Het verhaal over de kunst zoals beschreven in de grote kunsthistorische overzichten wordt
doorgaans verteld aan de hand van architectuur, beeldhouwwerk in steen, hout of brons,
schilder- en tekenkunst in allerlei materialen. In moderne tijden wordt dat materiaal wat
ruimer; fotografie, film, video, installatie, digitale en virtuele kunst komen daarbij.
Het onderwerp van de tuin- en landschapskunst belandt doorgaans in een ander boek of krijgt
een geheel eigen hoofdstuk. Toch kun je de onderwerpen groen en natuur, en dan met name
- hoe de mens vorm geeft aan groen en natuur,
- er zich door laat inspireren,
moeiteloos inpassen in een
kunsthistorisch overzicht. Als we zo eens de kunsthistorische stijlperiodes langslopen blijkt elke
tijd, elke stijl zijn weerslag te hebben op de omgang met groen en een kijk op de natuur.
In de schilderkunst is dat ook de enige smaak die er is: religieus werk met een landschap passend (ondergeschikt) gemaakt bij de heilige thema’s waarom het in de kerk draaide. Nooit was het landschap of de natuur an sich aanleiding voor het maken van een kunstwerk.
Via ongeveer 1000 jaar Middeleeuwen, passeren we Romaanse kunst en architectuur en
belanden aan bij de Gotiek. Veranderingen in deze lange ‘duistere’ middeleeuwen (die door het
vele onderzoek wat gedaan wordt niet meer zo duister blijken te zijn) komt er steeds meer
kennis naar boven. Met het groeien van de steden, rustiger tijden door perioden van vrede en
toename van welvaart, komt er naast de kerk met haar kloostertuinen ook ruimte voor tuinen in
steden. Nuts-tuinen wel te verstaan: bijvoorbeeld medicinale planten en kleurstoffen. Natuurlijk
zijn er altijd moestuinen geweest rondom versterkte stadsmuren. Hier kun je ze op sommige
plaatsen heden ten dage nog tegenkomen.
Middeleeuwse kasteel- en kloostertuinen- Eén omheinde ruimte met een (klooster)muur, heg, ‘tuun’, etc.- Rechthoekig of vierkant(pandhof, verdeeld in overzichtelijke vakken.- Kruiden, kleurstoffen, geneeskrachtige planten, planten met symboolwaarde (Mariaplanten).- Een boom (levensboom), put of fontein in het midden – verwijst naar de Paradijstuin met 4 paradijs-stromen, de Bron van het Leven, de elementen, de 4 windstreken etc.- De tuin heeft nut, d.w.z. niet voor het mooi, maar is functioneel.Renaissancetuinen- Tuin voor de sier en statusbevestigend.- Vakken in vierkanten en cirkel, meetkundige vormen in een patroon, maar nog geen hoofdas. Alle assen zijn gelijkwaardig, of er is geen rangorde.- Het huis staat los van de tuin, is geen totaalontwerp.- Beelden uit de Mythologie met symboolwaarde voor de bewoners/eigenaar van tuin en huis.- Altijd groen, het hele jaar door. Het draait in deze tuin om de vorm en die moet het hele jaar door te zien zijn. Dus: Groene architectuur in laurier, buxus en hulst.- Naast groen een hoofdrol voor water.- Parterres: Tuinieren in vorm en patronen op de grond.- Relatie met het omliggende landschap, schikt zich naar het landschap.Baroktuinen- De mens wil over de natuur heersen. Huis en tuin worden als één stijl en één ontwerp gezien.- Symmetrieas verbindt het huis met de tuin, met zichtlijnen vanuit het huis.- Assen verdelen huis en tuin in gespiegelde delen, of dubbel gespiegeld.- Tuin is enorm en moet optisch nog groter lijken. Liefst ‘voorbij de horizon’.- Beelden, vijvers en fonteinen verfraaien de tuinen en staan op strategische plekken.- De natuur is aan banden gelegd: orde, geometrie, symmetrie.- Beplanting: Hagen, bomen, struiken en alles moet geknipt!- Daarnaast showen wat je bezit: Collecties bloemen en potplanten tonen, verzameling oude o sinaasappelbomen in potten en bakken.
De Renaissance laat voor het eerst op grote schaal
verandering zien in tuinaanleg, nu op een grotere schaal zodat we ook van park- en
landschapsaanleg kunnen spreken. Meer vrijheid voor de mens, gedreven door nieuwsgierigheid
en het eerste onderzoek leidt de mens naar een andere omgang met de wereld om hem heen.
Humanisme, inzicht in de klassieken en allerlei oosterse kennis, inspireren om eens anders naar
de wereld te kijken. Voor het eerst in Italië, met name in Toscane, worden tuinen aangelegd om
prestige te tonen, macht en rijkdom duidelijk te maken aan wie het weten wil. Tuinen aangelegd
in eeuwig groen; buxus, laurier, cipres, maar vooral ook veel water. Wie zo de natuur aanlegt en
onderhoudt zit blijkbaar goed en maakt weinig aanstalten om te vertrekken. Natuur is
kunstmatige ‘pronk natuur’ geworden en heeft voor het eerst weinig meer met puur natuur te
maken. Gekunstelde natuur:
Absolutistisch getuinier van een zonnekoning ten tijde van de Barok en een dromerig vervolg tijdens Romantiek en Neoclassicisme waarin tuin, landschap en park ‘picturesque’ moeten zijn naar het voorbeeld van beroemde en begeerde kunstschilders van Arcadische landschappen.
1850 is een magisch jaar in de kunstgeschiedenis: Gustave Courbet wrijft de slaap uit zijn ogen
en ziet vervolgens nooit meer Bijbelse of mythologische aanleiding om zijn werken te schilderen.
Realisme daar draait het vanaf dan om in zijn werk: De wereld zoals de kunstenaar die om hem
heen ziet, zonder opsmuk, recht voor zijn raap, rauw waar het moet, maar altijd eerlijk.
De geboorte van de vrije kunstenaar en de moderne kunst zijn een feit, wat resulteerde in een lange stroom ‘-ismen’. Voor het onderwerp van deze cursus is het interessant om te bekijken waar De tuin als kunstwerk en als ego-document te vinden is in die rij met kunsthistorische -ismen. Impressionistische tuinen van Claude Monet in Giverny zijn wel de beroemdste, maar er zijn er meer. Symbolisme en Surrealisme, als meest particuliere uitingsvorm van de kunst tot dan is natuurlijk ook niet gek als uitlaatklep van de kunstenaar met groene vingers.
Weinig groen maar
wel heel veel andere kleur zien we nog in de droomtuin van Niki de Saint Phalle, maar bij de
Jardin d'émail van Jean Dubuffet gaat het beeld dan weer geheel op zwart-wit.
Geen -isme, maar wel een officiële kunststroming is de Land Art. Het is een vorm van
landschapskunst die inspeelt op landschapskenmerken – de plek - waarbij het landschap wordt
gemanipuleerd waardoor er een nieuwe beleving ontstaat van de ruimte. Het kan gezien worden
als een bijzondere vorm van ecological art of environmental art, waarbij de hele natuur in de
kunst opgenomen wordt.
In de jaren 60 van de 20ste eeuw wilden kunstenaars zich bevrijden van
de banden van de traditionele beeldhouwkunst uitsluitend getoond in galerieën en musea in
grote steden. Zij trokken uit de steden en gingen de dialoog aan met de natuur. Het kwam
opnieuw tot een opleving waarbij kunstenaars ingrepen aanbrachten in een landschap. Men wil
daarbij de menselijke aanwezigheid duidelijk uitdrukken en stellen dat de mens door de omgevingsverandering de natuur in bezit neemt. Veel kunstenaars van de land art beweging
hadden reeds ervaring opgedaan in de minimal art, een stroming waarin de omgeving vaak al
een belangrijk element was voor de juiste ervaring van het kunstwerk. Ook al eerder werd bij de
Arte Povera bescheiden materialen zoals zand, aarde, hout en steen gebruikt om een direct
verband te zoeken tussen natuur, cultuur en kunst.