3 - Terug naar de natuur?


Rococo als tuinstijl? 

De rococostijl of laatbarok viel in Frankrijk samen met de heerschappij van koning Lodewijk XV (1723-1774). Vandaar ook wel de benaming ‘Lodewijk XV-stijl’. Deze elegante stijl drong met name door in het interieur en de kunstnijverheid. Onregelmatigheid en asymmetrie kenmerken het rococo, een 19de-eeuwse term vernoemd naar de rocaille: een grillige versiering geïnspireerd op samengeklonterde stenen of schelpen. Andere rococo-elementen zijn C-vormige krullen en bladranken, lichte kleuren en elegante lijnen zetten de toon. De elegante stijl sloeg aan in heel Europa maar is als echte afzonderlijke tuinstijl amper aanwezig geweest. Het wordt meer als een variatie op een thema beschouwd. De term laatbarok past beter bij deze stijl omdat het vooral een voortzetting en uitbreiding van sierelementen uit het Frans classicisme met meer assen, soms ook straalsgewijs, en loofwerken met ingewikkelder motieven. 

Plattegrond van de tuin (1790) met veel kleine vierkante en ronde bosketten opgedeeld door assen, stralen en ingewikkelde geschoren motieven. De ovaal, hier de grote vijver, is ook een geliefde rococo vorm.

Een groeiende aandacht voor de natuur en het gevoelsleven leidt onder andere tot sterk kronkelige en onregelmatig verlopende paden in hakhoutbossen. Een voorbeeld van een laatbarok/rococo-tuin is Schloss Veitshöchheim in Veitshöchheim bij Würzburg. Het was de zomerresidentie van het Fürstbischöfe von Würzburg, later de koningen van Bayern, in Duitsland.  

Het Engels landschapspark als inspiratie in de kunst van de Romantiek en het Neoclassicisme. Bakermat Engeland, maar met navolging wereldwijd.

Engelse landschapsstijl 

Een Engelse tuin is een landschap aangelegd in de Engelse landschapsstijl, die in de mode kwam in de tweede helft van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw. De Engelse tuin verschilt volledig van zijn voorganger, de Franse Baroktuin. Men stapte af van het absolutistische idee dat de natuur beheerst moest worden door de mens. In zijn Discours sur l'origine et les fondements de l'inégalité parmi les hommes betoogde Jean-Jacques Rousseau (Genève, 1712 - Ermenonville, 1778) dat, uitgezonderd enige korte momenten van reflectie, de menselijke samenleving altijd kunstmatig was geweest, en er steeds weer ongelijkheid, jaloezie en onnatuurlijke verlangens ontstonden. Eén van zijn ideeën was, voor de mens, om terug te keren naar de ware, ongerepte natuur. Een idee wat aan de basis ligt van de Romantiek. (NB: Jean-Jacques Rousseau ligt inderdaad begraven op het Île des peuplier, het populiereneilandje in de tuinen van het Chateau d’Ermenonville.)


De Engelse tuinen werden aangelegd zonder strenge symmetrie en meetkundig evenwicht. Wél een ‘natuurlijker evenwicht’. Het concept leunt op een voorstelling van romantische, parkachtige landschappen -picturesque = schilderachtig- met verrassende doorkijkjes, vista’s, gestalte gegeven door de aanleg van grasvelden, liefst op (desnoods gegraven) heuvelachtig terrein, omgeven en afgewisseld met boomgroepen gekozen om hun verschillende kleur- en bladvormen. Ook water vormt een belangrijk onderdeel van deze populaire vorm van landschapsaanleg. Er worden kronkelende rivieren (serpentines) en kunstmatige meertjes en meren (‘The great Lake’, maar diep was het niet…) aangelegd.


Veel mensen vinden de Engelse tuin natuurlijker overkomen. In werkelijkheid is deze Engelse tuin-mode net zo gekunsteld als de voorgaande baroktuinen, want niets is er ‘van nature’, want aangelegd en gebaseerd op met name de schilderijen van de Franse barokkunstenaars Claude Lorrain en Nicolas Poussin.

Bekende Engelse tuinen en parken
België:
Tuin van het Koninklijke Kasteel van Laken (1781),
Het park van het kasteel van Heks (1778)
Nederland:
Landschapspark (ontwerp Zocher) Kasteel Broekhuizen in Leersum,
Vondelpark en Sarphatipark in Amsterdam
Engeland:
De Paleistuin van Buckingham Palace Londen,
Stourhead in Wiltshire 

Architecten van Engelse tuinen:
♦William Kent (1685-1748), ♦Capability Brown (1716-83), ♦Humphry Repton (1752-1818) ♦Eduard Petzold (1815-91), ♦Leonard Springer (1855-1940), ♦Lodewijk Wilhelmus Copijn (1878- 1945) 

William Kent was architect, landschapsarchitect, schilder en meubelontwerper in het begin van de 18de eeuw. Samen met Lord Burlington ontwierp hij het nieuwe Chiswick House naar de klassieke voorbeelden van de Villa’s van Andrea Palladio in de Veneto. De tuinen eromheen zijn nog een meng-vorm van strenge formele (barok) vormen en een eerste aanzet tot een Engelse landschappelijk stijl. 

Lancelot Capability Brown was een Engelse landschaps- en tuinarchitect. Hij was in dienst bij adellijke families om hun tuinen in te richten. Hij zag tijdens het overleg met zijn opdrachtgevers altijd mogelijkheden - capabilities - voor de hem, aangeboden tuin of het park. Locaties waar hij heeft gewerkt zijn Blenheim Palace bij Woodstock, de Kew Gardens bij Londen, Warwick Castle en zoveel meer. Eigenlijk heeft hij zuid Engeland, ook wel de tuin van Engeland genoemd, zijn schilderachtige vorm gegeven, die sindsdien als typisch Engels bestempeld is. 

Humphry Repton was de laatste grote Engelse landschapsontwerper van de achttiende eeuw, vaak beschouwd als de opvolger van Capability Brown. Met zijn ontwerpen heeft hij de landschapsarchitecten in Europa sterk beïnvloed en geholpen ontwerpen te maken voor stadsparken en nieuw in te richten stadsomwallingen en vestingwerken.


Het Engels Landschapspark, kenmerken & jargon:

 - ‘Natural Gardening’: Natuurlijk ogende tuinen, niet meer strak en formeel – geknecht – maar onregelmatig; irregular, en schilderachtig; picturesque.

 - Picturesque: Letterlijk gebaseerd op Franse barokschilderijen van pastorale gedroomde landschappen van Arcadië (Poussin, Lorrain). 

- Zichtassen en lijnen, maar niet meer kilometers lang zoals tijdens de Barok, maar slingerende lijnen die tot verassende ‘vista’s‘ leiden. Verast worden door een mooi schilderachtig vergezicht. 

- Daartoe werden ingezet: Eye catchers als vazen, urnen, beelden en Follies; gebouwen en gebouwtjes enkel voor ‘het mooi’ maar veelal functieloos. Decor-bouw, vaak zelfs zonder achterkant, alleen façade. Tempels van de liefde, vriendshap, Apolle en al de Muzen, Gotische ruïnes (desnoods met ingehuurde heremiet), grotten en kapelletjes. 

- Boom en struikgroepen, bloeiende plantgroepen; kleurig schilderen met natuurlijk plantmateriaal, rekening houdend met de seizoenen. 

- Slingervijvers, ingedamde stromen om watervalletjes te creëren, vijvers en meren, maar allemaal uitgegraven, dus ook kunstmatig. Eilandjes met monument of een schrijn: Et in Arcadia Ego…

 - Slingerende route als entree naar het hoog gelegen huis. Lang onderweg om een interessante serie vergezichten te bieden. Steeds een glimp van het huis in de verte, maar we zijn er nog lang niet! 

- Grote grasvelden, glooiende heuvels, omringend landschap is ook passend gemaakt. Desnoods met een rode beuk in de tuin van de buren: geleend landschap = ‘Borrowed Landscape’

- Ha-ha! De beroemde Ha-ha of ah-ha! Een greppel met aan één kant een gemetselde muur om zo het vee in de wildere omliggende velden te houden en uit de aangelegde tuin en bij de terrassen te weren. Maar dan zonder onderbreking met hek of draad van het eindeloze grasveld, dat zou zonde zijn. Deze greppel groeide vol onkruid en werd daardoor slecht zichtbaar, waardoor onvoorbereide of onoplettende tuinbezoek al wandelend opeens in de greppel belanden, wat een lol: Ha-ha! Of was het toch Lodewijk 14 die zijn Franse verbazing uitriep: Ah-ha! bij het zien van deze mooie en praktische oplossing om grazend vee tussen de bloemperken uit te houden?. 


Engelse landschapsstijl: Vroeg, laat en gemengde stijl 

Vroege landschapsstijl in de periode 1750-1815, waarin een ideaal landschap werd nagebootst naar het voorbeeld van de schilderkunst en literatuur. Een rondwandeling voert door (hakhout)bossen, over heuveltjes en langs solitaire bomen, boomgroepen en waterlopen. Karakteristiek zijn kronkelende paden, kleinschaligheid, beslotenheid en zichtlijnen binnen de aanleg.

 Late landschapsstijl in de periode 1815-1870, waarin een wijds landschap werd nagebootst onder invloed van schilderkunst en literatuur. Een rondwandeling voert door parkbossen, over glooiende grote weiden en langs solitaire bomen en boomgroepen. Karakteristiek zijn paden met ruimte bochten, grote weiden en vijvers en zichtlijnen naar punten binnen én buiten de aanleg.

Gemengde stijl is een tuinstijl in de periode 1860-1930 waarin de landschapsstijl wordt gecombineerd met regelmatige structuren of formele stijl (terugpakken op barokke vormen). 

Stadsparken 

In de loop van de 19de eeuw zien we dat allerlei steden hun vestingwerken en stadsmuren omverhalen en afbreken omdat ze hun verdedigende functie verloren hebben. Ook wordt er volop gebouwd buiten de voormalige singels en muren. En om deze nieuwe uitbreiding aan de stad te verbinden krijgen steden groene wandelparken op hun voormalige stadsmuren en omwallingen. Er komen nieuwe bruggetjes bij en vertier wordt de nieuwe functie. Het Engels Landschapspark is de aangewezen vorm voor deze vrij gekomen ruimte. Slingerende paden langs singels en grachten, verrassende bosjes en bloeiende plantengroepen wisselen ruïneuze restanten van stadsmuren af als interessante eye catchers. Nieuwe gebouwen aan de buitenrand van singel of park worden aangekleed met groen in het tegenoverliggende plantsoen. Oude stadsarchitectuur krijgt dezelfde functie om het oog te leiden en mooie zichtlijnen te presenteren aan de wandelaar. 


Een voorbeeld is het Zocherpark in Utrecht dat gelegen is langs een deel van de singel om de oude binnenstad. Het enkele kilometerslange singelplantsoen is ontworpen door de 19de-eeuwse landschapsarchitect Jan David Zocher jr. Op een paar uitzonderingen na is de eeuwenoude stadsverdediging met de aanleg afgebroken. Een groot deel van de vrijgekomen ruimte is vervolgens gebruikt voor de aanleg van het park