Ongeletterde eeuwen?



8  Ongeletterde eeuwen? Marco Mostert.

Ik ga hier weinig over zeggen. Ik vind het het beste en meest toegankelijk geschreven hoofdstuk van allemaal. Ook hier gaat het weer over het beeld dat onze generaties van de middeleeuwen hebben: bijna niemand kon lezen of schrijven. Mostert pakt hierom helemaal aan het begin het evolutionisme erbij dat ons door de verlichting is aangepraat: het gedrukte woord is beter dan het geschreven en dat is weer beter dan het gesproken woord, oftewel: hoe verder terug, hoe erger (of primitiever).  Omdat er tot aan het eind van de middeleeuwen geen gedrukt woord bestond hield dat in dat “de middeleeuwen weinig tot geen scholing kenden. Vandaar het vooroordeel van de analfabete middeleeuwen”. Vervolgens pakt hij dat vooroordeel grondig aan en bewijst dat die geletterdheid er wel degelijk was. En dat analfabetisme van alle tijden is, ook de onze. Een plezier om te lezen. Tiecelin  

 


Ongeletterde eeuwen?
Over de rol van het schrift in de Middeleeuwen (stuvia)

 1: Schreef men in de Middeleeuwen? 

De auteur leidt het hoofdstuk in met elkaar tegensprekende stelling (Stuvia samenvatting daarvan in z'n geheel weergegeven). Verder geeft hij direct een nogal somber beeld van de vooruitgang. Uit verschillende opmerkingen ook verder in het artikel valt op te maken dat hij het daar niet mee op heeft.

Over het geheel vind ik een oppervlakkige vertelling waarin veel voor de hand liggend wordt opgesomd. In tegenstelling tot Tiecelin ben ik niet enthousiast.

Het beeld van de Middeleeuwen is, dat het analfabetisme wijdverbreid was en dat dat met de boekdrukkunst veranderde. Dat beeld ontstaat dan vanuit het idee van de duistere Middeleeuwen waarbij het feit dat alle handschriften met de hand waren geschreven wel moet betekenen dat lezen en schrijven slechts voor een kleine elite waren weggelegd. Dat is echter aantoonbaar onjuist. Ook in de klassieke tijd waren er alleen maar handgeschreven boeken en de vele fraai opgemaakte teksten in Minuskels en Majuskels betekent o.a. dat er ook een publiek moet zijn geweest dat las en schreef.

Het vooroordeel is afkomstig uit de Verlichting, dat het alfabet als basis voor de vooruitgang zag (Condorcet en Malherbes) en de boekdrukkunst als basis voor de grote verspreiding van de beschaving. De wereld wordt dan opgedeeld in drie fases: 

1) De prehistorische fase zonder schrift
2) De periode van het geschreven woord
3) D periode van het gedrukte woord.
4) Aangevuld met het elektronische woord in onze huidige tijd. 

Deze auteurs lijden aan evolutionisme, dwz dat er een noodzakelijke vooruitgang zit in de fases. Aangezien het gedrukte woord scholing veronderstelt, moet er in de Middeleeuwen niet veel scholing zijn geweest. Wat deze auteurs vergeten is dat analfabetisme van alle tijden is en dat verplichte scholing pas in de late 19de eeuw opkwam. 

Ja, wat is het nou, lezen en schrijven er in de Middeleeuwen nu wel of niet veel mensen? Niet dus!

* In de 13de eeuw treedt een versnelling op omdat naast kloosterscholen en kathedraalscholen ook parochiescholen, stadsscholen en onderwijs in dorpen door de koster, ontstaan in verstedelijkte gebieden en daarbuiten.

* In de late Middeleeuwen ontstaat een steeds sterkere behoefte aan geletterde mensen.  

  • documenten met een bestuurlijke of administratieve functie van oa notarissen en dergelijke die in archieven bewaard zijn gebleven.  
  • losbladige documenten als oorkonden (Tekst als bewijs van een bepaalde beschikking) opgesteld door gezagsdragers als koningen, wereldlijke en geestelijke aristocraten maar ook stedelijke bestuursorganen, hetzelfde geldt voor de vele brieven die werden geschreven. 
  • inscripties gevonden op muren, in gebouwen en op munten en gebruiksvoorwerpen

2: Wie schreven er? 

Tot de groepen die schreven behoren: 

1) Reguliere en seculiere clerici en wel met de volgende bedoelingen en/of functies 

  • De bijbel (in het Latijn) zelf en de verschillende commentaren als Gods woord bestuderen voor de functie (de juiste preken ogv een juiste interpretatie) en het eigen zielenheil 
  • De liturgische jaarcyclus betekende dat de juiste gebeden en gezangen op de juiste tijden gedaan dienden te worden 
  • De heiligendagen en gebeden konden botsen met de liturgische jaarcyclus waarvoor regels werden opgesteld die gelezen moesten worden door de seculiere clerus 
  • De reguliere clerus had zijn eigen boeken voor de liturgische vieringen van de getijden (metten tot en met completen) 
  • De kerk als instituut had behoefte aan het geschreven woord voor het bestuur en beheer van de seculiere en reguliere clerus, bovendien ondersteunde ze zeker in het begin ook koningen en andere gezagsdragers in hun bestuur en beheer door het geschreven woord mocht men daar behoefte aan hebben.

 2) Koninklijke en andere wereldlijke machthebbers

♦ in het begin van de Middeleeuwen vooral van aangezicht tot aangezicht 

♦ de Karolingers die al vroeg wetgeving, belasting en algemeen bestuur via het geschreven woord voerden. 

♦Vanaf de 12de eeuw wordt ook geletterdheid van de koning geëist oa op grond van de ontwikkelingen binnen universiteiten waar afgestudeerden carrière aan de hoven konden maken en daar kon de koning niet achterblijven. De koning kon zich wel laten bijstaan door geletterde klerken om te schrijven maar lezen moest hij wel kunnen. 

Filippo Calendri,
page from De Arithmetica, 1491 
3) Kooplieden, binnen de steden, die behoefte hadden aan geletterde mensen gestimuleerd door de stads-, en bijscholen en de universiteiten. 

  • Met name de lange afstandshandel gebruikte de schrift en door de commerciële revolutie en de toename van die handel moest men voortaan ook kunnen rekenen
  • De boekhouding ontwikkelde zich naar aanleiding daarvan en kooplieden hadden niet langer genoeg aan simpele schoolkennis maar moesten ook goed kunnen rekenen.
4) Binnen de steden werd ook door het stadsbestuur gebruik gemaakt van het schrift en wel voor ♦wetgeving, ♦rechtspraak en ♦financieel beheer en later ook voor het opstellen van ♦contracten en ♦testamenten.

 5) In toenemende mate ging daarop de stedelijke bevolking de voordelen zien van lezen en schrijven zeker ook omdat dat een ♦ persoonlijke devotionele praktijk mogelijk maakte. Zo ontstond er een vraag naar gebedenboeken en getijdenboeken die ofwel in fraaie geïllustreerde versies dan wel in goedkopere versies veelvuldig werden geproduceerd.

6) De boeren hadden zelf minder behoefte aan het geschreven woord maar kwamen er wel mee in aanraking via de scholen, de kerk en de adellijke heren en zagen ook al vroeg de kracht van het geschreven woord. 

7) Ook vrouwen, namen actief deel aan de geletterde omgeving. Niet alleen gaven zij als moeder thuisles of als non les op kloosterscholen, maar gingen ook zelf naar school om lezen en schrijven te leren en schreven zelf ook brieven.

8) In de ogen van de Middeleeuwer schreef God zelf ook en ook de engelen en heiligen en zelfs de duivel schreef (In de kerk zat hij op een pilaar om de namen van kletsende vrouwen en de twijfelaars te noteren).

Schrijvende duivel (St. Martinuskerk te Weert)

Over het schrijvende ambt van engel en duivel
Duivels in de St. Martinuskerk te Weert 

God schreef via de Bijbel en hield de zonden van de mensen bij, engelen en Heiligen communiceerden via de Brieven zoals de “Zondagsbrief” waarin een Heilige de schending van de zondagsrust aan de kaak stelde. Ook overledenen schreven brieven en de overlevenden probeerde ook te communiceren met de overleden Heiligen zoals Martinus van Tours via briefjes op zijn graf.

3: Wat schreef men zoal? 

Groepen teksten die werden geproduceerd zijn de volgende: 

1) Latijnse teksten, Latijn bleef lang de Lingua Franca van wetenschap, diplomatie en religie ook nadat door andere groepen al overgegaan was op de Volkstaal. (vanaf de 12de eeuw) Latijn leren was belangrijk en het bleef dan ook de taal van de scholen en universiteiten. Daarvoor werden niet alleen de Bijbel (in het Latijn, de Vulgaat) bestudeerd maar ook de klassieke teksten van Vergilius, Cicero, Ovidius en anderen en dan vooral om goed te leren hoe men in klassiek Latijn de gedachten kon uiten. Dat dat lukte blijkt oa uit de Anthologia Latina een verzameling “klassieke” gedichten die door de Middeleeuwers zijn geschreven.

 2) Toch werden er ook teksten in de moedertalen gemaakt ten behoeve van universitaire opleidingen die werden opgezet voor kooplieden en mensen die een carrière aan de kerkelijke of wereldlijke hoven wenste te maken. Op deze kortdurende opleidingen (bijv 13de eeuw in Oxford) werd geleerd hoe contracten en oorkonden op te stellen. Boekhouding, brieven schrijven en de mores aan het Hof stonden eveneens op het Curriculum.

 3) Een derde groep teksten die werden geproduceerd diende ter bevestiging van het zelfbeeld. Dat konden: 

  • a) Historiografische werken zijn waarin de geschiedenis van de stam werd verteld als educatief materiaal voor kinderen Maar dat kon ook de geschiedenis van de Bijbel of het Christendom zijn, om zichzelf als groep af te zetten tegen groepen buiten: Eerst de heidenen die nog niet waren bekeerd, later andere godsdiensten als het Jodendom en de Islam, nog weer later om Ketterijen tegen te gaan. (De dwalingen werden dan op schrift gezet en verspreid) 
  • b) Behalve historische werken kon ook het geschreven recht het zelfbeeld versterken 
  • c) Tenslotte werden “eigen literaire teksten: geproduceerd waarin normen en waarden van de meestal adellijke en geestelijke elite dan wel de burgerij van steden werden versterkt (bijv Karel ende Elegast). Deze verhalen werden bij de boeren vooral mondeling overgeleverd van generatie op generatie. 
  • d) Ook teksten mbt bestuur en beheer werden gemaakt vooral Juridische en financiële teksten om bepaalde rechten te verdedigen bijvoorbeeld bezits-, en eigendomsrechten.

Werden die in de vroege Middeleeuwen vooral bepaald door de mondelinge overlevering, en de lokale collectieve herinnering, vanaf 1290 wordt bijvoorbeeld in Engeland bepaald dat bezit en eigendom voortaan alleen kon worden bewezen dmv oorkonden en andere documenten die dan als bewijs dienden. Toen ook de aanspraken van de Koning het onderspit delfden tegenover een oorkonde was het voor iedereen raadzaam om het bezit in documenten vast te leggen en die documenten ook te bewaren. Uiteindelijk zou de schriftelijke traditie de mondelinge geheel verdringen. 

  • e) De Laatste groep teksten zijn de teksten die het contact met het bovennatuurlijke vooral de Heiligen onderhielden.

Het Christendom zelf was gebaseerd op een schriftelijke overlevering en in de Middeleeuwen zien we dan ook een grote hoeveelheid handgeschreven religieuze teksten verschijnen waaronder circa 9000 Heiligenlevens, die zowel het leven (Vita) als de Translatie (Translatio) als de wonderen (Miracula) als diens lijden (Passiones) beschrijven. Deze schriftelijke verslagen konden een grote rol spelen.

Kortom in de Middeleeuwen zijn veel teksten geschreven om de uiteenlopende redenen.

 1) Het grote voorbeeld is de Bijbel. Hoewel de Vulgaat in de late oudheid is gemaakt is de Bijbel toch het boek van de Middeleeuwen. Er zijn ontelbare hoeveelheden Bijbels gemaakt in de Middeleeuwen, naast psalters, evangeliën en andere geschriften ten behoeve van de persoonlijke devotie.

 2) Daarnaast zijn de Latijnse Klassieken zeer veel afgeschreven (maar veel minder dan de Bijbelse teksten) en kennen de Humanisten van de Renaissance deze teksten vooral door de Karolingische scriptoria (Reden waarom men dacht dat de Karolingische Minuskel een “klassiek” lettertype was, terwijl juist het Hof van Karel die had gemaakt om eenheid in teksten te brengen.)

4: Besluit 

Ongeletterd waren de Middeleeuwen zeker niet gezien aantallen, veelvormigheid, functies en soorten teksten die zijn geschreven, hoewel dat niet voor elke plaats, tijd, regio en/of doelgroep gold, maar dat geldt voor alle tijden. Afgezien van de overgeleverde teksten werd ook veelvuldig gebruik gemaakt van wastafeltjes die uiteraard niet bewaard zijn gebleven. De invoering van de boekdrukkunst speelde zeker een rol zowel positief als negatief, maar die rol was zeker niet zo groot geweest als daarvoor, niet het moeilijk te maken perkament was vervangen door het gladdere papier. Het papier naast de lagere kosten zijn de aanjagers geweest van een verdere verspreiding van teksten, maar tegelijkertijd zien we ook dat bijvoorbeeld veel wiegedrukken allang bestonden in geschreven tekst. 

Gemiste kansen die even in het besluit worden afgeraffeld!!

8. Inleiding (OU)

Boeken waren in de middeleeuwen vaak objecten met een bijzondere status. De productie van een boek vereiste een flinke (financiële) inspanning: niet alleen waren er voor een groot formaat boek een flink aantal * dierenhuiden nodig voor het vervaardigen van perkament, ook moest ieder boek * met de hand worden geschreven.

Dit alles lijkt te impliceren dat het gebruik van het geschreven woord tijdens de middeleeuwen was voorbehouden aan een select gezelschap. In het hoofdstuk laat Marco Mostert zien dat er in de middeleeuwen wel degelijk een grote plaats was weggelegd voor het schrift. Veel mensen kwamen met het schrift in aanraking en sommigen maakten gebruik van geschreven teksten, zoals oorkonden, zonder dat ze zelf konden lezen.

Gedurende de hele middeleeuwen speelden religieuze teksten, zoals de Bijbel en heiligenlevens, maar ook bestuurlijke teksten, zoals de negende-eeuwse capitularia en werken uit de klassieke oudheid (als voorbeeld voor goed Latijn) een grote rol. Vanaf de dertiende eeuw was er ook steeds meer sprake van geletterdheid voor praktische doelen, zoals gebruik van het schrift voor effectieve bedrijfsvoering (boekhouding) of ten behoeve van het stadsbestuur.

Het hoofdstuk belicht de verschillende functies van het schrift in de middeleeuwen, de groepen die het schrift gebruikten en de verschillende verschijningsvormen van het schrift.

8. Samenvatting (OU)

Tijdens de verlichting is het beeld ontstaan dat in de middeleeuwen een buitengewoon groot aantal mensen analfabeet was. Het aantal geletterden in de middeleeuwen was echter veel groter dan vaak wordt voorondersteld. De grote hoeveelheid (handgeschreven) boeken en de opmaak van de teksten laat zien dat er een aanzienlijk publiek was dat in staat was het geschreven woord te gebruiken. Naast handgeschreven boeken werd het schrift gebruikt voor oorkonden, inscripties en brieven.

Het schrift was essentieel voor geestelijken bij het uitvoeren van hun liturgische taken, zoals lezingen uit de Bijbel, gezangen en de viering van feestdagen. Over het algemeen maakten wereldlijke machthebbers niet persoonlijk gebruik van het schrift, mede omdat zij gebruik konden maken van geletterde ondergeschikten. In de twaalfde en dertiende eeuw nam de vraag naar geletterden toe: de groeiende steden gebruikten het schrift voor het bestuur van de stad en de toenemende handel maakte boekhouding noodzakelijk. Ook ongeletterden, zoals de meeste boeren, konden gebruikmaken van (door anderen) geschreven teksten. Men ging ervan uit dat ook bovennatuurlijke figuren, zoals God en de heiligen, van het schrift gebruikmaakten.

Veel middeleeuwse teksten waren nodig bij het uitoefenen van een bepaalde functie, zoals wetgevende teksten voor heersers. Een andere veelvoorkomende groep teksten was bedoeld voor het onderwijs. Latijnse klassieken, van auteurs als Cicero, werden vaak primair gebruikt als voorbeeld voor het leren van correct Latijn. Een grote groep teksten vervulde een functie bij het vormen of bestendigen van een groepsidentiteit. Soms ging het dan om de identiteit van de christenheid als geheel, afgezet tegenover heidenen en joden. In de loop van de dertiende eeuw ontstond er een groeiende groep teksten die samenhingen met bestuur en rechtspraak. Geschreven overeenkomsten vervingen steeds vaker mondelinge getuigen. Een laatste groep teksten gaat over de contacten van mensen met het bovennatuurlijke.

De middeleeuwen mogen zeker niet als ongeletterd beschouwd worden, maar niettemin zorgden de komst van papier (in plaats van perkament) in de dertiende eeuw en de boekdrukkunst in de vijftiende eeuw voor een aanzienlijke stijging van het aantal geschreven teksten. Het maakte niet alleen de snelle productie van boeken mogelijk maar ook, kant-en-klare aflaten, vlugschriften en pamfletten.

Sandro Botticelli, The Madonna of the Book, circa 1480

De afbeelding laat enerzijds zien dat in de laatmiddeleeuwse beleving ook bovennatuurlijke figuren zoals heiligen en Jezus zelf gebruikmaakten van het schrift. Mogelijk is de afbeelding daarnaast een weerspiegeling van het thuisonderricht dat moeders hun kinderen gaven. Dit laat zien dat ook vrouwen een grote rol speelden in de geletterdheid.