom het beste te lezen als persoonlijke notities bij de twee grote polen van de mystiek: God en de menselijke ziel. God is voor de mens volstrekt onkenbaar en iedere eigenschap die we aan Hem willen toekennen schiet te kort. Hij is als het ware de afgrond van het niets, waar alles in verdwijnt. De menselijke ziel is geschapen naar het evenbeeld van God en bestaat uit een drieeenheid: kennen, voelen en willen, wat overeenkomt met de deugden geloof, hoop en liefde. Boven deze drie staat de Goddelijke vonk. De taak van de mens is het nu om met zijn ziel op te stijgen naar God. Concreet betekent dit dat alle zonden geweerd worden, er gestreefd wordt naar gelatenheid en er afstand wordt gedaan van alles wat werelds is. Het uiteindelijk ideaal is afstand doen van het eigen ik en opgaan in Gods wil.

Eckhart was dominicaner monnik en doceerde theologie aan de universiteit van Parijs. Tegen hem liepen verschillende onderzoeken wegens vermeend pantheïsme en andere vormen van ketterij. Eckhart zou op aandrang van de paus een aantal stellingen terug hebben genomen. Na zijn dood veroordeelde de paus alsnog 28 stellingen.

Birgitta van Zweden (1303-1373)

"Verheerlijking van Maria

Hoewel het lijden van Jezus Christus een zeer voorname plaats inneemt in Brigitta’s leven, zien we in haar klooster ook een grote verheerlijking van Maria terug. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar aan de regel dat de abdis aan het hoofd van zowel de mannen- als vrouwenafdeling wordt geplaatst. Ze besluit hiertoe omdat Christus bij zijn hemelvaart de leiding over de apostelen in handen van Maria had gelegd. Vrijwel alle kloosters van haar orde hebben de naam van Maria meegekregen en ook in de serie meditaties die in het klooster moeten worden voorgelezen, treedt Maria veelvuldig op de voorgrond."

Juliana van Norwich (ca. 1342 – ca. 1416)

Juliana van Norwich was een Engels mystica en schrijfster van Sixteen Revelations of Divine Love, dat beschouwd wordt als het eerste door een vrouw geschreven Middelengelse boek.

Haar naam is verbonden aan de Church of St Julian in Norwich, waar zij haar leven sleet in gebed en contemplatie als kluizenaar in een cel die aan de kerk was aangebouwd.

Op 30-jarige leeftijd leed zij aan een ernstige ziekte en, in de overtuiging dat zij spoedig zou sterven, kreeg zij vijftien visioenen van Christus. Deze visioenen vonden volgens haar geschriften plaats op 8 mei 1373 en duurden vijf uur. Een zestiende visioen volgde een dag later. Zij beschreef de visioenen kort nadat ze hadden plaatsgevonden en 20 jaar later nogmaals, met meer theologische diepgang. Haar conclusie was dat de goddelijke liefde de oplossing was voor alle problemen van het menselijk bestaan.