de vrouwelijke kant van het katharisme
De mens was naar kathaarse opvatting een tweeledig wezen: zijn ziel zat gevangen in een door Satan geschapen lichaam. Verlossing wordt verkregen door te gehoorzamen aan Jezus Christus, Gods voornaamste schepsel. De kathaarse Jezus was een leraar met een schijnlichaam, die de zielen de weg naar een zuiver geestelijke bestaan had gewezen. Deze weg is er een van ascese en verachting van het stoffelijke. De zielen van onverloste wezens kunnen na hun dood weer terugkomen in andere lichamen, bijvoorbeeld die van dieren.
Zuiver leven
Aan een perfectus werden hoge eisen gesteld. Omdat hij geacht werd het Goede te dienen, dat wil zeggen zuiver te zijn, moest hij in armoede leven en afzien van iedere vorm van afhankelijkheid van het door Satan gecreëerde 'vlees'. Dat hield in dat hij geen enkel levend wezen (behalve vissen) mocht doden en geen vlees, eieren en melk mocht consumeren. Ook moest hij afzien van seks.
Seksualiteit
Seksualiteit was volgens de kathaarse opvatting de wijze waarop Satan de zielen in zijn greep hield. In dat opzicht was het sluiten van een huwelijk een doodzonde, omdat daarmee de duivelse voortplanting werd geïnstitutionaliseerd. Prostitutie en verkrachting waren ook zwaar zondig, maar lang niet zo erg als het huwelijk. Het uitsterven van de mens was dus een kathaars ideaal.
Vrouwen
De vrouw was naar kathaarse opvatting een instrument van de duivel. Door haar begeerlijkheid kon ze mannen naar de verdoemenis helpen. Desondanks konden vrouwen het consolamentum ontvangen. Zij werden dan perfectae genoemd. Bij het inwijdingsritueel mochten de kandidaten niet aangeraakt worden en moesten zij geheel en al gesluierd zijn. De zuivering die de vrouwen ondergingen betekende dat zij geslachtsloos geworden waren. Na hun dood keerden hun zielen naar de oorspronkelijke, mannelijke staat terug. Zwangere vrouwen kwamen niet voor het consolamentum in aanmerking, omdat de vrucht als een duivels wezen beschouwd werd.
Guglielma was believed to be the daughter of Ottokar I of Bohemia, and lived in Milan. After having apparently been widowed, she lived a life of independent religious piety in her own home, a lifestyle similar to the Beguines of northern Europe. She soon began to amass disciples among not only Milanese nobles but several brothers and sisters of the Umiliati religious order, namely the nun Maifreda da Piovano, the cousin of Matteo Visconti.
Though Guglielma herself was known to publicly deny any speculation that she considered herself divine in nature, sister Maifreda and many other followers came to believe that Guglielma’s life constituted a “Third Testament,” fulfilling prophesies made by Christ, and that she was the second coming. When Guglielma died in 1287, the cult named Maifreda their “Popess,” and she performed mass over Guglielma’s grave.
By 1300, the Guglielmites had attracted the eye of the Inquisition. Thirty Guglielmites were charged with heresy and sent to the stake, including Maifreda. Guglielma’s bones were disinterred and burned.
But around 1425, a friar named Antonio Bonfadini revealed that Guglielma’s cult had not only survived the Inquisition, but had spread well beyond the confines of Milan. He published a full length Life of Saint Guglielma.
Bianca Maria Visconti-Sforza, later in the 15th century, commissioned the “Popess” playing card (among several decks known collectively as the Visconti Tarot), believed to represent Maifreda of the Guglielmites. She also commissioned a painting thought to depict Guglielma blessing Maifreda, in the church of San Andrea in Brunate.