Opkomst & Illegaliteit

Cubiculum van de gesluierde vrouw, Catacombe van Priscilla, 250 -300

 1. Opkomst en verspreiding van het Christendom

Nadat Jezus Christus volgens de christelijke traditie aan het kruis stierf en weer weder opstond verzamelde zich een groepje volgelingen om deze man en dit verhaal heen. De volgelingen gingen ervan uit de Christus de beloofde Messias/Verlosser was die in het Oude Testament was aangekondigd. Historisch gezien speelden de gebeurtenissen rondom deze man zich af in de Romeinse provincie Judea (in het huidige Israël). De eerste christenen waren dan ook in feite Joden die zichzelf (nog) niet als een van een ‘andere’ religie zagen. Vanuit Judea verspreidde het Christendom zich over de wegen van het Romeinse Rijk.

Het Romeinse Rijk t/m 117 n. Chr

Paulus, mozaïek, midden 6e eeuw

Paulus  
Traditioneel gezien (samen met Petrus) de belangrijkste zendeling/apostel
 
Brengt Christendom buiten grenzen van Judea, o.a. naar Antiochië, Efeze, Korinthe, Rome
 
Stelde Christendom open voor niet-Joden





De traditie vertelt dat de belangrijkste apostel en verspreider van het geloof, Paulus, het Christendom buiten Judea bracht en de eerste christelijke gemeenschappen (ecclesiae = kerk = Grieks voor ‘gemeenschap’) stichtte in Antiochië, Efeze, Korinthe en Rome. Tegen het midden van de eerste eeuw hadden de eerste christenen in ieder geval met zekerheid Rome al bereikt. In die periode werd het Christendom ook opengesteld voor niet-Joden. Op deze manier konden dus ook heidenen en mensen van oosterse religies toetreden tot het christendom.

De eerste christelijke gemeenschappen buiten Judea

Doop van Jezus, catacombe van Callisto,
Rome, c. 250 



In de eerste eeuw werden door de christenen al bekende rituelen als de doop en de eucharistie uitgevoerd, al is er rondom de exacte details van de invulling van de eucharistie weinig met zekerheid te zeggen.







Vervolging van Ignatius van Antiochië (c. 35-110)
Vervolgingen 
In de eerste eeuwen was het christendom illegaal binnen het Romeinse Rijk en waren de christenen in de absolute minderheid. Er was maar één officiële godsdienst en dat was die van het heidendom waarbinnen de keizerlijke cultus een grote rol speelde. Over het algemeen hadden de christenen het de eerste drie eeuwen niet makkelijk, maar werden ze wel relatief met rust gelaten. Door veel keizers werden ze (samen met andere marginale godsdiensten binnen het Rijk zoals het Jodendom en die van de Mitrascultus) gedoogd. Er waren echter twee momenten in de vroegchristelijke geschiedenis waarop christenen sterk vervolgd en om het leven gebracht zijn. Het eerste grote conflict was met keizer Nero rondom de grote brand van Rome (64 n. Chr.) waarvan gespeculeerd werd dat Nero deze zelf had aangestoken. Nero zocht een zondebok om de schuld af te schuiven en kwam al snel bij de christenen uit. Zij waren voor de heidense Romeinen een vreemde club mensen met ongebruikelijke normen, waarden en rituelen. Ze weigerden bijvoorbeeld de keizer te verafgoden zoals er geëist werd. De christenen waren voornamelijk arbeiders en slaven en bovendien hielden ze er volgens de verhalen vreemde gebruiken op na zoals kannibalisme en incestueuze orgieën. Kortom er was weinig begrip voor de christelijke gemeenschap en haar nieuwe rituelen. Nero zette vervolging in, waarbij het de christenen op allerlei praktische vlakken onmogelijk werd gemaakt en er ook christenen werden gedood. Eenzelfde golf van vervolging vond plaats onder keizers Diocletianus en Galerius tussen 303 en 311. 

Buste Keizer Nero, 1e eeuw
Redenen voor conflict en vervolging: 

• Weigering deelname keizerlijke cultus 

• Andere waarden (nederigheid is een deugd i.p.v. zwakte) 

• In eerst instantie vooral afkomstig uit arbeidersklasse en zelfs slaven 

• Soms gezien als kannibalen (eucharistie)
 • Beschuldigd van incestueuze orgieën (broeders en zusters die elkaar zoenen) 

• Bespot om de leer van de wederopstanding van alle mensen bij het einde der tijden
Martelaren, muurschildering, 3e eeuw,
in het kerkhuis onder de Santi Giovanni e Paolo, Rome



Martelaren 
De christenen die (volgens de traditie) tijdens deze vervolgingen om het leven waren gekomen kregen al snel een bijzonder vereringspositie binnen de christelijke gemeenschap. Men probeerde hun lichamen nog te begraven en men keerde op de ‘verjaardag’ (sterfdag) van deze martelaren terug naar hun graf of sterfplek om er kleine bijeenkomsten of diensten te organiseren. De verhalen en legenden rondom deze christenen begonnen al snel toe te nemen. Ze zouden allen moedig en dapper zijn gestorven in dienst van het geloof. Tot het laatste moment zouden ze hebben gebeden en het geloof in God niet verloren zijn. Het uitzicht op het hiernamaals moet hier een grote rol bij hebben gespeeld. De verering van deze martelaren groeide snel.  


2. De eerste Christelijke afbeeldingen

Tweede gebod:
 “Gij zult geen (gesneden) godenbeelden maken, geen afbeelding van enig wezen boven in de hemel, beneden op aarde of in de wateren onder de aarde” Exodus 20:4

Het oudtestamentische ‘tweede’ gebod verbiedt heel strikt genomen het maken van afbeeldingen van wat dan ook. Binnen het vroege christendom was er dan ook veel discussie over de manier waarop dit beeldenverbod geïnterpreteerd en toegepast moest worden

Het Christendom ‘groeide op’ binnen de heidense cultuur  waarbinnen afbeeldingen een hele belangrijke rol speelden, als middel tot verering. Zelfs op sommige plaatsen, zoals in de synagoge van Dura Europos, gebruikten de joden ook afbeeldingen. De Romeinse cultuur, binnen de verering van Mithras waren afbeeldingen standaard.
Al snel werd dus ook door de christenen afgeweken van het verbod en ontstonden er afbeeldingen binnen de christelijke gemeenschap. 


1. Grafmonumenten: de catacomben

Cubiculum in Catacombe van Callisto

Catacombe van de Via Latina
Catacomben waren grote ondergrondse begraafplaatsen waar niet-heidenen begraven werden. Vaak waren deze catacomben geheel christelijk. In tegenstelling tot de Romeinen die vaak cremeerden wilden de Christenen hun doden begraven vanwege hun geloof in de Wederopstanding aan het einde der tijden. De nadruk op deze wederopstanding en de blik op het hiernamaals maakte al vroeg een belangrijk deel uit van het geloof. Er werden in de catacomben (kleine) diensten gehouden ten behoeve van de overledenen.

De allereerste christelijke voorstellingen zijn gevonden in deze catacomben. 

Enerzijds waren er symbolische voorstellingen zoals het anker, de vis, het Christusmonogram, de duif en de Goede Herder. Symbolen die alleen voor de ‘insiders’ van het christelijke geloof te begrijpen waren en zo geen aanstoot gaven aan de heidenen. Tevens ontweek men hiermee enigszins het probleem rondom het tweede gebod.  



Christus-monogram XP 
Chi-Rho monogram CHRistus 
En de Alpha en de Omega

Openbaring 1:8 en 21:6 en 22:13 
zegt God: 
"Ik ben de Alfa en de Omega.”

Ik ben het begin en het einde


Catacombe San Sebastiano 
vis en anker

VIS = CHRISTUS ook DOOP Tertullianus (160-230): 
Gelovigen zijn visjes 
Doopvont is visvijver


Catacombe van San Loreno
duif

Duif = 
De ziel 
Heilige Geest 
Vrede

Catacombe van Sint Calixtus  en Catacombe van Priscilla

Jezus als Goede Herder
De Goede Herder was net als de andere symbolen geen portret van Christus,
maar een symbool voor zijn goedheid en rol als herder van de kudde.


Vanaf de late 2e/vroege 3e eeuw waren er ook meer narratieve voorstellingen die bestonden uit Oudtestamentische en Nieuwtestamentische verhalen.

Reddings- of genezingsmotief 
(nadruk op goddelijke interventie). Deze verhalen werden als een voorafspiegeling of metafoor van de Wederopstanding gezien.


Drie mannen in de vurige oven, 3e eeuw, Catacombe Priscilla, Rome


Jona en de walvis, Catacombe Marcellinus & Petrus


Christus en de bloedvloeiende vrouw Catacombe van Petrus en Marcellinus, Rome, 250 -300


Opwekking van Lazarus, Catacombe Via Latina, Rome, ca. 300

Johannes 11:
“Uw broer zal verrijzen …. Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is Hij gestorven en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven”



Ook de Aanbidding der Wijzen was al vroeg populair omdat die scene eigenlijk vertelde over de bekering van ook niet-Joodse volken tot het Christendom.

Aanbidding der Wijzen, Catacombe Priscilla, 250-300

3. Invloed van de Klassieke/Romeinse cultuur op de afbeeldingen

Aangezien het Christendom ‘opgroeide’ omringd door het heidendom en de Romeins-klassieke cultuur, was er in de eerste eeuwen van de christelijke kunst nauwelijks sprake van een eigen stijl of beeldtaal. De manier waarop voorstellingen geschilderd en wanden gedecoreerd werden, was bijna gelijk aan de manier waarop heidense en romeinse motieven geschilderd werden. Er was een lichte versobering merkbaar binnen de christelijke kunst t.o.v. de romeinse. Veel heidense motieven werden rechtstreeks overgenomen en gebruikt door de Christenen. Dit was ook begrijpelijk gezien het feit dat veel christenen nog als heiden geboren en opgevoed waren en tijdens hun leven bekeerden. Na bekering bleven ze logischerwijs vasthouden aan de bekende en vertrouwde beeldtaal. Bovendien waren veel makers van afbeeldingen in de catacomben simpelweg heidenen.


Cubicula (grafkamers) werden beschilderd in dezelfde stijl als de privévertrekken in Romeinse woonhuizen. Er kwamen heidense motieven en voorstellingen voor in de catacomben putti (werden christelijke engeltjes) en zelfs afbeeldingen mythologische voorstellingen van Hercules

Maar heidense motieven werden ook overgenomen en kregen in de christelijke context simpelweg een nieuwe betekenis.


Christus als Sol Invictus (Zonnegod) overwint de dood, met stralen om zijn hoofd, een vierspan en ‘vliegende’ mantel. 


Een vrouw met geheven handen stond in de heidense cultuur symbool voor pietas (vroomheid) en werd in de christelijke beeldtaal een vertegenwoordiger van de overleden ziel in gebedshouding (orante).


De Romeinse keizer die zijn dienaars de wet overhandigde werd een voorstelling van Christus die zijn apostelen zijn ‘woord’ (wet) overhandigde.

Christus en zijn apostelen (Traditio Legis),
Christus als jonge leraar/filosoof, Catacombe van Domittila, Rome, ca. 300


Romeinse zegelring met Goede Herder 4e eeuw

Toename en verspreiding van Christelijke voorstellingen over het Romeinse Rijk 

• Steeds meer bewust van didactische rol van afbeeldingen 
• Illustraties bij de Septuagint (Griekse bijbelvertaling) 
• Gebruik van zegelringen Clemens van Alexandrië dicteerde voorstellingen voor zegelringen ca. 180, o.a. “duif, vis, anker, visser en Goede Herder”