Vanaf eind 4e eeuw beschadigden christenen geregeld traditionele godenbeelden, door de neus af te hakken of een kruis op het beeldenvoorhoofd te krassen. Op die manier, zo meenden zij, waren de demonen, die in zo'n beeld huisden, vernietigd.
De vroeg-christelijke schrijver Tertullianus (160-220) was – refererend
aan de oudtestamentische geboden – voorstander van een beeldverbod in eigen christelijke
gemeenschap en vond zelfs dat een beeldhouwer die christen werd ook maar van beroep moest
veranderen.
Ook andere
christelijke schrijvers waren geen voorstanders van beelden die de gelovige maar afleidden
(afgodsbeelden) en die de door God geschapen waarheid nooit konden weergeven.
Uit opgravingen en onderzoek is duidelijk dat in de Romeinse wereld de vroeg-christelijke
kunst zich pas aan het eind van de 2e (begin 3e) eeuw manifesteerde. Onderzoekers hebben de
vermaningen van de christelijke schrijvers wel gezien als reden van dit late ontstaan van de vroeg-christelijke kunst. Of wilden de christelijke gelovigen 'beeldloos' blijven om zich op die manier
juist af te zetten tegen hun 'heidense' omgeving vol beelden?
Mogelijke redenen ontbreken van christelijke kunst voor ca. 200
~geloof is spiritueel
~beelden zijn té traditioneel (=Romeins)
~christenen uit joodse milieus
~christenen zijn niet kapitaalkrachtig
of
~hedendaagse beschouwers herkennen het niet
Traditioneel Romeinse afbeeldingen werden als christelijke symbolen overgenomen op gebruiksvoorwerpen. De christenen kochten 'gewone' zegelringen, maar dat ze waren kritisch ten opzichte van de afbeelding op het zegel. Bij de steensnijders zochten ze naar 'neutrale'
afbeeldingen, zoals vissen, ankers, schepen etc. Een slimme steensnijder zal naarmate er meer
vraag naar dat soort afbeeldingen kwam, er meer van gemaakt hebben. Maar voor onze
'moderne' ogen verschilt dus een vis-zegelring van een traditionele Romein in niets van die van
een christen! Hetzelfde geldt voor olielampjes, textiel, wellicht ook sarcofagen etc.
Misschien dat we hieruit indirect de reden kunnen vinden waarom er in de twee eerste
eeuwen van onze jaartelling geen duidelijk christelijke beeldtaal naar voren komt. Wij – 21ste eeuwers – kunnen het gewoon niet herkennen! De christenen pasten zich aan: zij zochten in de
winkel juist die zegelringen of olielampjes uit waarvan de afbeeldingen 'passend' waren bij hun
nieuwe christelijke leven. Maar wij kunnen nu niet meer aan een olielampje met herder zien of
de koper het kocht omdat hij een voorliefde had voor een landelijk thema of dat hij in deze
voorstelling een verwijzing zag naar de Goede Herder.
In ieder geval was er een discrepantie tussen hetgeen de kerkvaders op schrift stelden
(liever geen beelden) en hetgeen de gelovigen in hun eigen omgeving (in catacomben, op
sarcofagen, vanaf 313 ook in kerken etc.) tolereerden.
Jezus Christus, de mens-geworden zoon
van God, werd jeugdig of met baard afgebeeld, heiligen en martelaren, oud- en nieuw-testamentische scènes, het triomfkruis .... een overdaad aan beelden voor de gelovigen. Naarmate
de tijd voortschreed oordeelden andere theologen en monniken minder streng over 'beelden'.
Vanaf de vroeg-christelijke periode was het (triomf)kruis een belangrijk symbool van het
christendom. Sommige christelijke stromingen gaven de voorkeur aan de afbeelding van het kruis
boven dat van een Jezus in menselijke gedaante.
Het kruis met de gekruisigde Christus werd pas veel later een kenmerkend symbool in het
christendom. Het kruis speelde een centrale rol, te meer daar men meende het heilig kruishout te hebben
teruggevonden (volgens de legende door Helena, de moeder van Constantijn de Grote).
We weten weinig over de decoraties op de kerkmuren in deze vroege periode. De iconoclasten hebben veel kunst van vóór midden 8e eeuw vernietigd. Ook is nog onbekend hoe vaak het kruis op prominente plaatsen in kerken werd afgebeeld. Wel werd tijdens het concilie in 692 beslist dat afbeeldingen van het kruis op de grond verwijderd moesten worden omdat dat een onwaardige plaats was.
We weten weinig over de decoraties op de kerkmuren in deze vroege periode. De iconoclasten hebben veel kunst van vóór midden 8e eeuw vernietigd. Ook is nog onbekend hoe vaak het kruis op prominente plaatsen in kerken werd afgebeeld. Wel werd tijdens het concilie in 692 beslist dat afbeeldingen van het kruis op de grond verwijderd moesten worden omdat dat een onwaardige plaats was.
Veel (pelgrims)kerken werden in de laat-antieke periode in het oostelijk Middellandse Zeegebied gebouwd en gedecoreerd. De vloermozaïeken laten vooral alledaagse onderwerpen zien of
geometrische & vegetale decoraties. Er zijn aanwijzingen dat (sommige?) kerken (bijbelse)
taferelen hadden op de muren.