De Gouden tijd van de Renaissance



15  De gouden tijd van de renaissance. Catrien Santing

Waarmee we bij de renaissance aanbeland zijn… Ik heb altijd het gevoel dat wat wij renaissance noemen eigenlijk een soort elite-wereldje was dat vooral bevolkt werd door geleerden, kerkvorsten, enkele verlichte heersers en bepaalde typen kunstenaars. Waarbij zich dan een stedelijke elite aansloot die zich interesseerde voor de gevolgen van wat de eerstgenoemde groep met zijn (her)ontdekkingen van de klassieken deed. En dat er daarnaast een beweging als de Moderne Devotie was die het geloofsleven meer particulier en privé maakte, met het preken in de volkstaal als gevolg en de niet tegen te houden vertalingen in diezelfde volkstaal als opmaat van de hervormingsbewegingen die op den duur tot de godsdienstoorlogen leidden. En die werden uitgevochten met hulp van op het Romeinse rijk gebaseerde krijgskunst en tegen een achtergrond van door datzelfde rijk geïnspireerde architectuur en kunst.

Santing ziet vooral een wijziging in het levensgevoel, van contemplatie naar actief leven.  Alsof er gedurende de middeleeuwen geen actieve mensen waren geweest die zich zeer van zichzelf en hun omgeving bewust waren. En dat waren lang niet allemaal ruige ridders. En alsof er in 16e eeuw geen contemplatie voor kwam; juist die godsdienstoorlogen zijn daar een gevolg van en die hebben op hun beurt weer heel wat contemplatie opgeleverd in de reformatie en contrareformatie. Natuurlijk komen de eerdere renaissances van de 9e en de 12e eeuw ook langs en wordt er over de ‘lange’ renaissance geschreven, maar ze maakt duidelijk dat er in Europa, in tegenstelling tot de VS, al niet meer zo over deze periode wordt gesproken door historici. Bij ons is het (late) middeleeuwen en vroegmoderne tijd geworden.


 De auteur behandelt, even, vier thema’s die volgens haar typerend zijn voor deze overgangstijd: Bourgondië en zijn tijd met het Herfsttij van Huizinga als ophangpunt, de val van Constantinopel en de Griekse invloed op de kunsten en wetenschappen, de Renaissance mens in de persoon van Federico da Montefeltro en noordelijke humanisten die door dit alles beïnvloed werden.  Niet dat deze gebeurtenissen, zoals hiervoor gezegd, al veel invloed hadden op het leven van gewone mensen. Die gingen onwetend nog een hele tijd door met gewoon middeleeuws leven, misschien wel tot aan ca 1790, zoals Raedts in het eerste hoofdstuk veronderstelde. Er veranderde heus wel wat, al was het alleen maar de mode, maar, zoals Santing schrijft, het was toch veel oude wijn in nieuwe zakken en nieuwe wijn in oude zakken.


Dit hoofdstuk is een aardige, samenvattende afsluiting van het boek en geeft ook nog wat historisch interessante feiten, al had het stukje over Herfsttij best wat kritischer gemogen.

15 - De Gouden tijd van de Renaissance
Herleving, vernieuwing en continuïteit - Catrien Santing

1 - Een Gouden tijd 

De vraag is: 

1) Wat de Renaissance precies is? (Herleving van de klassieken en terugkeer naar Plato, of nieuw begin?) 

2) Over welke periode we het dan hebben. Ofwel de periodisering van de Renaissance. 

2 - Renaissance of Renaissances? 

Renaissance van de 15de eeuw ↔ Renaissance van de 12de eeuw (Karolingische en Ottoonse renaissance)

1) De Karolingische en Ottoonse renaissance kenden een veel kleinere omvang en bereik. De herleving beperkte zich voornamelijk tot de hofadel en de geestelijkheid. We spreken dan ook van een hofcultuur

2) In de Renaissance van de 12de eeuw werden de klassieken opnieuw “ontdekt” en uitgebreid bestudeerd. Het bereik was nu groter omdat de verspreiding over meerdere mensen plaatsvond via de kathedraalscholen de kloosterscholen en de universiteiten. Daarnaast zou de scholastiek ontwikkeld naar aanleiding van de studie van de herontdekte werken van Aristoteles grote invloed hebben. 

3) Het grote verschil in de 14de en 15de eeuw was het herboren (Rinascità) levensgevoel en het loslaten van het 12e eeuwse door Bernard van Chartres verwoorde idee, dat de mens “als een dwerg op de antieke reus” stond. 

  • a) Dit gevoel uitte zich niet alleen in een enthousiast bestuderen van de inspirerende schrijvers uit de Oudheid, maar ook in het bekritiseren van hen en
  •  b) In een hernieuwd geloof dat men niet minder was, maar kon streven naar actieve Aemulatio van de Ouden. En nog verder, 
  • c) Deze actieve verbetering van jezelf in het hier en nu (Vita activa) zou de Vita Contemplativa op het leven na de dood steeds meer vervangen als model voor een deugdzaam leven.
  •  d) Modernus als nieuw en hedendaags met zelfvertrouwen en gericht op de eigen persoonlijke ontwikkeling kwam in zwang.

 4) Tegenwoordig spreekt men dan ook meer van een lange vernieuwingsperiode van de 11de tot de 17de eeuw waarbij dan verschillende fases zijn te onderscheiden.

Periodisering van de Renaissance 

1) Het was Giorgio Vasari (1511 – 1577) die het eerste de “nieuwe tijd” als een historisch feit introduceerde waarbij hij zijn helden Rafael als het voorbeeld van de vernieuwing zag. Rafael was immers degene die Moeder Natuur zelf verfraaide.

 2) Dat gevoel van een nieuwe tijd of wedergeboorte bleef lange tijd bestaan tot in de 19de eeuw. Het waren de 19de eeuwse kunsthistorici die de renaissance als een apart tijdperk introduceerde waarmee ze het probleem van de periodisering op de kaart zetten.

 3) Dat dat een probleem was en dat daar beslist geen overeenstemming over was blijkt wel uit de verschillende visies op de precieze afbakening van de Renaissance: 

  • a) Jules Michelet noemt de 16de eeuw als de eeuw van de Renaissance in zijn Histoire de France uit 1855.
  •  b) Jacob Burckhardt kiest de 14de en 15de eeuw in zijn werk: Die Kultur der Renaissance
  •  c) Nederlandse historici nemen weer de tijd van Hooft en Vondel, de 17de eeuw dus, omdat in ons land de invloed van de Renaissance pas laat op gang kwam (Een werk uit 1520 van een voorloper in Nederland de schilder Jan Gossart wordt als voorbeeld gebruikt)
l: François Perrier, Icones et segmenta illvstrivm e marmore tabvlarvm qvae Romae adhvc extant (Statues and fragments of famous marble reliefs still existing in Rome)
r: 
Rembrandt, Bathsheba with King David’s letter

Gazing through King David’s eyes at irresistible beauty - Gary Schwartz

4) Deze verschillende periodiseringen hebben ertoe geleid dat historici de term Renaissance als periodebegrip hebben afgeschaft en liever spreken van de Late Middeleeuwen en de Vroegmoderne tijd. Daarmee is het probleem echter verschoven.

 5) Door Johan Huizinga wordt de overgang dan ook gezien als een lange rij van golven en niet als een grote omslag, waarin historici achteraf weliswaar een overgang kunnen zien, maar die overgang is er een van nieuwe zaken maar wel een waar ook veel bij het oude blijft en dat is wat de auteur wil laten zien aan de hand van een aantal voorbeelden namelijk: 

  • a) Opkomst en verval van de Bourgondische landen 
  • b) Ineenstorting van het Byzantijnse rijk 
  • c) De migratie van Byzantijnse geleerden en de opkomst van de interesse in de Griekse taal, wetenschap en cultuur 
  • d) De opkomende beweging van het Humanisme zoals zichtbaar gemaakt in het leven van Federico de Montefeltre, hertog van Urbino. 

e) Tenslotte stelt ze zelf het jaar 1492 voor om een cesuur aan te leggen

3 - Renaissance en Herfsttij 

Johan Huizinga schreef in 1920 een werk waarin hij het periodiseringsprobleem bespreekt. In “Het probleem van de Renaissance” . Huizinga wilde duidelijk maken dat de nieuwe tijd zich in oude gewaden hulde en levenskrachtig en grensverleggend was. Hij toont dat vooral aan door de heerschappij van de Bourgondiërs te beschrijven.

Filips de Stoute (1342 – 1404) was de broer van de hertogen, Bourbon, Berry en Louis van Orleans en de oom/regent van de Franse Koning Karel VI van Frankrijk, de waanzinnige. Deze Karel kwam uit het Huis Valois, een zijtak van het huis van de Capetingen, dat in 1328 was uitgestorven. De opvolging van de Franse troon leidde tot de Honderdjarige oorlog tussen Engeland en Frankrijk, omdat ook de Engelse Koningen vanaf Edward III aanspraak maakte op de Franse troon. De Valois werden toch koning mede door toedoen van Jeanne d’Arc, die in 1431 door de Engelsen ter dood werd veroordeeld. De Zoon van de Bourgondische hertog Filips de Stoute die de Bourgondische hertogelijke dynastie stichtte was Jean van Nevers of Jan zonder Vrees. Diens zoon was Filips de Goede die hertog was van 1419 tot 1469.Filips de Goede was inmiddels via overerving in bezit gekomen van allerlei gebieden in Vlaanderen en de Noordelijke Nederlanden en trachtte door veroveringen de gebieden tot een aaneensluitend geheel te maken. Het Karolingische Middenrijk leek te zijn herrezen en Filips concentreerde zich dan ook op de consolidatie van het eigen gebied. Hij stond daar met een been in de Renaissance en met een ander in de Middeleeuwen.

4 en 5 - Bourgondische macht via Kunst en literatuur en “kruistochten”

Via de Kunst en de literatuur probeerde Filips de Goede zich te legitimeren als een modern vorst

1) Zo liet hij de nauwkeurige geschiedenissen van zijn erflanden opstellen. Het bekendst is de Kroniek van Henegouwen van Jean de Wauquelin uit 1447 met een illustratie van Rogier van der Weyden waarin iemand het werk aanbiedt aan de Hertog die samen met zijn zoon en opvolger Karel de Stoute en zijn kanselier Nicolas Rolin afgebeeld staat.

2) Zijn bibliotheek weerspiegelde een brede belangstelling en eruditie van Arthurromans tot aan Boccaccio, maar ook het Remissorium Philippi uit 140 met daarin de privileges van de diverse steden in Holland en een register van het archief van de Hollandse graven.

3) Ook liet de hertog een groot aantal portretten van zichzelf maken waar zijn collega’s dat veel minder deden, door oa Jan van Eyck die als diplomaat in zijn dienst was. Goed voorbeeld doet goed volgen dus ook de entourage ging hiertoe over zoals het portret van Nicolas Rolin opnieuw van Jan van Eyck, en het Arnolfiniportret van het huwelijk van de bankier van Filips, Giovanni Arnolfini. Dit schilderij wordt tegenwoordig als een voorstelling van het huwelijkscontract gezien maar bevat ook veel theologische voorstellingen. 

4) Op 10 januari 1430 huwde Filips zijn derde vrouw Isabella van Portugal. Ter opluistering stelde de Koning de Orde van het Gulden Vlies in. Hoewel bespot om zijn ouderwetse ridderideaal diende de koning hier toch ook een aantal praktische doelen namelijk: 

  • a) Hij had een Engelse uitnodiging voor toetreding tot de orde van de Kousenband afgewezen en maakte zijn koninklijke pretenties duidelijk met de eigen orde. 
  • b) Bovendien waren de bijeenkomsten van de Orde een ideaal politiek middel om met de topadel in zijn versnipperde Rijk te overleggen en hun beslissingen te beïnvloeden 
  • c) Bovendien rouleerde de plaats van samenkomen over de verschillende steden van zijn rijk, waardoor hij voeling kon houden. 
  • d) Tenslotte genoot de orde de steun van de Paus die de deelnemers ook privileges gaf als vrijstelling van vastenverplichtingen en een volledige aflaat, maar alleen als men het hele Kapittel had bijgewoond. 

5) De orde speelde ook een functie in de nieuwe kruistochtgedachte nadat de Ottomanen waren opgerukt en waren verslagen bij Nicopolis. In 1454 zwoer hij een kruistocht te ondernemen met zijn Vliesridders en positioneerde zich hiermee als leider van de Christenheid. Van een kruistocht kwam het echter nooit omdat de Staten-Generaal dat in 1464 tegenhielden. 

6) In 1469 werd Filips opgevolgd door zijn zoon Karel de Stoute die probeerde het bestuur te centraliseren (wat hem verzet van de standen gaf) vervolgens gebieden probeerde te veroveren (waar hij tegen de Koning van Frankrijk opliep die samen met zijn Zwitserse soldaten een einde maakte aan het leven van Karel in een slag in 1477 om Lotharingen. 

7) De Opvolger van Karel was Maria van Bourgondië die echter ernstig was verzwakt. Zij huwde uiteindelijk de zoon van keizer Maximiliaan van Habsburg en kregen een zoon Filips de Schone en een kleinzoon Karel de V. Toen was het hele Bourgondische Rijk opgeslokt door het Rijk van de Habsburgers.

 6 - De Val van het Byzantijnse rijk, een Islamitische Caesar 

1) Na een kort bewind van de Mongoolse Timur Lenk, namen de Ottomaanse leiders het heft weer in handen en veroverden in 1453 Constantinopel onder Sultan Mehmet II.

 Mehmet deed pogingen tot herstel van het Romeinse Rijk door Italië binnen te vallen maar werd door de Koning van Napels verslagen. Ondanks zijn Islamitische geloof was de culturele breuk met Mehmet II niet zo groot als het lijkt

  • a) Hij noemde zich Kayser I Rum, of keizer van de Romeinen.
  •  b) Byzantium werd de hoofdstad van zijn Rijk 
  • c) Christenen mochten hun godsdienst belijden en deels hun kerken behouden, behalve de Hagia Sophia die een Moskee met minaretten werd. 
  • d) De Heilige Kerk van de Apostelen, begraafplaats van de Romeinse keizers waaronder Constantijn de Grote werd ook omgebouwd tot de Fatih moskee maar Mehmet II liet zich daar wel begraven. Deze daad is zowel te zien als continuïteit als een uitwissing van de herinnerring (Damnatio Memoriae) 

2) Ook was Mehmet II geen vreemde van de Westerse cultuur. Behalve dat hij Grieks, Latijn, Italiaans en Frans sprak werden de wanden van zijn Topkapi paleis bedekt met Vlaamse wandtapijten en verzamelde werken over Iskander of Alexander de Grote 

3) Ook stichtte hij een bibliotheek en een universiteit in Istanbul en omarmde hij de kunst en de literatuur.

 4) Tot slot liet ook hij portretten maken van zichzelf waaronder dat van Giovanni Bellini.

7 - De nieuwe Griekse mode 

De val van Constantinopel bracht een versnelling van de Renaissance. Byzantijnse geleerden vluchtten naar het Westen om hier emplooi te vinden en waren succesvol. Voorbeelden zijn: 

  • 1) Basilios Bessarion (1403 – 1472) die de Latijnse patriarch van Constantinopel werd en Griekse werken in het Latijn vertaalde, (mn Plato) die later in een eigen bibliotheek in Venetie belandde. 
  • 2) Demetrios Chalkokondyles (1423 – 1511) die eveneens werken vertaalde oa Galenus, de Ilias en de Odyssee en een grammaticaboek. 

De hernieuwde interesse in Plato leidde oa tot: 

1) De Medici die Platoonse werken verzamelde en Neoplatonisten als Plotinos liet vertalen 

2) Ficino die in zijn Theologia Platonica het Christendom probeerde te verzoenen met het Neoplatonisme.


3) Ook Rafael deed hetzelfde in zijn Seignatura schilderingen waar hij de School van Athene plaatste tegenover een schildering waarin werd gediscussieerd over de sacramenten. De filosofen werden gekleed als eigentijdse mannen om dan te geven dat het actueel was. 

8 - De moderne mens te Urbino 

Federico de Montefeltro, (1422 – 1482) hertog van Urbino was zowel volgens Ficino als volgen Jakob Burckhardt een voorbeeld van de nieuwe mens in de Renaissance die zich niet zozeer op de Gemeenschap als wel op de persoonlijke individuele ontwikkeling richtte. Burckhardt gebruikt twee bronnen om deze nieuwe mens van de Renaissance te beschrijven namelijk: 

1: Het leven van Federico de Montefeltro 

Federico deed dit dankzij ontwikkelingen in het onderwijs. Hijzelf volgde een opleiding bij Vittorino de Feltre di een school had opgericht gebaseerd op het werk: Over de deugden van Cicero. De mens was geschapen voor een deugdzaam leven en dat leven bestond uit: 

1) Het dragen van sociale verplichtingen en verantwoordlijkheden en 

2) Verantwoordelijkheid voor het eigen actieve en ethisch correcte leven. Om dat te bereiken was kennis met de Studia Humanitatis noodzakelijk om te kunnen opereren vanuit de Menselijke normen en waarden, vandaar de naam Umanisti. Kennis van Grieks Latijn, Retorica, geschiedenis en Poëzie onontbeerlijk. Deze basishouding van een actief leven maar gebaseerd op studie en inzicht was duidelijk zichtbaar in de studeerkamer of Studiola van Federico, waar de helden grote filosofen zijn als Seneca en Aristoteles en niet militaire leiders als Alexander.

2: Het hofleven aan het hof van Urbino genoteerd door de Baldassare Castiglioni 

Castiglioni noteerde gesprekken aan het Hof van Urbino en schreef een werk waarin werd de “goede hoveling” beschreven. Deze Hoveling was beschaafd tegenover vrouwen, kon dansen en muziek maken maar was ook militair begaafd, maar verveelde de vrouwen nooit door alleen maar over oorlogsvoering te spreken.

9 - Noordelijke verlichte geesten 

Ook in het Noorden in de 15de eeuw verspreidde zich het humanisme en dan vooral via scholing. De beroemdste 15de eeuwse humanisten kwamen uit Groningen en wel: 

1) Rudolf Agricola (1443 – 1485) die samen met Gansfort leerboeken schreven voor de nieuwe scholen en dan met name in Deventer waar deze ook voor het eerst door middel van de nieuwe drukpers veelvuldig werden gedrukt en verspreid.

 2) Ook Wessel Gansfort (1419 – 1489 (door sommigen Lex Mundi genoemd) was een vriend van Bessarion en Pius II en een overtuigd humanist. 

3) De idee dat de Middeleeuwer analfabeet was en dat de drukpers het alfabetisme heeft bevorderd is onzin. In de Middeleeuwen bestond al een uitgebreide leescultuur, zowel poëzie maar ook was het lezen van de Bijbel en de studie daarvan cruciaal voor het bereiken van zielenheil zoals de Moderne devotie (een term door de beweging zelf gemunt al in 1420) al aangaf. Onderzoek wijst uit dat ongeveer 70% van de bevolking enige vorm van lezen onder de knie had.

10 

Als periodebegrip is de Renaissance niet meer gebruikt maar middeleeuwen en vroegmoderne tijd creëren wel een gelijk probleem. Voor een breuk in het jaar 1492 valt volgens de auteur wel wat te zeggen omdat in dat jaar: Columbus Amerika ontdekte maar dat mede deed ogv een boekwerk van Pius II, Asia met nuttige informatie, in dat jaar Granada viel en de Reconquista was voltooid. Ferdinand en Isabella gaven verder opdracht de joden uit hun land te gooien om hun religieuze karakter en om zich te legitimeren. Ook kwam Rodrigo Borgia (1431 – 1503) in dat jaar als paus Alexander VI op de troon, die veel oorlog zou gaan voeren en de Nieuwe wereld verdeelde tussen Spanje en Portugal in zijn bul Inter Caetera (1493). Tenslotte viel in dat jaar een meteoriet (Die Donnerstein van Ensisheim) die door velen als een omineus teken werden gezien (oa Maximiliaan van Oostenrijk die de steen aan een ketting legde in een parochiekerk.