Moslims beeldverbod & beeldvernietiging

Mohammed’s birth. Miniature illustration on vellum from the book Jami’ al-Tawarikh (literally “Compendium of Chronicles” but often referred to as The Universal History or History of the World), by Rashid al-Din, published in Tabriz, Persia, 1307 A.D. Now in the collection of the Edinburgh University Library, Scotland
Hoewel we weinig weten over pre-islamitisch Arabië, zijn er aanwijzingen die doen veronderstellen dat er zeker geen overdadige antropomorfe beeldtraditie was. 





In het zuiden (Jemen) zijn enkele blok-achtige mensvormige beeldjes gevonden (3e-1e eeuw v C) en de Arabische stam der Nabateeën in Petra kende 'gewone' rotsblokken of geometrische (aniconische) steenvormen waarmee de doden werden herdacht.

Miniatuur uit "Raudat al Safa", Mir Havant Shiraz, Iran, 1585-1595

Onduidelijk is ook de vorm van de 360 idolen die Mohammed (samen met zijn pleegbroer Ali) van de kaaba in Mekka weggehaald zou hebben.

Islam’s hidden history of Muhammad’s images and paintings

In de koran komt nergens een zo duidelijk beeldverbod voor als in het oude testament. Er worden heidense praktijken verboden en Ibrahim (Abraham) gooide afgodsbeelden kapot.

Onder andere koran 21.52-70:

En Wij hebben Ibrahim zijn rechtgerichtheid gegeven tevoren en Wij waren wel-bekend met hem. Toen hij [Ibrahim] zeide tot zijn vader en zijn volk: wat zijn deze beelden die gij aanbidt? Zij zeiden: Wij hebben bevonden dat onze vaderen haar dienden. Hij zeide: Gij en uw vaderen waren in klaarblijkende dwaling. Zij zeiden: Brengt gij ons het wezenlijke of behoort gij tot de beuzelaars? Hij [Ibrahim] zeide: Neen uw Heer is de Heer der hemelen en der aarde. Hij heeft die ook geschapen en ik behoor tot hen die dat voor u getuigen kunnen. En bij God ik zal uw afgoden wel verschalken nadat gij u hebt omgewend. Toen sloeg hij hen in stukken behalve de voornaamste opdat zij tot deze zouden terugkeren. [  ] 

Duidelijk is ook dat de enige God schepper is:
"Hij is God, de Schepper, de Maker, de Vormgever. 
Aan hem behoren de schoonste namen. 
Hem lofprijst wat in de hemelen is en op de aarde. 
Hij is de Geweldige, de Wijze" (59.24). 

Het Arabische woord voor beeld komt eenmaal in de koran voor:
 "O gij mens wat heeft u misleid tegen Uw Heer, 
 de Eerbiedwaardige die u geschapen heeft 
en toen gevoegd en geëvend 
die u heeft gewrocht in de vorm die Hij wilde" (82.6-8). 
Young Muhammad meets the monk Bahira. From Jami' al-Tavarikh ("The Universal History" or "Compendium of Chronicles") written by Rashid Al-Din and illustrated in Tabriz, Persia, c. 1315.

Belangrijk voor het beeldverbod zijn de hadith-verzamelingen waarin ruim driehonderd teksten voorkomen waarin sprake is van een 'beeld'. Deze beeldvijandige hadiths zijn geformuleerd, onder wetenschappers is geen consensus, tussen 675-725 of – waarschijnlijker – tussen 720-775. 

Globaal zijn deze teksten als volgt onder te verdelen: 

  • Engelen komen niet in een huis met allerlei onreine zaken (bijvoorbeeld een hond of een afbeelding van een levend wezen),
  • Mohammed verbood beelden in huis en beelden te maken, afbeeldingmakers worden streng gestraft op de dag des oordeels (want zij kunnen hun beelden niet levend maken; zij begaan de zonde van onbescheidenheid want alleen God is de Schepper),
  • Mohammed bezocht de kaaba in Mekka pas nadat alle 360 idolen (afgodsbeelden) waren verwijderd. 
  • De plaats van de afbeelding is belangrijk (geen afleiding bij het gebed) en liever alleen bomen of zaken zonder ziel afbeelden. 

Illustration of al-Bīrūnī's The Remaining Signs of Past Centuries, depicting Muhammad prohibiting Nasi' during the Farewell Pilgrimage, 17th-century Ottoman copy of a 14th-century manuscript

Nieuwe gebieden werden veroverd op de Byzantijnen en Sassaniden. De directe opvolgers van Mohammed (overleden in 732) noemt men de rechtgeleide kaliefen: onder kalief Abu Bakr (r.632-634) werd o.a. Jemen veroverd,onder Omar (r.634-644) Damascus (635), Jeruzalem (637), het grootste deel van Syria en Palestina en zelfs Ctesiphon, de hoofdstad van de Sassaniden (637). Naar het westen toe wisten moslim legers via Egypte tot Carthago (644) door te dringen.


In de veroverde gebieden werden christenen en joden niet gedwongen zich te bekeren, maar zij – dus joden en christenen (dhimmi) – moesten wel de door Omar ingestelde hoofdelijke belasting betalen.


Mohammed, Fatima, Hassan, Hussain links: delegatie christenen

1307, Iran al-Biruni, rond 1000 

Chronologie van de oude landen 
© Edinburgh, Library of the University

De gezichten van de christenen zijn weggeveegd. Het gezicht van Fatima is waarschijnlijk ook achteraf bedekt.

In deze periode bleven kerken gewoon bestaan en werden ze – indien nodig – gerestaureerd, slechts enkele van deze kerken of leegstaande antieke gebouwen werden als moskee ingericht. In de ex-Byzantijnse steden bleef het merendeel van de bevolking aanvankelijk christen.

De moslims werden geconfronteerd met samenlevingen waarin het 'beeld' in alle facetten van het leven een belangrijke en duidelijk zichtbare rol speelde. In de architectuur en muntslag is in deze vroeg-islamitische periode de tendens zichtbaar van primair overnemen van heersende – ook figuratieve – elementen om daarna (vanaf eind 7e eeuw) bewust een eigen koers te gaan varen. De Omayyade kalief Abd al-Malik (r.685-705) probeerde zijn rijk duidelijk te islamiseren en vooral arabiseren.
Aanvankelijk gebruikten moslims de munten van Sassaniden en Byzantijnen. Toen eigen muntslag nodig werd, waren de eerste islamitische munten bijna kopieën hiervan, zelfs voorzien van Pehlevi of Griekse opschriften. Deze imitatie heeft ongetwijfeld ook te maken met het grote vertrouwen dat Byzantijnse en Sassanidische munten genoten. Abd al-Malik (of zijn muntmeesters) begon daarna met eigen opschriften te experimenteren: allereerst werden Kufische – hoekig Arabisch – opschriften aangebracht, daarna werd het Byzantijnse kruis van Golgota ontdaan van de horizontale balk en werden de uitdrukkelijk Byzantijnse gewaden of Sassanidische kroon van de afgebeelde vorsten 'geneutraliseerd'


In de periode 694-697 werden alle vreemde, niet-moslim figuren vervangen en deed de staande kalief-met-zwaard zijn intrede. Ook andere afbeeldingen kwamen voor: nis met staande speer, vijfarmige kandelaar. Onderzoek aan de hand van eigentijdse Arabische teksten heeft duidelijk kunnen maken dat al deze afbeeldingen gezien moeten worden als eigen moslim symbolen. Uiteindelijk werd de puur epigrafische munt (vanaf 695-696) zonder enige figuratieve voorstelling de standaard. De teksten zijn religieus, o.a. "Er is geen God dan God, de Enige; hij kent geen metgezel", koranteksten en tekst m.b.t. waar en wanneer de munt geslagen was.




Het belangrijkste bouwwerk dat Abd al-Malik (r.685-705) tot stand liet brengen was de Rotskoepel in Jeruzalem. Het gebouw is helemaal geënt op en past in de Grieks-Romeins-Byzantijnse en joods-christelijke tradities en vormentaal.


Maar deze elementen werden niet klakkeloos overgenomen, zo maakt nieuw onderzoek steeds duidelijker: Omayyaden namen selectief en creatief elementen over om er een eigen symbolische lading aan te geven. In de Rotskoepel werd in woorden (mozaïek) heel duidelijk de moslim boodschap in deze toen christelijke stad vormgegeven: 

 "In de naam van God, de Barmhartige Erbarmer. 
Zeg: Hij God is één. God, de Eeuwige. 
Niet heeft Hij verwekt 
noch is Hij verwekt 
en niet is één aan Hem gelijkwaardig" 
(koran 112).



In de wandmozaïeken zijn allerlei bomen, planten, vazen en wijnranken verbeeld maar nergens is een menselijke of dierenfiguur te vinden. Dit zou in de hele islamitische wereld de regel blijven: in religieuze gebouwen géén afbeeldingen van mens en dier.

De nadruk op het geschreven Arabische woord in religieuze context is te interpreteren als
  • nadruk op arabisering in de islamitische wereld, in het pas veroverde gebied
  • eigenheid benadrukken door moslims t.o.v. christenen die sterk aan 'beelden' waren gehecht
  • de koran leende (leent) zich nu eenmaal veel minder voor figuratieve afbeeldingen dan het oude en nieuwe testament, waarvan de aanwezige verhaallijnen zich wel makkelijk laten vormgeven 
God is voor moslims onkenbaar, God is daardoor niet af te beelden; dat is ook nooit in de islamitische wereld gedaan. De aanwezigheid van God werd (wordt) hooguit gesymboliseerd door een lamp, zoals in het Lichtvers werd verwoord (koran 24.35)

 "God is het licht der hemelen en der aarde. 
De gelijkenis van Zijn licht is als een nis 
waarin is een lamp, de lamp is in een glas, 
het glas is als ware het een schitterende ster 
ontstoken aan een gezegende boom, een olijfboom,
geen oostelijjke en geen westelijke, 
de olie ervan zou haast glans geven 
ook al had geen vuur haar aangeraakt, 
licht boven licht. 
God leidt tot Zijn licht wie Hij wil, God stelt de gelijkenissen voor de mensen. 

God is omtrent alle ding wetend."



In de wereldlijke, persoonlijke sfeer waren er in de vroeg-islamitische wereld overal beelden: geschilderd, in mozaïeken en driedimensionaal.

Qusayr Amra - Jordanië
Zie voor een uitgebreide beschrijving en illustratie



Door de hele geschiedenis van de verschillende islamitische dynastieën en regeringen zijn er perioden geweest waarin in de persoonlijke omgeving figuratieve afbeeldingen geen enkel probleem waren (ivoren doosjes, glaswerk, aardewerk, beelden, handschriften), hoewel moslim theologen daar lang niet altijd positief tegenover stonden. Sommige van hen verboden niet alleen afbeeldingen van mens en dier, maar zelfs vruchtdragende bomen waren in hun ogen taboe, net zoals poppen voor kindjes. Anderen vonden figuratieve afbeeldingen wel kunnen maar alleen zó geschilderd dat de afbeelding duidelijk niet kon leven.


In kerken van Cappadocië werden daarom door moslims de ogen van geschilderde heiligen uitgestoken of zette een ijverige en vrome moslim bibliothecaris een lijntje over de halzen of een natte vinger-veeg over de gezichten van miniatuur-figuren om ze 'levenloos' te maken.