Middeleeuwen beeldverbod & beeldvernietiging


 Christenen

 In de middeleeuwen gold in het westen de verering vooral de reliekschrijnen, maar bij de twee- en driedimensionale beelden aan en in kerken was het didactische element het belangrijkste, zoals paus Gregorius de Grote al verwoordde. Die beelden waren "de bijbel voor het volk" en daardoor werd de gelovige geïnspireerd tot grotere devotie en deugd. Theologen mochten dan wel subtiel onderscheid aanbrengen tussen het beeld en de afgebeelde, deze kleine nuances speelden geen rol bij de volksreligiositeit. 

Het timpaan op de westgevel van de Abdijkerk van Sainte-Foy is een voorstelling van het laatste oordeel. Een voorbeeld van een 'bijbel voor het volk' en in dit geval dan speciaal voor de pelgrims op weg naar Santiago del Compostella.

In het midden zit Christus, die volgens het Bijbelverhaal aan het einde der tijden zal oordelen over de mens.
Christus wordt getoond als rechter over de mens, hij verwijst met zijn rechterhand de goede zielen naar de hemel en met zijn linkerhand de slechte zielen naar de hel. Rechts worden de zielen gewogen, beneden is de hel te zien met duivels en martelwerktuigen. Een engel scheidt de verlosten van de verdoemden.
Op het beeldhouwwerk zijn nog resten kleur te zien, deze reliëfs werden vroeger gepolychromeerd. Kunst in de me

In een klein hoekje - net boven de hemel - zien we 
Ste Foy voorovergebogen bidden voor God's hand.

Middeleeuwse realiteit en geloof, prachtig vereeuwigd op het timpaan van Conques. 

Uitleg op Oudweb

Toch was lang niet iedereen gediend van al die beelden en overdaad. Bernard van Clairvaux (ca.1090-1153) wond zich erg op over al die beeld-overdaad. Lopend in een kloostergang vroeg hij zich af:  
"wat hebben die belachelijke monsters daar te zoeken, die ongelooflijk mismaakte en afgrijselijke schoonheden? Wat moeten die onreine apen daar? Wat die wilde leeuwen? Wat die monsterlijke centauren?
Wat die half-mens-half-dierfiguren? .... Daar zie je onder één hoofd verschillende lijven en daar op één lijf meer dan één kop. ... Daar een of ander beest van voren een paard en van achteren een geit; daar een dier met horens en van achter een paardenlijf! Kortom, zó veel en zó wonderbaarlijke schepsels zijn overal aangebracht, zodat men meer naar stenen dan naar boeken kijkt! Zodat men zich liever de hele dag bezig houdt met zich over deze creaturen te verwonderen en niet te mediteren over de wet van God. Mijn hemel! En als men dan zich al niet schaamt over deze dwaasheden, zou men dan niet tenminste spijt moeten hebben over hoge kosten die gemaakt zijn om het allemaal te maken?"


Al die beelden leidden maar af en kostten veel te veel. Hij was dan ook een belangrijke vertegenwoordiger van de Cisterciënzer orde, die in 1119 door de paus was goedgekeurd en die soberheid nastreefde in alles.

Terwijl andere middeleeuwse stemmen juist de kunstwerken, de kostbare juwelen, het licht (gotiek) in de kerk toejuichten omdat de gelovigen door het materiële tot het immateriële konden komen; dat leidde tot God. Beelden konden bijdragen aan het onderwijs van ongeletterden, de verdieping van het geloof en de herinnering aan de deugd van heiligen en martelaren. 









De Romeinse manier van damnatio memoriae is sindsdien veelvuldig gebruikt, in de kerk en in de staat.
In de middeleeuwse samenleving was het christelijke geloof overal aanwezig, ook in het leven van alledag. Het geloof in een leven na de dood in de nabijheid van God was de middeleeuwse drijfveer van alledag. Sterven en begraven waren door uitgebreide riten omgeven. De 'goede' gelovige werd geëerd met grootse begrafenissen, veel rouwbetoon, monumentale of kostbare grafmonumenten – zeker als het om een heilige ging – en ze werden herdacht in gebeden, litanieën en missen. De ketter, de geëxcommuniceerde of de andere religieus 'verdoolde' kreeg het tegenovergestelde. Hij of zij werd niet begraven in gewijde grond en als zijn/haar misdaad postuum werd ontdekt, werd de begravene opgegraven en in ongewijde grond anoniem herbegraven of de resten werden verbrand (definitief einde).


Een van de eerste voorbeelden was in 897 waarbij paus Formosus (r.891-896) door paus Stephanus (r.896-897) postuum werd berecht en veroordeeld; zijn afbeelding werd gewist. Zijn resten werden in de Tiber gegooid, maar bleven op de oever liggen. Men zei dat er wonderen gebeurden. Uiteindelijk werd Stephanus in de gevangenis gewurgd. Formosus werd gerehabiliteerd en begraven in de Sint Pieter. 
 

Joden




Middeleeuwse joodse geleerden hadden uiteenlopende meningen. Sommige waren fel gekant tegen elk beeld (ook thuis) omdat dat tot afgoderij kon leiden, andere maakten een duidelijk onderscheid tussen een cultusbeeld (verboden) en bijvoorbeeld bijbelse afbeeldingen die thuis hingen of geïllustreerde educatief bedoelde handschriften (toegestaan). 

 Haggada letterlijk = verhaal, vanaf eind 13e eeuw was dit een speciaal boek (handschrift) gemaakt voor de pesachviering thuis waarin het traditionele verhaal over de uittocht uit Egypte wordt verteld.  

Verluchte handschriften werden aanvankelijk alleen in kloosterscriptoria gemaakt en waren dus niet toegankelijk voor joden, maar vanaf begin 13e eeuw ontstonden commerciële lekenscriptoria. Daar konden ook joden het vak leren en zich eventueel specialiseren in Hebreeuwse handschriften, die in opdracht werden gemaakt voor de joodse elite.



In Z-Duitsland werd het afbeelden van mensen in handschriften creatief omzeild door weinig miniaturen toe te voegen, de mensenhoofden 'leeg' te laten, het gezicht te laten verdwijnen achter een enorme haarbos of door de mensfiguren dierkoppen te geven, zoals de in Duitsland rond 1300 vervaardigde Vogelkop haggada. Qua vormgeving van de (toegestane) 'beelden' pasten de joden zich aan hun christelijke of moslim omgeving aan, wat goed te zien is in handschriften.  





Moslims

In de middeleeuwse islamitische wereld deden in de religieuze architectuur naast de kalligrafie nieuwe decoratievormen hun intrede, zoals ingewikkelde geometrische patronen en de driedimensionale muqarnas. 
Vergelijk eierdozen of stalactieten. Niet zeker is waar deze decoratieve vormen voor het eerst werden toegepast (er zijn uiteraard een aantal theorieën!), maar één ding is wel duidelijk: muqarnas werden vanaf de 12e eeuw in de hele islamitische wereld – ongeacht de heersende dynastie – eeuwenlang zeer populair.  Zie ook uitgebreide pagina op Oudweb

 De houding ten opzichte van kunst en afbeeldingen in de huiselijke omgeving wisselde per streek, dynastie en religieuze stroming binnen de islam.

De Fatimiden en Mamlukken in Egypte hadden veel figuratieve kunst (aardewerk, glas, handschriften, kleding, paleismuren etc.) 

De Fatimiden heersen van 969 tot en met 1171 over Egypte
en zijn de stichters van de stad Caïro.

De Almoraviden en Almohaden in Marokko en Al-Andalus waren felle tegenstanders  van welke afbeelding van mens en dier dan ook. 


Elders (India) gaf een 14e-eeuwse sultan opdracht om alle oude figuratieve voorstellingen te vernietigen. Inderdaad hebben archeologen figuratief gedecoreerd aardewerk in scherven teruggevonden! De Nasriden van Granada lieten hun voorouders zelfs schilderen op een van de plafonds van het Alhambra-paleis.

Vanaf de late 10e eeuw kwamen figuratieve voorstellingen – voorheen in de ambiance van de moslim elite – veel voor op het min of meer alledaagse gebruiksaardewerk, vooral in de Fatimidische en Syrische gebieden. Het zijn vaak expressieve, soms zelfs karikaturale scènes van alledag, zoals een hanengevecht, waarbij wellicht ook het schaduw-poppen-theater een inspiratiebron was. 


Vanaf de 12e eeuw zijn ook handschriften bewaard gebleven met figuratieve voorstellingen. Waarschijnlijk waren er al veel eerder geïllustreerde manuscripten, maar daar zijn (nog) geen resten van gevonden. 

Vanaf de late 13e eeuw zijn er zeker afbeeldingen van Mohammed, wiens gezicht vaak – maar zeker niet altijd – door een sluier is bedekt. 

Nergens is in de hadith te vinden dat Mohammed of andere profeten niet afgebeeld zouden mogen worden. Hooguit kan men dat concluderen uit het algemene taboe zoals verwoord in de hadithverzamelingen  m.b.t. afbeeldingen van mens en dier. 

De hemelreis van Mohammed is waarschijnlijk het meest afgebeelde figuratieve onderwerp in de hele islamitische wereld. Verschillende stadia van deze reis zijn weergegeven.  

Ibn Ishak schreef ook over Mohammed's nachtreis (koran 17). Deze reis wordt meestal opgevat als een reis van Mekka naar Jeruzalem en van daaruit naar de hemel (hemelreis). Mohammed zou gereisd hebben op het rijdier Burak, 

"het rijdier waarop de vroegere profeten hadden gereden .... een wit rijdier, iets tussen een muildier en een ezel in, met vleugels aan zijn flanken waarmee het zijn achterpoten aandreef, terwijl het zijn voorpoten telkens neerzette tot waar zijn oog reikte" 

In de koran worden naam en uiterlijk van het rijdier niet vermeld, maar latere legenden vullen details aan. Ibn Ishak beschreef het als een soort ezel, maar vanaf de 11e eeuw is er sprake van Burak als een vliegend fabeldier met een menselijk (vrouwelijk) gezicht, olifantsoren, paardenmanen, pauwenstaart of een muildierenborst. Zeker vanaf de 14e eeuw hebben kunstenaars Burak op verschillende manieren vormgegeven, maar het viervoetige vliegende fabeldier heeft dan meestal weinig ezelkenmerken meer.