Het Renaissancewonder


Jacob Slavenburg over de bakermat van een nieuw mens- en wereldbeeld


Het beeld van de faun

Ottavio Vannini, Michelangelo toont Lorenzo het hoofd van een faun. Palazzo Pitti, Florence

Toen Lorenzo had gezien hoe begaafd de jongen was, bleef hij steeds hoge verwachtingen van hem koesteren; en enige dagen later vatte Michelangelo moed en hij begon in een stuk marmer een antieke faun te kopiëren, die hij daar had aangetroffen, oud en gerimpeld, met een geschonden neus en een lachende mond. En terwijl Michelangelo nooit eerder marmer noch beitels had aangeraakt, lukte de kopie hem zo goed dat Il Magnifico verbaasd stond; en toen hij zag dat de jongeman enigszins van deze antieke kop was afgeweken, zijn verbeel- ding had laten werken en de faun een open mond had gegeven, waarin de tong en alle tan- den te zien waren, zei deze heer hem schertsend. op zijn gebruikelijke vriendelijke wijze: "Je zou toch moeten weten dat oude mensen nooit al hun tanden bezitten en dat ze er altijd wel eentje missen."

In zijn eenvoud vond Michelangelo dat zijn heer, die hij zowel vreesde als beminde, gelijk had; en Lorenzo was nog maar nauwelijks weg, of hij rukte de faun een tand uit en bewerkte het tandvlees zodanig dat het leek of deze tand was uitgevallen; in spanning wachtte hij tot II Magnifico zou terugkomen, en toen het zover was en Lorenzo had gezien hoe groot Miche- langelo's eenvoud en vakmanschap waren, moest hij daar herhaaldelijk om lachen, en hij vertelde het als een mooi verhaal aan zijn vrienden. (p. 12)

De geboorte van Venus

Botticelli, De geboorte van Venus, Uffizi, Florence


Omstreeks 1483 schildert de Florentijnse kunstenaar Sandro Botticelli het doek De geboorte van Venus.
Het schilderij staat symbool voor de wedergeboorte van de klassieke schoonheid in beeld en tekst in de Renaissance. Een nieuw mens- en wereldbeeld.
 De afbeelding is gebaseerd op een oude Griekse mythe waarin de tirannieke hemelgod Oeranos (hemel') zich voor de zoveelste maal buigt over de godin van de aarde, Gaia, om de liefde te bedrijven. Dan voert de jongste zoon. Cronus, een duister complot uit. Met een sikkel ontmant hij in één slag zijn tirannieke vader. De afgehakte geslachtsdelen werpt hij met een brede zwaai in zee. Uit het schuim dat dan op die plaats ontstaat, wordt Aphrodite (bij de Romeinen Venus genoemd) geboren.
De god van de wind, Zephyr, en Aura ('ochtendbries') blazen samen Venus, staande op een uitvergrote Sint-Jacobsschelp, naar de kust van Cyprus. De schone dame (rechts) die haar verwelkomt, is de Lente- een van de Horea ('uren/seizoenen'). Venus wordt bij Botticelli afgebeeld terwijl ze met haar handen haar borsten en geslacht probeert te bedekken. Dat is nu exact wat ook de antieke Grieks-Romeinse beelden laten zien, het zogenaamde Venus pudica (kuise Venus') type. (p. 32/33) 


Cosimo als mecenas


De meeste kunstwerken in Italië en Florence zijn aan de Medici-familie te danken. Zij waren grote kunstliefhebbers en verzamelaars. Florence wilden ze verfraaien met allerhande kunst- schatten. Cosimo gaf bekende kunstenaars zoals Donatello en Filippo Brunelleschi opdrachten om kunstwerken te maken voor de stad. 

Donatello (1386-1466) was een toonaangevende Florentijnse beeldhouwer, onder meer maker van een prachtig Davidbeeld, het eerste vrij- staande naakt. 

Cosimo plaatste het op de binnenplaats van het Palazzo Medici, waar het bewonderd kon worden door 'buitenlandse' vorsten en hoge geestelijke gezanten van het Vaticaan. Het 'tedere' beeld is nu te zien in het Bargello-museum in Florence. (p. 40)

Het Corpus Hermeticum

(Tekst overgenomen van website)
In het jaar 1460 bracht de monnik Leonardo van Pistoia van een reis door Macedonië een Grieks handschrift mee, dat hij in Florence aan Cosimo de Medici ter hand stelde. Het bevatte de eerste veertien tractaten van wat later het Corpus Hermeticum genoemd zou worden. De nieuwe teksten wekten grote verwachtingen, want men meende hiermee de leer van de oudste leraar van de mensheid, de Egyptische Hermes Trismegistus, teruggevonden te hebben. Gerespecteerde christelijke schrijvers uit de oudheid hadden inmiddels reeds uit diens werken geciteerd, en verklaard dat hij in de grijze Egyptische Oudheid geleefd had (Lactantius, ca. 300) of enkele generaties na Mozes was geboren (Augustinus, ca. 400).

Hermes Trismegistos, Giovanni di Stefano, Vloermozaïek Dom Siena 1488

Cosimo de Medici wilde het werk dan ook zo spoedig mogelijk toegankelijk maken en gaf daarom in 1462 opdracht het in het Latijn te vertalen. De jeugdige leider van zijn ‘Platoonse Academie’, Marsilio Ficino, moest daartoe zijn werk aan de vertaling van Plato onderbreken. Binnen enkele maanden, in het voorjaar van 1463 was Ficino’s vertaling gereed en nadat enige jaren afschriften ervan gecirculeerd hadden, verscheen het werk in 1471 in druk. Het had een ongekend succes en werd tot het einde van de zestiende eeuw vele malen herdrukt en opnieuw uitgegeven.

God, kosmos, mens (p. 58/59)

'God is in zichzelf.
de Kosmos is in God.
de mens is in de Kosmos.
Het menselijk tekort is zijn onbewustheid,
de vervulling daarvan is de kennis van God."

Alles is met elkaar verbonden: God, kosmos, mens, maar ook dier, plant, mineraal. De mens draagt als microkosmos alle elementen van de macrokosmos in zich. De mens is een groot wonder', zegt Hermes tegen zijn leerling Asclepius. Niet de nietige zondaar, maar de beelddrager van 'God'. De mens draagt een goddelijke ziel in zich, leert Hermes:

'leder lichaam draagt een ziel,
maar niet iedere ziel draagt Bewustzijn.
Zij moet deze in het leven verwerven."

In het Corpus Hermeticum is te lezen dat de mens drie niveaus van Zijn kent: de geestelijk bewuste, de psychische en de stoffelijke staat. De mens is tot het hoogste in staat en ook in het laagste. Hij is daar zelf verantwoordelijk voor. Dat spreekt de renaissancemens aan en mar- keert een breuk met het middeleeuwse denken, waarin het geloof doortrokken is van de angst voor de duivel, de tegenkracht van God, die zich in alles zou kunnen manifesteren.

Godin van de liefde

Botticelli, La Primavera, Uffizi, Florence

De lieftallige Simonetta Vespucci, geboren in Porto Venere bij Genua, komt in 1469 naar Flo-rence en verbijstert de stad door haar schoonheid. Ze staat bekend als de grootste schoonheid van haar tijd en zou model hebben gestaan voor vele schilderijen van Sandro Botticelli, Piero di Cosimo en andere Florentijnse schilders. Bij een toernooi in 1475, gehouden op de Piazza Santa Croce, verschijnt Giuliano (de broer van Lorenzo) met een banier waarop een afbeelding is geplaatst van Simonetta als een gehelmde Pallas Athene. Het was geschilderd door Botticelli. Giuliano wint het toernooi en roept Simonetta uit tot schoonheidskoningin. Simonetta sterft slechts een jaar later, hoogstwaarschijnlijk aan tuberculose. Ze is dan pas tweeëntwintig. Ze wordt door de stad gedragen in een open kist, bewonderd door iedereen.

'Het lijkt onmogelijk, zou Lorenzo de' Medici gezegd hebben, 'dat ze door zo veel mannen zonder ijverzucht werd bemind en door zo veel vrouwen zonder afgunst werd bewonderd." Ze bleef echter altijd trouw aan haar man (een neef van de zeevaarder Amerigo Vespucci) maar blijft een symbool van schoonheid.

Sandro Botticelli doet haar verschijning herleven als hij haar beeltenis jaren later gebruikt voor zijn Primavera. Niet alleen weergegeven als de schone Venus, maar ook in de drie gratiën. In zijn De geboorte van Venus staat zij eveneens model voor Venus. Ook Piero di Cosimo zou haar afbeelding als model hebben gebruikt in een portret van Cleopatra, compleet met slang om haar ranke hals.

De honesta voluptate et valetudine

Illustration to Platina, ' Von allen Speisen und Gerichten', Strasbourg: Egenolph,
January 1530. Woodcut. The British Museum

Het bekendste en populairste werk van Bartolomeo Platina is ongetwijfeld De honesta voluptate et valetudine ('Over eerbaar genoegen en gezondheid'). Platina schrijft dit in de jaren 1465/1466. Het wordt in 1475 in Rome gedrukt en vele malen in het Latijn herdrukt, en later ook in vertalingen in de volkstaal Italiaans en in het Frans, Duits en Engels.

De honesta voluptate bestaat eigenlijk uit twee boeken: het eerste deel is een gezondheids- handboek waarin de deugden, alsmede de praktische kennis over individuele ingrediënten, worden beschreven. Het tweede deel is gevuld met recepten uit een kookboek, geschreven door Martino van Como, chef-kok van kardinaal Ludovico Trevisano.

Platina wil laten zien dat eetgenot niets te maken heeft met gulzigheid of hebzucht. Hij legt een accent op het belang van gematigdheid en zelfbeheersing. Maar het met plezier eten is een essentieel onderdeel van een gelukkig leven. Bovendien wordt genot gewaardeerd en geprezen omdat het onlosmakelijk verbonden is met gezondheid, zoals ook is vastgelegd in de titel van zijn boek.

Platina verwerpt de traditionele opvatting dat genot slecht en verkeerd is omdat het onvermijdelijk verband zou houden met onmatigheid en lust. In de christelijke opvatting is gulzigheid een van de zeven hoofdzonden. Maar Platina zinspeelt niet op christelijke doctrines, aangezien hij zijn werk schrijft vanuit een 'seculier' standpunt.

Vuur der ijdelheden

Vroeg in het jaar 1497 bereikt Savonarola's heerschappij een hoogtepunt met de apotheose van het fameuze vuur der ijdelheden. Het moet, daar op de Piazza della Signoria, een gigantische piramide zijn geweest van opgestapelde 'ijdelheden'. verzameld door zijn fanatieke jonge aan- hang. Deze achtzijdige houten piramide kende zeven verdiepingen, een voor iedere doodzonde. De omtrek van dit gigantische bouwwerk bedroeg maar liefst ruim zeventig meter. 
    Op de onderste laag van de piramide werden pruiken, valse baarden, potten met rouge, parfums en andere snuisterijen geplaatst. Daar bovenop kwamen stapels 'heidense boeken': werken van de oude Griekse filosofen, boeken met gedichten van Ovidius, Boccaccio en Petrarca, en werken van Cicero en Poliziano. Nog een verdieping hoger werden tekeningen, bustes en schilderijen van profane onderwerpen - met ook enkele werken van Botticelli - gestapeld. Weer een verdieping hoger werden muziekinstrumenten als luiten, altviolen en fluiten aan de vlammen ten prooi gegeven. Daarboven werden sculpturen en schilderijen met afbeeldingen van blote dames gedeponeerd. Op het hoogste niveau waren afbeeldingen van de oude goden en helden van Griekse legenden geplaatst. Boven op de top van de ruim achttien meter hoge piramide was de bekroning: een afschuwelijke beeltenis van Satan, compleet met hoefbokken- poten, puntige oren en een kleine baard.
    De binnenkant van de piramide was op iedere etage gevuld met zakken stro, stapels aan- maakhout en zelfs kleine zakjes dynamiet, die bedoeld waren om de vlammen door de hele piramide te verspreiden en vuurwerkeffecten als knallen en een vonkenregen te veroorzaken. (p. 109)

Familieman

Pietro Facettio, naar Pinturicchio, Alexander VI voor Madonna (zijn favoriete minnares Giulia Farnese) Vaticaanse musea, Rome.

In 1456 had paus Calixtus III zijn vijfentwintigjarige neef Rodrigo benoemd tot kardinaal van Valencia, en een jaar later tot vicekanselier van de Heilige Stoel in Rome. In de 35 jaar dat Ro-drigo daar vertoeft, vergaart hij zoveel kapitaal dat hij over ruime fondsen beschikt om op het conclaaf in 1492 de stemmen van zijn collega's te kopen.

Over weinig pausen is meer geroddeld dan over deze Borgia-paus. In veel publicaties staat hij model voor alles wat in die positie als verwerpelijk wordt beschouwd: nepotisme, vergiftiging van tegenstanders, incest (met zijn dochter Lucrezia), exorbitante uitspattingen, het besturen van kerk en staat als een familiebedrijf, en nog veel andere duistere zaken. [    ]

Het privéleven van Alexander is, zacht gezegd, onstuimig. Zijn overmatige omgang met leden van het andere geslacht had hem in 1460 een scherpe berisping opgeleverd van paus Pius IL Die berisping leidde er niet toe dat zijn sensuele honger afnam, maar bracht hem er wel toe voortaan wat discreter op te treden. Zo discreet zelfs, dat de moeder of moeders van zijn eerste drie kinderen, Pedro Luis, Isabella en Girolama, onbekend zijn.

Over zijn bestendiger relatie met Vannozza Catanei (1442-1518) is meer bekend. Bij haar verwekt hij vier kinderen: Juan (Giovanni) (1474), Cesare (1475), Lucrezia (1480) en Jofre (1481). Bij zijn laatste minnares, Giulia Farnese (1474-1524), krijgt de dan 71-jarige paus ook nog (min-stens) één kind: Juan.

Alexander is een zorgzame vader en regeert als een pater familias. Hij is ten diepste ontzet als zijn oudste zoon Juan, benoemd tot hertog van Gandia, in de nacht van 14 op 15 juni 1497 wordt vermoord en zijn lijk uit de Tiber wordt opgevist door vissers. Met droefheid geslagen zweert hij zich voortaan aan de hervorming van de kerk te wijden. Hij stelt een ambitieuze lijst vol bewonderenswaardige voorstellen op, maar het blijft bij een ontwerp. (p. 130/131)