De revoluties van de centrale middeleeuwen (1)
• De 'banale revolutie', de 'revolutie van het jaar 1000', de 'kastelenrevolutie', de 'feodale revolutie'.
• De 'commerciële revolutie', de 'stedelijk revolutie'.
• De 'spirituele revolutie', de 'pastorale revolutie'.
• De 'intellectuele revolutie'.
• [de 'artistieke revolutie']
De banale revolutie
* Grondheerlijkheid' (Grundherrschaft) = heerschappij uitgeoefend door grootgrondbezitters over de boeren die op hun grond zijn gevestigd, ongeacht de juridische status van die boeren. Dergelijke 'heerschappij' omvat [beperkte vormen van] rechtspraak over de boeren, legt hun bepaalde (eenzijdig vastgestelde?) verplichtingen op en stelt bepaalde beperkingen aan hun (bewegings)vrijheid.* bannus = het koninklijke alleenrecht om te gebieden en verbieden, door een lokale machtige man, zonder dat hiervoor aan de koning (of diens vertegenwoordiger, b.v. een graaf) rekenschap & verantwoording aflegt.
De Feodale Revolutie herzien
boekbespreking door Peter Hoppenbrouwers
De vestiging van banale heerschappijen kan worden gezien als het sluitstuk van een geleidelijke ontwikkeling, namelijk de vorming van een krijgersaristocratie. De sleutelfactor achter dit proces was het groeiende tactische belang van zwaarbewapende ruiterij in de feodale oorlogsvoering wat leidde tot de professionalisering van krijgers te paard. Behalve grote vaardigheid vereiste dit rijkdom (voor het betalen van wapens, uitrusting etc.) en dat was de reden waarom gewapende ruiters (milites) overwegend aristocraten waren. Professionalisering impliceerde ook dat naast geboorte en rijkdom fysieke geschiktheid, talent en loyaliteit een rol gingen spelen bij de rekrutering van krijgers. Door de stijgende graad van technische en tactische bekwaamheid die van de strijders te paard werd verlangd en door de cruciale rol die zij speelden in krijgsoperaties en kruistochten steeg het prestige van de milites tot het punt dat de hoge aristocratie en vorsten ook milites genoemd en als milites gezien wilden worden. Deze versmelting van de adel is de basis gaan vormen voor een adel-nieuwe-stijl die gepaard ging met de ontwikkeling van een esprit de corps, een nieuwe ere- en gedragscode. Ook werd de toegang tot de groep milites geformaliseerd in ceremonies (voor het eerst beschreven in het Chanson de Roland) en vanaf dit moment kan er gesproken worden van een ridderstand (ridderschap).
Het woord ridderlijkheid beslaat culturele en morele aspecten van het ridderbestaan. Binnen de ridderlijke gedragscode waren traditionele aristocratische waarden als moed, loyaliteit en kameraadschap belangrijk. Daarnaast werd de constructie van het ridderschap vanuit de kerk ondersteund en ridders werden ‘miles Christi’ of ‘miles Sancti Petri’ (soldaat van Christus/van Sint Petrus) genoemd. Voorheen werden clerici, monniken en bisschoppen zo genoemd. Deze titel werd gegeven in een poging om de wereldlijke milites achter het banier van de kerk te scharen. De strijd tegen niet-christenen bood mogelijkheden voor de bemanteling van ridders met christelijke idealen.
- knooppunten relaties aristocratie-koning;
- religieuze centra;
- plaatsen van 'publieke handelingen' & 'tournaments of value'
2. Steden als commerciële knooppunten (markten op verschillende niveaus).
* Groot verschil tussen Zuid- en Noord-Europa
- uitbreiding aantal steden door stadsverheffing of creatio ex nihilo.
- handel & nijverheid)
- connectie met 'commerciële revolutie'.
- organisatie in gilden.
- communale beweging,
- opkomst middenklasse,
- steden als derde stand
- vestiging communes
- stadselite verwerft bestuurlijke autonomie
- vestiging gilden- of Popoloregimes
- middenklassen eisen aandeel in stadsbestuur op
- deelname arbeidersklassen = zeldzaam feitelijk onwenselijke sociale rebellie (bv ciompi-oproer in Florence, 1378)
Allegorie van goed bestuur |
- Nobiltà ('adel'= nobiles + milites)
- Popolo (middenklasse, verenigd in arti (gilden) en stadswijkmilities
- Sottoposti (loonarbeiders zonder eigen bedrijfsmiddelen)
- Marginalen
- Patriciaat = 'poorters' = elite kooplieden + drapeniers (textielondernemers)
- Respectabele ambachtslieden (wevers; middenstand), tevens kern van stadsleger
- (Textiel)arbeiders: volders, ververs, scheerders)
- Marginalen
• Via versterking greep op omringende platteland• Via vorstelijke medezeggenschapsorganen ('parlementen' of Staten/standenvergaderingen)•Via oprichting stedenbonden
* Stedenbonden
• Diverse Lombardische Liga's (1167-1266-) (militaire allianties tegen Hohenstaufen)• Duitse Hanze (ca. 1200-1630) (koopliedenhanze wordt stedenhanze, ca. 1355)• Rijnstedenbond (1254-[1381]) (vrede, conflictbemiddeling, tolheffing)