Hildegard von Bingen wordt wel een twaalfde-eeuwse homo universalis genoemd. Zij was hoofd van een benedictijns klooster, mystica, filosoof, en componist. Ze hield zich bezig met kosmologie, theologie, plantenkunde, geneeskunde en sterrenkunde.
Kenmerkend is haar eenheidsdenken. Hildegard gaat uit van een organische samenhang tussen mens en heelal: de mens en de kosmos zijn hetzelfde. De onderlinge verhoudingen zijn gelijk en er heersen dezelfde krachten. Diezelfde eenheid is eveneens te vinden binnen de mens tussen lichaam en ziel. Zo beschrijft zij gemoedsbewegingen binnen de ziel, die een weerspiegeling zijn van bewegingen in het heelal. De menselijke microkosmos is dus als een spiegelbeeld van de macrokosmos: ‘De mens draagt de hemel en de aarde en de hele schepping in zich. In hem is alles al aanwezig.’
In het jaar 1141 kreeg zij een indringende ervaring (visioen): “Toen ik 42 jaar en 7 maanden oud was, kwam er een vurig licht als een bliksemstraal uit de hemel op m neer. Het doorstroomde mijn hoofd en zette mijn inborst en hart in vuur en vlam, als een gloed die niet verbrandt maar wel verwarmt… Nu begreep ik plotseling de betekenis ten diepste van de Heilige Schrift.” Het zou het begin zijn van vele mystieke ervaringen. Zij sprak over een hemelse Stem in haar, die haar de opdracht gaf alles op te schrijven wat zij in haar visioenen ervaart. Dit heeft zij ook gedaan in haar boeken (Liber Scivias(“Ken Gods wegen”), Liber Vitae Meritorum en Liber Divinorum Operum). Naast deze mystieke werken schreef zij ook over fauna en geneeskunde. Haar biologieboeken werden eeuwen later nog bestudeerd. Zij wist veel van geneeskracht van planten. Bij het opschrijven van haar visioenen werd zij bijgestaan door haar secretaris Volmar, een monnik, en een jongere medezuster Richardis. Met beiden was zij erg bevriend. Opvallend is dat zij haar werken liet illustreren door haar medezusters. Veel zusters sloten zich aan bij de vrouwenafdeling van het klooster. Door haar intelligentie en doorzettingsvermogen wist Hildegard haar afdeling los te maken van het mannenklooster. Tot groot ongenoegen van de abt die minder gediend was van haar geschriften en haar groeiende faam. Maar dankzij goede contacten met de invloedrijke Bernardus van Cleirveaux, de paus (!) en veel Duitse vorsten, kon zij haar eigen weg gaan. In 1150 besloot Hildegard om een eigen klooster te stichten op de Rupertsberg in Bingen. Haar secretaris Volmar werd proost van Rupertsberg. In 1165 stichtte zij een tweede klooster in Eibingen bij Rüdesheim waar nu nog de vitale abdij St. Hildegard van de Benedictinessen staat. Met de lokale geestelijken bleef zij echter voortdurend strijd voeren om haar klooster in te richten zoals zij dat graag wilde.Zij durfde het aan om als vrouw in discussie te gaan met paus, bisschoppen en geestelijken. Zo verweet zij de pausen dat zij zich teveel laten gezeggen door (gewelddadige) kerkvorsten. Aan het einde van haar leven kreeg zij een ernstig conflict met de kerkelijke overheid. Een ridder, die iemand vermoord had maar tijdens zijn ziekbed had gebiecht, had zij tegen de richtlijnen in toch een kerkelijke begrafenis gegeven. Ze weigerde om de overledene uit kerkelijke grond te verwijderen. Uiteindelijk is de aartsbisschop gezwicht voor haar argumenten. Spetterende theologie
As a method of empowering her position as an influential religious figure, Hildegard had to embody her silent suffering, to become self-effacing so as not to affect the apparent authenticity of her experience. This was accomplished in two ways:
The first was by using the Vox Dei (voice of God) as a technique by which a disassociation could take place, essentially making her insights seem less anecdotal and more revelatory. Something that was nurtured through having a broad knowledge of the scriptures, where subtle intonations were made to biblical references to make the accounts seem more credible in the eyes of the church and to also discreetly criticise the corruption of it. The second was to truly submerge herself in creative endeavours, embodying and promoting the medieval perspective that the universe was recapitulated in miniature inside of the human body. Not only did she gain recognition for her intellectual and spiritual insights, but she also supplanted her power as a 'political prophetess' by cultivating the nurturing, social principles of science, art and music, creating numerous books on natural science, and at least sixty nine musical compositions relating to 'Viriditas' (Latin for greenness, lushness, freshness, growth, vitality) Visual Melt
Hoofse mystiek: De troubadours van God
In de eerste helft van de 13e eeuw,
schreven
twee vrouwen
in middeleeuws Nederlands over hun spirituele en visionaire ervaringen.
Ze hadden evenveel gemeen als contrasten.
* Beiden schreven niet alleen in dezelfde taal (midden Nederlands), maar ook
* volgens
hoofse modellen, woordenschat en letterlijke registers van troubadours en trouvères;
* beide waren geleerde vrouwen met een hoog cultureel niveau, en
* beiden waren goed bekend met de religieuze,
theologische en filosofische literatuur van hun tijd.
Ze waren echter lang niet hetzelfde.
* Beatrice van Nazareth, opgegroeid tussen begijnen, was een non
in het cisterciënzerklooster van Nazareth, in Luik.
Ze werd uiteindelijk meester van
novicen en later priores, een functie die ze jarenlang bekleedde.
* Hadewijch van Antwerpen was een begijn en de meester van
een onafhankelijke gemeenschap van begijnen in Antwerpen, voor wie ze veel van haar werk schreef.
Beatrijs van Nazareth werd in 1200 geboren te Tienen, toen onderdeel van het hertogdom Brabant. Ze staat daarom ook bekend als Beatrijs van Tienen. Voor Beatrijs stond religie centraal. Ze legde haar kloostergeloften af, werd novicemeesteres en later ook priorin van het klooster Nazareth bij Lier. Beatrijs van Nazareth hield een dagboek bij en schreef rond 1250 Van seven manieren van heiliger minnen. Ze overleed in 1268.
De begijnen zijn in bijna alle opzichten vernieuwend,
Zij vormen in de middeleeuwse maatschappij een tussenstand.
Zij combineren devotie met vrijheid (wèl religieus leven, maar je niet binden aan een eeuwige gelofte of regel).
Zij zijn de eerste vrouwen die op grotere schaal gaan studeren, zelf de bijbel gaan lezen, geestelijke leiding gaan verzorgen, anderen onderwijzen en zelf religieuze teksten gaan schrijven.
En zij durven dat te doen in hun eigen (moeder)taal en in hun eigen bewoordingen.
In al deze opzichten voegen zij zich dus niet naar de bestaande orde. Dat brengt hen ook in een moeilijke positie, een gevaarlijke positie zelfs. De kerk wil greep houden op religieuze bewegingen en controleert sterk de orthodoxie. En die 'ongeletterde' vrouwen, die opeens gaan schrijven en geestelijke leiding gaan geven - wat natuurlijk uiterst dubieus is - die werden natuurlijk helemaal sterk in de gaten gehouden.
Er vonden op grote schaal boekverbrandingen plaats van religieuze boeken in de volkstaal. Bijvoorbeeld in 1210 bepaalde de synode van Parijs dat alle Franstalige boeken over religie moesten worden ingeleverd bij de bisschoppen en verbrand.
En erger: er zijn heel wat begijnen op de brandstapel beland. Geen enkeling, geen tientallen, maar honderden begijnen. Wat niet geïnstitutionaliseerd kon worden, moest in die tijd blijkbaar dan maar worden vernietigd.
Hadewijch van Antwerpen
'Door een regel te onderhouden bekommert men zich om veel dingen waarvan men vrij zou kunnen zijn, en dat is een dwaling van de rede. Een geest die van goede wil is, leeft inwendig op een manier die schoner is dan wat alle regels samen zouden kunnen uitdenken.'
Het leven van Hadewijch. Hoewel er geen biografische gegevens van haar overgeleverd, geven haar teksten enige aanwijzingen over haar leven.
• Hadewijch heeft een goede opleiding gehad, was hoogstwaarschijnlijk van adel, is te plaatsen in het hertogdom Brabant, leefde rond het midden van de 13de eeuw en kan geschaard worden in de kringen van de mulieres religiosae, de vroege begijnen.
• De vroege begijnen ontstaan tegen de achtergrond van het armoede-ideaal van de 12de eeuw: leven als de eerste christenen, zelf de boodschap uitdragen, gerichtheid op het lijden en sterven van de mens Jezus.
• Zeer invloedrijk in deze spirituele stroming was Bernardus van Clairvaux met zijn vernieuwende uitleg van het Hooglied: persoonlijk en affectief beleefd. Hij beschrijft de wederzijdse liefde tussen de ziel en Christus daarbij in bruidsterminologie. Hier ligt het beginpunt van het ontstaan van bruidsmystiek.
• De begijnen zijn in meerdere opzichten vernieuwend of zelfs revolutionair: ze zijn een tussenstand (semi-religieuzen), combineren devotie en vrijheid, gaan zelf studeren, onderwijzen, leiding geven, schrijven, en doen dat in de volkstaal en in hun eigen bewoordingen.
• Hadewijch was mogelijk de leidster van een groepje begijnen: zij meldt dat ze door het land heeft gezworven (wijst niet op kloosterleven); wil geen regel volgen, maar vanuit de vrije wil religieus leven; leeft in de wereld, maar niet werelds; ze vraagt Margriet om 'bij ons te komen wonen, daar waar wij samen gaan leven'; onderwijst gelijkgestemde vriendinnen in haar brieven; en ze schrijft in de volkstaal en in haar eigen bewoordingen (zoals het gebruik van 'minne').
Marguerite Porete was een Franse begijn en auteur van de Spiegel van de eenvoudige zielen, een mystieke leertekst die furore maakte en verbreid werd door heel Europa. Marguerite werd in 1310 in Parijs als ketter verbrand wegens ketterse denkbeelden, maar feitelijk met name uit politieke motieven. Haar tekst bleef anoniem voortleven en frequent in kloosters gelezen. Gender is hier in die zin verbonden met genre, aangezien leerteksten gewoonlijk niet door vrouwen werden geschreven… Bovendien wijkt Marguerite bewust af van de emotionele, fysieke insteek die aan vrouwen graag werd toegeschreven.
Vrije vrouwen
Marguerite wordt rond 1250 geboren in Henegouwen, in een adellijke of patriciersfamilie. Evenals Hadewych vóór haar, kiest ook zij voor een leven als begijn. Ze wordt een van de vele duizenden mulieres religiosae, die zich wel aan de drie geloften houden, maar niet intreden, en samenleven in de bekende begijnhoven. Sommigen ontwikkelen zich tot geleerde vrouwen en treden op als lerares en prediker. Ze hebben geen toegang tot de universiteit, maar wel via hun zielzorgers, zoals Eckhart, tot mystieke en theologische publicaties.
Volkstaal Net als Hadewych gebruikt ook Marguerite de taal van de wereldse hoofse minnelyriek voor haar mystieke ervaringen. Nieuw is dat zij schrijven in de volkstaal, vanuit de wens hun ideeën zo toegankelijk mogelijk te maken. Maar ook vanuit een groeiend zelfbewustzijn van hun eigen gezag, dat niet stoelde op kerkelijke positie of theologische studie, maar op hun mystieke ervaring. Tegelijk maakt dat gebrek aan officieel gelegitimeerd gezag de begijnen ook kwetsbaar voor verdachtmakingen van ketterij.
De ‘verniete’ ziel De Spiegel van de eenvoudige zielen heeft de vorm van een dialoog tussen Liefde, Rede en de Ziel over de volmaakte eenheid met God. Porete zegt dat, wil de ziel tot eenheid met God komen, ze vernietigd moet worden. Ego-loos, in onze termen: een ziel die in een spiegel kijkt en niets ziet… Een vernietigde ziel heeft zich de deugden zo eigen gemaakt dat ze die spontaan doet. Marguerite viel daarmee niet alleen de deugdenleer van de kerk aan, maar relativeerde ook de sacramenten.Vernietigde zielen vinden God overal, zegt zij. Dominicanen Nederland
Julian of Norwich, Margery Kempe en de Engelse mystiek
Het anchoritische leven in het Engeland van vóór de reformatie.
Het was enorm populair in het middeleeuwse Engeland
en bood een optie die elke vrome vrouw kon kiezen.
Een vrouwelijke kluizenaar die opgesloten in een cel leefde,
meestal tegen de muur van een kerk gebouwd.
De cel had een raam dat toegang gaf tot de kerk,
waardoor de kluizenaar naar de mis kan kijken.
Het kan ook nog een klein raam naar buiten hebben.
Het dagelijkse leven van kluizenaars in hun cellen was,
tot op zekere hoogte gereguleerd.
Instructies beschrijven wanneer en wat te eten,
wanneer te slapen, wat te dragen
en welke gebeden te zeggen.
Maar
de regels richten zich vooral op het innerlijke leven dat kluizenaars zouden ontwikkelen.
Zo veroordelen ze expliciet harde ascetische praktijken.
Het anchoritische fenomeen
was stedelijk, in tegenstelling tot het kluizenaarsleven,
dat afzondering zocht ver van de bewoonde wereld, in de wildernis van bossen of bergen.
Dit sloot aan bij devotionele stromingen gericht op de menselijke natuur van
Christus en zijn passie.
Isabel de Villena vond haar inspiratie in het vrouwelijke spirituele universum om haar heen. O
p een nogal ongebruikelijke toon verschuift haar werk de aandacht
naar de vrouwelijke hoofdrolspelers van het verhaal van het leven en het lijden van Christus.
Isabel plaatst niet alleen de figuur van Maria, maar
ook die van alle vrouwen die Christus op de voorgrond omringden
en daarbij brengt ze de grootsheid, de schoonheid en de verlossende functie van
mededogen samen met de opoffering en het lijden die The Passion kenmerken.
In haar Vita Christi herschept de abdis van de Drie-eenheid een heilsverhaal
met twee hoofdrolspelers, Christus en Maria
en verandert het verslag van het leven en lijden van Christus in
een reflectie op het vrouwelijke universum als een ruimte van compassie.
Birgitta van Zweden
Birgitta van Zweden is vooral bekend als stichter van haar eigen kloosterorde. Met haar man Ulf Gudmarsson ondernam Birgitta in 1341 een bedevaartstocht naar Santiago de Compostela. Beide echtelieden betraden daarna het klooster. Kort daarop overleed Ulf en Birgitta besloot tot het stichten van de kloosterorde die zij de Orde van de Allerheiligste Zaligmaker noemde. De kloosterlingen worden ook Birgittinessen en Birgittijnen genoemd, naar hun stichter. Het eerste dubbelklooster stond in het Zweedse Vadstena. Later zou Birgitta naar Rome afreizen waar zij zich actief met kerkpolitiek zou bezighouden.
Ook op een houtsnede in het British Museum is Birgitta van Zweden met haar gebruikelijke pelgrimsattributen afgebeeld. Achter haar rug staat een pelgrimsstaf met een haak waaraan een tas hangt. Op de staf rust een pelgrimshoed. De houtsnede werd met de hand ingekleurd.