Luthers Reformatie


*Maarten Luther*
De Duitse theoloog Maarten Luther is één van de meest invloedrijke christelijke denkers. Hij is vooral bekend om zijn vijfennegentig stellingen die hij in 1517 op de deur van de Slotkerk in Wittenberg gespijkerd zou hebben. Deze gebeurtenis wordt gezien als het beginpunt van de reformatie en het protestantisme.


 Korte biografie:


1483 (10.11.) Geboorte in Eisleben
1505 Monnik in Erfurt
1512 Doctor in de Theologie te Wittenberg
1517 Het aanslaan van de stellingen
1521 Ban en vlucht op de Wartburg
1522 Terugkeer naar Wittenberg
1525 Huwelijk met Catharina van Bora
1534 Uitgave van de Bijbel in de Duitse vertaling
1546 (18.02.) Sterven in Eisleben


*Wat zijn de gevolgen van de 95 stellingen?*

Aan de theologische afdelingen van de Universiteit Leuven en de Universiteit van Keulen wordt schande gesproken van Luthers werk. Luther noemt hen spottend “de ezels van Leuven”. Maar, de universiteiten weten de paus aan hun kant te krijgen en die tekent de pauselijke bul ‘Exsurge Domine’. Luther wordt beschuldigd van dwaalleer en moet 41 stellingen terugnemen. Luther krijgt zestig dagen om hierop in te gaan. Ondertussen worden in Leuven diverse van Luthers werken publiekelijk verbrand. Luther reageert hierop door zelf de pauselijke bul en het pauselijk wetboek te verbranden.
De katholieke keizer Karel V is aan de macht in grote delen van Europa en moet helemaal niks hebben van dwarse figuren als Luther. Hij laat massaal protestanten vervolgen. Nadat Luther in januari 1521 door de kerk wordt verbannen, volgt in mei van datzelfde jaar ook een rijksban. Ofwel, Luther wordt vogelvrij verklaard: hij staat buiten de wet en ieder is vrij hem te doden. Luther duikt onder, laat zijn haar groeien en leeft een tijdje onder naam Jorg.
Ondertussen zit hij niet stil. Hij vertaalt het Nieuwe Testament naar het Duits. Daarvoor gebruikt hij de Griekse vertaling van Erasmus, eveneens een kritische denker uit die tijd. Hierdoor wordt de Bijbel toegankelijk voor vele Duitsers. Dit betekent dat ze niet enkel via de kerk over het geloof kunnen leren, maar ook zelf kunnen lezen over het woord van God. In 1525 trouwt Luther met Katharina von Bora, een van de nonnen die hem hielp onder te duiken. Het stel krijgt zes kinderen.

Luther, bekend, vereerd en er krachtig van overtuigd dat hij gevangen zat in een strijd in de eindtijd.
Hij geloofde dat alle gebeurtenissen erop wezen dat het einde der tijden nabij was. En het pausdom was de antichrist.

De verwachtingen van wie Luther was waren enorm en vaak tegenstrijdig. Hij belichaamde voor veel mensen al hun hoop en aspiraties op vrijheid.
*Vrijheid van Rome, 
*hun antiklerikalisme, 
*hun verlangen naar Duitse eenheid.
Hij werd een scherm waarop veel werd geprojecteerd. En aan de basis hiervan lag de drukpers, de krachtige link tussen tekst en beeld.

*Katharina von Bora*

Katharina von Bora is most famous for being the wife of Martin Luther. Traditionally, sources have suggested she was born in 1499...................  Katharina von Bora Luther

Als ideaalbeeld van de nieuwe, bevrijde en toegewijde vrouw wordt ons steeds weer –en richting de grote Reformatieherdenking van 2017 steeds meer– Luthers vrouw Katharina von Bora voor ogen gehouden.De vraag of dat beeld wel klopt wordt nauwelijks gesteld. En daarom is het goed dat de Duitse theologe Sabine Kramer in kaart heeft gebracht hoe er door protestantse en rooms-katholieke tijdgenoten over mevrouw Luther werd gedacht. Uit haar studie ”Katharina von Bora in den schriftlichen Zeugnissen ihrer Zeit” komt niet de ideale echtgenote naar voren. Wel wordt duidelijk dat Katharina von Bora vooral werd gezien als de bekendste ex-non, als de echtgenote van een van de bekendste mensen in Europa en als iemand die tot de leidende figuren in Wittenberg behoorde. [...................]


1521 wurde Martin Luther vor den Reichstag in Worms geladen und aufgefordert, seine Lehre zu widerrufen. Luther antwortete, er sei bereit, alles zurückzunehmen, was ihm mit Hilfe der Heiligen Schrift widerlegt werden könne. Damit wies er auf die zentrale Bedeutung der Bibel für die Reformation hin: letzter Halt und oberste Instanz zu sein gegen die verweltlichte Obrigkeit der Kirche. Nach seiner Verurteilung auf dem Wormser Reichstag ging Luther daher sofort daran, die Bibel ins Deutsche zu übersetzen. Durch die Übersetzung konnten auch die einfachen Gläubigen ohne Vermittlung von Priestern, Mönchen oder Gelehrten die Bibel lesen. 


Die Buchdruckerkunst sorgte für eine rasche Verbreitung der Übersetzung. Innerhalb von drei Monaten wurden allein in Wittenberg 5 000 Exemplare verkauft, obwohl der Preis eines Buches den Gegenwert eines fetten Ochsen betrug. 

Nun war eine eigenständige Lektüre der Heiligen Schrift, selbstständiges Nachdenken über ihren Inhalt und eine freie argumentative Verwendung der Offenbarung für eine breitere Bevölkerung möglich: Die Bibelübersetzung schuf die Voraussetzung für einen ersten Schritt aus der Unmündigkeit der Gläubigen. 


Dass dies von den katholischen Priestern und Gelehrten, die eifersüchtig über ihr Wissens- und Auslegungsmonopol wachten, nicht gern gesehen wurde, zeigt der Nürnberger Humanist und Luthergegner Johannes Cochläus: „Auf wunderbare Weise wurde Luthers Neues Testament durch die Buchdrucker vervielfältigt, so dass auch Schuster, ja selbst Weiber und andere einfältige Laien, welche nur halbwegs deutsch lesen gelernt hatten, dieses sehr eifrig lasen, als ob es die Quelle aller Wahrheit wäre. Die Anhänger Luthers tragen das Buch bei sich und lernten es auswendig. Dadurch eigneten sie sich binnen weniger Monate so viele dogmatische Kenntnisse an, dass sie sich erdreisteten, nicht nur mit katholischen Laien, sondern auch mit Priestern und Mönchen, ja sogar mit theologischen Magistern und Doktoren über Glaubensfragen und das Evangelium zu disputieren.“

*Duitse Boerenoorlog 1524-1525*

De Deutscher Bauernkrieg  van 23 juni 1524 tot 15 mei 1525 betrof een godsdienstoorlog in het Heilige Roomse Rijk, kort na het op gang komen van de Reformatie. 
De belangrijkste oorzaak van de opstand van boeren, en ook lagere edelen, tijdens de Duitse Boerenoorlog, was de lijfeigenschap die tijdens het ancien regiem in het Heilige Roomse Rijk bestond. In de roerige tijd kort na de Reformatie, kwamen boeren in opstand tegen het systeem van feodalisme en horigheid waarvan ze deel uitmaakten. Ze moesten voor de adel allerlei diensten doen en fikse belastingen betalen aan zowel de adel als de Rooms-Katholieke Kerk.

Al in 1493 met de Bundschuh-Bewegung, maar zeker vanaf 1518 ontstonden er met name in het westen en zuiden van het Heilige Roomse Rijk opstanden van boeren, die in 1524 escaleerden in oorlog.
De Reformatie, met name Maarten Luthers accent op vrijheid en onafhankelijkheid (‘een christen is niemands onderdaan’), vormde een belangrijke motivatie voor veel boeren. Zo verwezen de boeren in hun eisenpakket, dat ze in 1525 opstelden en de ‘Twaalf artikelen van Memmingen’ genoemd wordt, meermalen naar de Bijbel en naar Luthers boekje Over de vrijheid van een christen uit 1520.
Luther zelf stond echter afwijzend tegenover de Duitse Boerenoorlog en publiceerde daarover in 1525 het pamplet Wider die Mordischen und Reubischen Rotten der Bawren. Andere reformatoren, onder wie Huldrych Zwingli en Thomas Müntzer (Monezer), spraken zich wel uit voor de boeren.

Religieus debat tussen Martin Luther en Huldrych Zwingli in de Marburg Colloquy, 1529

De Reformatie kende enkele stromen, waarvan het lutheranisme en het calvinisme de bekendste varianten zijn. Het lutheranisme werd vooral invloedrijk in Duitsland en Scandinavië. Het calvinisme had vooral impact in Zwitserland, Frankrijk, de Nederlanden, Schotland en onder puriteinen in Engeland en de Verenigde Staten.

Wat de reformatoren Luther en Calvijn verbond, was hun kritiek op de leerstellingen in de Rooms-Katholieke Kerk zoals omtrent de onfeilbaarheid van de paus, beelden in de kerk, aflaten en de biecht. Verder kenden beiden het primaat toe aan de Bijbel, die het laatste woord diende te hebben. Beide hervormers deelden het vijfvoudig adagium van de Reformatie:


De drie belangrijkste verschillen tussen Maarten Luther en Johannes Calvijn waren:

1. Een verschil tussen Calvijn en Luther was dat de laatstgenoemde het katholieke kerkelijke organisatiemodel grotendeels in stand wilde laten en zich sterk verbond met de wereldlijke heersers. Een staatskerk – waarbij de staat invloed had op kerkzaken – vond Luther geen probleem. Calvijn streefde echter naar een kerkopbouw van onderaf, met een grote mate van gezag voor de plaatselijke kerkelijke gemeenten. Calvijns visie op de verhouding kerk-staat was complex en enigszins tegenstrijdig. De staat diende zich niet met de kerk te bemoeien. Omgekeerd was echter een christelijke staat geen probleem, in de zin dat een staat mocht optreden tegen godslastering of ‘valse godsdiensten’. Een staat mocht dus ‘ketters’ vervolgen, aldus Calvijn. Tegelijk streefde Calvijn weer niet naar een theocratie.
2. Bij Calvijn lag het accent op de predestinatie, de uitverkiezing door God vóór de geboorte. De mens had op zijn eigen behoud of redding geen invloed, aldus Calvijn. Rechtvaardiging was pure genade, zonder menselijke inmenging. Luther dacht hier anders over: door geloof in God en door veel Bijbellezen kon een mens iets aan zijn eigen redding doen.
3. Het avondmaal – de protestantse ‘vervanging’ van de katholieke mis – was ook een discussiepunt. Luther geloofde dat het brood en de wijn tijdens het avondmaal ‘doorgloeit’ waren van Christus’ lichaam en bloed: de consubstantiatie. De katholieke eucharistie ging uit van transsubstantiatie: échte verandering in vlees en bloed. Calvijn zag het avondmaal als een spirituele herdenking van de kruisdood van Jezus Christus, terwijl de hervormer Huldrych Zwingli het avondmaal beschouwde als een gedachtenis aan Jezus’ dood.

*Theologie*

  • Protestanten

    • Gods wil staat beschreven in de Bijbel.
    • Alleen het geloof kan de ziel verlossen.
    • De kerk is werelds en valt onder de staat.
  • Katholieken

    • De kerk is Gods stem op aarde.
    • Priesters kunnen zonden vergeven.
    • De paus is Gods plaatsvervanger en de leider van alle christenen.




Luther's theologie:
we worden gerechtvaardigd door de gerechtigheid van Christus.
De implicatie hiervan is de scheiding met de middeleeuwse traditie, namelijk dat mensen geen plaats meer hebben in hun eigen redding.
Ze kunnen niets doen, er is geen taal van verdienste, zoals bedevaartenof goede en liefdadige daden.


"Aanvankelijk dacht Maarten Luther dat de Joden zonder enkele aarzeling een radicaal gezuiverd evangelie zouden accepteren. In 1523 schrijft hij in Dass Jesus Christus ein geborener Jude sei dat de houding van de christenen er aan heeft bijgedragen dat de Joden zich niet wilden bekeren: "Want wij hebben de Joden behandeld alsof het honden waren en geen mensen". Hij hoopte dat als de Joden goed zouden worden behandeld en op vriendelijke wijze onderricht krijgen in de Bijbel, velen van hen christen zouden worden." Toen de gehoopte bekeringen uitbleven, sloeg de teleurstelling toe bij Luther. Hij raakte verbitterd en rancuneus en "de giftige vulgariteit van zijn anti-joodse pamfletten overtreft meer dan eens de grootste buitensporigheden van de kerkvaders en de middeleeuwse theologen".

Bij Luther voltrok zich geen rolwisseling. Es is geen vroege en late Luther. Hij had van begin af aan een anti-Joodse houding, maar de situatie lijkt te zijn geëscaleerd op het moment dat een aantal christenen overging op het Jodendom. Hij kwam toen met de meest radicale antisemitische maatregelen op de proppen in zijn smaadschrift 'Von den Juden und ihren Lügen' uit 1543. In dit voze werk beschrijft Luther dat de christen buiten de duivel om geen ergere vijand heeft dan de Jood. Zij hebben de Heer en Heiland gedood en weigeren nog steeds halsstarrig om tot bekering te komen. Hij pleit voor harde maatregelen. De ban moet tegen hen voltrokken worden (Deuteronomium 13:16). In het pamflet - dat een lange verachtelijke scheld- en schimppartij is - pleit hij voor de volgende 7 maatregelen die de overheid tegen de Joden zou moeten nemen:

Steek synagogen en Joodse scholen in brand, en wat niet verbrandt, moet met modder worden bedekt.
Verwoest de huizen van Joden, de Joden moeten in stallen wonen zoals zigeuners.
Neem Joden hun gebedsboeken en andere heilige geschriften af.
Verbied Joods religieus onderwijs.
Neem sieraden en geld van de Joden af.
Verbied Joden te reizen.
Verplichte tewerkstelling van Joden."


Luther wilde zoveel mogelijk van het bestaande in de liturgie behouden . Er moest eerbied zijn voor de overgeleverde vormen. 

Hij wilde de bestaande misliturgie weer tot haar wezenlijke recht wilde brengen. Gods Woord is het hart ervan. Hij wilde dagelijks korte diensten: metten en vespers. Dit zijn Schriftlezingen, lofzangen en gebeden voor priesters en studenten. 's Zondags waren er samenkomsten voor heel de gemeente: 's morgens om vijf of zes uur met een preek uit de nieuwtestamentische brieven, en om acht of negen uur uit het evangelie, en 's middags of 's avonds uit het Oude Testament. Ook werd de mis, het avondmaal, élke zondag bediend. De misgezangen konden blijven met enige heiligenfeesten, wierook, kaarsen, altaardoeken en beelden.

In 1524 verscheen zijn boekje Vorm van de mis en van de gemeenschap. Hierin noemde hij dezelfde zaken: geen afschaffing van de mis, maar een zuivering. Luther wilde geen revolutionair zijn, maar reformator. Daarom geen totaal nieuwe orde, maar ombouw van het bestaande naar het Woord van God. Geen offergedachte meer zoals in de roomse mis, ook geen wettische dwang tot deelname en geen monopolie van de priester met pompeus ceremonieel, maar vrijheid in gebondenheid aan de Schriften.

De naam mis mocht blijven. Maar de mis moest wel gebruikt worden onder beide gestalten van brood en wijn. De instellingswoorden moesten niet gefluisterd, maar hardop uitgesproken. De mis ging in 1526 van Latijn in het Duits.

Er moesten goede Duitse liederen komen, waarbij de psalmen prioriteit behouden. Luther berijmde zelf liederen en zette ze op melodie.



In november 1528 werkt Luther drie preken om tot een catechismus, die de naam Grote Catechismus van Luther krijgt. De Grote Catechismus is vooral bedoeld voor de geestelijkheid en volwassenen. Tegelijkertijd werkte Luther aan een "kleine catechismus" voor de jeugd en minder geleerde individuen.

De Kleine Catechismus dateert uit 1529 en behandelt achtereenvolgens:
de Tien Geboden (in 11 vragen en antwoorden),
het Apostolicum (in 3 vragen en antwoorden),
het Onze Vader (in 13 vragen en antwoorden),
het Sacrament van de Heilige Doop (in 7 vragen en antwoorden),
het Sacrament van de Heilige Eucharistie (in 5 vragen en antwoorden),
en de Sleutelambt en de Biecht (in 6 vragen en antwoorden).

Daarnaast bevat de Kleine Catechismus nog diverse gebeden (ochtend- en avondgebed, gebeden voor en na de maaltijd) en de zogenaamde "huistafel", regels waaraan burgers zich dienen te houden (bijv. ten opzichte van de overheid en dergelijke).