Een Christelijke tijd? - 2


 Samenvatting OU

De verlichting, de romantiek en het modernisme hebben ieder een sterk waardeoordeel gevormd over de vooronderstelde dominantie van religie tijdens de middeleeuwen. Religieuze denkbeelden en de mate waarin deze het maatschappelijke leven beïnvloedden, veranderden echter aanzienlijk in de loop van de middeleeuwen.

De vijfde-eeuwse kerkvaders Ambrosius, Augustinus en Hiëronymus waren belangrijk voor de acceptatie van het christendom door de Romeinse elite. De Vulgaat en de vele Bijbelcommentaren voldeden namelijk aan de literaire eisen van deze elite.

Het christendom had in het Romeinse rijk veel lokale diversiteit en er was een grote mate van autonomie voor de lokale bisschoppen. Bisdommen vielen meestal samen met de Romeinse bestuurlijke indeling, en na het wegvallen van het Romeinse bestuur namen ze een deel van de bestuurlijke taken over.

Een bijzondere rol was er voor asceten: levende heiligen die zich terugtrokken uit de samenleving en zich onthielden van voedsel en seksualiteit. 


Tevens ontstonden er kloostergemeenschappen, met ieder een eigen regel. De regel van Benedictus van Nursia zou de belangrijkste worden, omdat deze in de negende eeuw door de Karolingische vorsten aan kloosters werd opgelegd.

Aan de randen van het Romeinse rijk waren vooral kloosters belangrijk voor de verspreiding van het christendom. Missionarissen waren actief bezig met het verbreiden van het christendom, maar vaak streden ze vooral tegen niet-orthodoxe varianten van het christendom en niet tegen het heidendom. Rond het jaar 1000 was Europa grotendeels christelijk met grote lokale variatie.

De bisschop van Rome had bijzonder gezag, omdat in Rome de relieken van Petrus, Paulus en andere belangrijke heiligen lagen, maar hij was in de vroege middeleeuwen niet de leider van een gecentraliseerde kerk. In de loop van de achtste eeuw ontstond er een bijzondere band tussen de paus en de Karolingische vorsten, met als hoogtepunt de kroning van Karel de Grote tot keizer in het jaar 800.



In de elfde eeuw werd er door pausen zoals Gregorius VII een poging gedaan om de invloed van Rome uit te breiden. Tijdens de Gregoriaanse hervormingen 
werd een poging gedaan om het priesterhuwelijk en het kopen van ambten aan te pakken. 

In 1075 stonden keizer Hendrik IV en paus Gregorius lijnrecht tegenover elkaar in een conflict over het recht om geestelijken te benoemen (de investituurstrijd).

De kerk werd steeds meer een bureaucratisch, centraal geleid orgaan, dat wereldlijke invloed buitensloot. Hoogtepunt van deze ontwikkeling was het invloedrijke Vierde Lateraanse Concilie (1215). In de dertiende eeuw ontstonden eveneens de bedelorden, die overeenkomsten vertoonden met de Gregoriaanse idealen.



De
Eerste Kruistocht begon met een maandenlange propagandatour van paus Urbanus II in 1095.

Kruisvaarders hielden
op doorreis door het Rijnland huis onder de joden 

Jodenvervolging tijdens de Kruistochten 1096-1099


Eenmaal in het Heilige Land slaagde men erin Jeruzalem te veroveren. In het Heilige Land ontstonden kruisvaardersstaatjes, die ondanks hulp van de nieuwe religieuze ridderordes, geen lang leven waren beschoren.

Nieuwe kruistochten vonden plaats (onder meer tegen Zuid-Franse ketters, de Katharen), maar Jeruzalem werd niet heroverd.

De Russische historicus Gurevich heeft beargumenteerd dat de invloed van religie op het dagelijks leven van de meeste middeleeuwers klein was. Een groot deel van de middeleeuwse bronnen werd geproduceerd in religieuze kringen en geeft mogelijk een verkeerd beeld. Wel is het zo dat de levensloop van mensen betekenis kreeg door kerkelijke sacramenten, zoals doop, huwelijk en de ziekenzalving. 

Op twee momenten werden christelijke ideeën met name door kerkelijke en wereldlijk leiders verbreid: in de negende eeuw door de Karolingers en in de dertiende eeuw door pauselijke kringen rond het Vierde Lateraanse Concilie. Met de toenemende aandacht voor
het ‘juiste’ christendom, verminderde ook de tolerantie voor andersdenkenden.

Opdrachten OU

Waarom kunnen we niet spreken van een uniform middeleeuws christendom?

Allereerst was er geen sprake van een uniform middeleeuws christendom omdat in de loop van de middeleeuwen allerlei zaken veranderden. Sommige dogma’s, zoals de transsubstantiatie werden pas laat in de middeleeuwen vastgesteld.

In de late oudheid en vroege middeleeuwen was het christendom daarnaast sterk gedecentraliseerd; lokale bisschoppen waren vrijwel autonoom. De verschillen tussen gebieden konden erg groot zijn. In Ierland was de rol van bisschoppen ten opzichte van abten van kloosters bijvoorbeeld veel kleiner dan elders in Europa.

Hoe werd in de loop van de middeleeuwen de macht van de paus vergroot door toedoen van de pausen zelf en door buitenstaanders?

Met name in de vroege geschiedenis van het pausdom zien we dat de rol van buitenstaanders aanzienlijk was bij het handhaven en uitbreiden van de pauselijke macht. De pausen konden in de achtste en de negende eeuw hun positie alleen handhaven door het ingrijpen van de Karolingische heersers.

In de hoge en late middeleeuwen waren het vooral de pausen zelf die zorgden voor een uitbreiding van de pauselijke macht. Gregorius VII poogde dit te doen door de confrontatie aan te gaan met Hendrik IV. Urbanus II koos de diplomatieke route door regelmatig af te reizen naar Frankrijk en door de steun van het invloedrijke klooster van Cluny.

Welke kerkelijke kwesties uit de elfde eeuw worden aan de oproep tot de kruistocht verbonden? 

Urbanus II ageert in zijn toespraak tegen misstanden in wereld en kerk voordat hij oproept tot de kruistocht. Enerzijds gaat het over geestelijken die zich misdragen, met name met betrekking tot simonie, het kopen van kerkelijke ambten. Dit doet denken aan de Gregoriaanse hervormingsidealen die een zuivere kerk tot doel hadden.

Daarnaast is er het geweld tegen geestelijken en andere groepen in de samenleving die zich niet kunnen verdedigen..

Urbanus II roept de aanwezigen op om hun leven te beteren en zich in te zetten voor het uitbannen van misstanden. Urbanus betoogt dat het streven naar deze hervorming samen moet gaan met de strijd tegen de moslims. Door het gebruik van (verkeerd) geweld hebben de aanwezigen laten zien dat ze in staat zijn om voor God te strijden in een kruistocht. In plaats van lokale schermutselingen moeten ze hun agressie richten naar de vijanden van God.

Een derde religieus thema, de aflaat, fungeert om de kruisvaarders extra aan te sporen.