*Radicale hervormers*
Radicalen hadden een krachtige visie op wat hervorming werkelijk zou moeten zijn. Niet het soort compromis wat mensen als Luther en Zwingli en Calvijn ervan had gemaakt.Het geloof aanpassen aan de traditie en rekening houden met de politieke realiteit. Dat is een onvoltooide reformatie. Dus, sola scriptura, een terugkeer naar een apostolisch verleden.
De toenmalige christelijke wereld vervuld was van geruchten over een hervorming van kerk en samenleving. De tijd werd beleefd als een crisistijd. Allerlei epidemieën, watersnoden en sociale en economische problemen leken erop te wijzen dat het einde der tijden was aangebroken. Allerlei nieuwe ideeën gistten onder de bevolking, van (bijbels) humanisme tot uiteenlopende onorthodoxe stromingen, al dan niet vergezeld van vormen van maatschappelijk protest.
Menno Simons werd in 1496 in het Friese Witmarsum geboren. Na zijn priesterwijding werd hij in 1524 benoemd tot vicaris in Pingjum. Tijdens zijn vicariaat rezen echter steeds meer twijfels over de juistheid van de rooms-katholieke leer. Hij ontwikkelde zich in de richting van opvattingen die verwant waren aan die van de sacramentariërs en evangelischen. Het ging in dit laatste geval om een geloofsbeleving die zich ontwikkelde los van de sacramentele roomse riten van de gevestigde kerk. ‘Beschikte’ Menno aanvankelijk als priester over de genademiddelen, bovenal de mis, onderzoek van de Schrift bracht hem hierover in twijfel.
Menno Simons
Lezing van de Bijbel en van de kerkvaders konden Menno niet van de rechtmatigheid van de kinderdoop overtuigen, integendeel zelfs. Ook op dit punt moest hij de leer van de Reformatie ongelijk geven. Menno Simons was inmiddels in 1532 pastoor in Witmarsum geworden maar ervoer zijn positie binnen de Kerk van Rome steeds meer als een tegenstrijdige en halfslachtige. Dopersen in zijn omgeving werden vervolgd, vooral in de tijd van de Münsterse onlusten rond 1534/1535. Ook zijn broer liet het leven bij de verovering van een klooster bij Bolsward door een groep dopersen. Uiteindelijk brak Menno in 1536 met de kerk en sloot zich aan bij de dopersen. Hij typeerde deze overgang als zijn “uitgang uit het pausdom”, elders verwoord met de uitdrukking “uyt Babel ghevloden, in Jeruzalem ghetogen”. Begin 1537 werd hij in Groningen oudste of bisschop.
Wederdopers
Maarten Luther wenste nooit een blijvende breuk in de kerkelijke eenheid te veroorzaken, maar wilde de kerkelijke structuren van binnenuit, in samenspraak met de wereldlijke overheden, hervormen. De man was dan ook allerminst verheugd over de radicale stemmen die gedurende zijn afwezigheid in Wittenberg opgingen en die later ook buiten deze stad te horen waren. Zwerfpredikers, of 'schwärmer' zoals Luther ze noemde, gaven een eigen interpretatie van Luthers’ gedachtegoed en huldigden radicalere ideeën over religieuze hervormingen.
Wat dit betekende werd duidelijk tijdens het uitbreken van een grootschalige boerenopstand in het zuiden van Duitsland anno 1525. Geïnspireerd door Thomas Müntzer die de komst van de Apocalyps voorspelde trokken tienduizenden boeren ten strijde en wensten wraak op het corrupte wereldlijke en geestelijke gezag. Een gruwelijk bloedbad volgde.
Kopstukken van de eerste generatie wederdopers hadden actief meegedaan aan de Boerenopstand en legden in Zuid-Duitsland en Zwitserland de kiem van de doperse geloofsrichting. Doperse predikers verspreidden vanaf 1530 hun opvattingen in de Nederlanden. Luthers gedachtegoed wordt ook wel aangeduid als ‘hogeschooltheologie.’ Dit wil zeggen dat zijn ideeën voor veel mensen te hoog gegrepen waren of niet ver genoeg gingen.
De dopers kenmerkten zich door een relatief eenvoudige theologie en een sterke focus op de Apocalyps. Zij danken hun naam aan hun bezwaren tegen het gebruik om baby's te dopen. Het dopen van onwetende zuigelingen was in hun ogen ongeldig. Een gelovige die een verbond met God aanging moest dat als een bewuste keuze doen. Zij noemden zichzelf dan ook geen ‘herdopers’ of ‘wederdopers’, laat staan dat zij de scheldnaam ‘anabaptist’ gebruikten. Dat waren termen die anderen gebruiken.
Veel meer nog dan Luther boden de dopers een uitweg uit de ellende van het dagelijks leven door de spoedige komst van het einde der tijden. De beweging kreeg veel aanhang onder armlastigen, dagloners en kleine ambachtslieden. Evenmin als Luther waren de autoriteiten in Den Haag te spreken over de dopers.
Munster, koninkrijk van de Wederdopers
Verkoop van bezit en uittocht naar Münster. 17e-eeuwse prent van Pieter Hendricksz Schut (Collectie Rijksmuseum). Naar schatting gaven enkele duizenden personen gehoor aan boodschap om af te reizen. |
Portret van Jan Beukelsz van Leiden. Gedurende anderhalf jaar lang profileerde Jan Beukelsz zich als Koning Jan in Münster, compleet met een hofhouding en dertien vrouwen. (Colllectie Rijksmuseum) |
Begin maart 1536 verscheen er een groep vreemde personen aan de rand van het dorp Poeldijk in het Westland. De leider van de groep, een zekere Adriaen Adriaensz uit Hazerswoude, beefde over zijn hele lichaam. Hij gaf zich uit voor ‘Coninck van Yserael’ en verklaarde dat hij een visioen kreeg. Uit de hemel zouden een paard, een kroon en een zwaard gezonden worden om de wereld te zuiveren van alle onrecht. Adriaensz vestigde zich vervolgens met zijn geestverwanten in de boerderij van weduwe Jutte Ewouts. ...................... Interessant artikel!!!
Na Luther en Johannes Calvijn wordt Zwingli wel ‘de derde man van de Reformatie’ genoemd. In 1525 kreeg Zwingli van zijn volgelingen de eretitel Antistes (‘Oudste’), ofwel: de voorzitter van de Kerk.
Kerkhervormer Johannes Calvijn werd in 1509 in Frankrijk geboren als Jean Cauvin. Hij gaf zichzelf de Latijnse benaming Calvinus. Calvijn was een hele generatie jonger dan Luther, de andere belangrijke protestantse kerkhervormer. Johannes Calvijn volgde zowel een opleiding tot priester als advocaat. Daarnaast had hij zowel kennis van het Latijn als het Grieks en kon simpele teksten in het Hebreeuws lezen. Door zijn klassieke en christelijke scholing leek het logisch dat hij een belangrijke positie zou bekleden binnen de Katholieke Kerk. Maar op z’n vierentwintigste maakte de jonge Calvijn een transformatie mee. Door bekering of wellicht nieuwe inzichten in de ware betekenis van het christendom, ging Calvijn deel uitmaken van het groepje revolutionaire gelovigen; waarvan de bekendste Maarten Luther was. Drie jaar na zijn plotselinge ommekeer, publiceerde hij – in de middeleeuwse taal van de wetenschap het Latijn – zijn werk: Institutie of onderwijzing in de christelijke godsdienst (1536).
Waar Luther in eerste instantie alleen had geprobeerd het volk in de Duitse vorstendommen aan te spreken, daar richtte Calvijn zich op de gehele christelijke wereld. Doordat zijn werk op logische wijze was gestructureerd, waarin abstracte theologische ideeën navolgbaar werden gemaakt voor ‘de gewone man’, wist hij velen aan te spreken die het niet eens waren met de gangbare katholieke kerkelijke leer. Want iedereen kon de ideeën, besproken in Calvijns werk, toepassen op zijn of haar eigen situatie.
De breuk met Rome werd bewerkstelligd door een reeks wetten die tussen 1532 en 1534 werden aangenomen, waaronder de Act of Supremacy van 1534 , waarin werd verklaard dat Hendrik het " opperste hoofd op aarde van de Church of England " was. (Deze titel werd in 1553 door Mary I afgezworen tijdens het herstel van de pauselijke jurisdictie; toen Elizabeth I de koninklijke suprematie in 1559 opnieuw bevestigde, was haar titel Opperste Gouverneur . ) Het definitieve gezag in leerstellige en juridische geschillen rustte nu met de vorst; het pausdom werd beroofd van inkomsten en het laatste woord over de benoeming van bisschoppen.
De theologie en liturgie van de Kerk van Engeland werden duidelijk protestants tijdens het bewind van Hendrik's zoon Edward VI , grotendeels volgens de lijnen die waren vastgelegd door aartsbisschop Thomas Cranmer . Onder Maria werd het proces omgekeerd en werd de Kerk van Engeland weer onder pauselijke jurisdictie geplaatst. Elizabeth herintroduceerde de protestantse religie, maar op een meer gematigde manier. De structuur en theologie van de kerk was een kwestie van hevige discussie voor generaties.
Het gewelddadige aspect van deze geschillen, die tot uiting kwamen in de Engelse burgeroorlogen , eindigde toen de laatste rooms-katholieke monarch, James II , werd afgezet en het parlement Willem III en Mary II gezamenlijk in dienst nam om samen met de Engelse Bill of Rights in 1688 (in de " Glorieuze Revolutie "), waaruit een kerkelijke staat voortkwam met een gevestigde kerk en een aantal non-conformistische kerken waarvan de leden verschillende burgerlijke handicaps leden, totdat deze vele jaren later werden verwijderd. De erfenis van het rooms-katholieke erfgoed en establishment als staatskerk bleef jarenlang controversieel en bestaat nog steeds. Een substantiële maar afnemende minderheid van mensen van de late 16e tot vroege 19e eeuw bleef rooms-katholiek in Engeland. Hun kerkelijke organisatie bleef illegaal tot de Relief Act van 1829 .