|
Tussen 1815 en 1830 vormden België en Nederland één land, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, onder het bewind van koning Willem I. Op 4 oktober 1830 kwam hier na de Belgische Revolutie een einde aan.
In de biografie van Willem I van Jeroen Koch wordt een aanval op Noord-Nederland en de Oranjes van Jan Baptist van der Meulen, pastoor te Bueken in Belgisch Brabant beschreven.
In de biografie van Willem I van Jeroen Koch wordt een aanval op Noord-Nederland en de Oranjes van Jan Baptist van der Meulen, pastoor te Bueken in Belgisch Brabant beschreven.
"In 1833 publiceerde hij het eerste deel van zijn Willem den Koppigen, ingedrongen Koning der Nederlanden, aanleyding gevende tot den opstand der Belgen in 1830; met een omstandig verhael van de vier roemweêrdige dagen, groote voórvallen en gevolgen. Zes jaar later volgde deel twee. Van der Meulen had zijn best gedaan. Op de kop af duizend pagina's telde zijn relaas, een aaneenschakeling van soms hilarische, dan weer woedende passages. Direct maakte hij zijn doel duidelijk:
Eenen enkelen oogslag op de historie zal den lezer volkomentlyk over-tuygen dat de prinsen van Oranje, sedert dat zy het stadhouderschap van Holland bekomen hebben, nooyt geweest zijn dan onbeschaemde bedriegers, eerzugtige dwingelanden, en geveynsde beschermers van het gemeyn volk, het welk zy op alle tyden gestreeld en meermaels tot oproer verwekt hebben, om hunnen despotismus te handhaeven, en tot de souveryniteyt der Vereenigde Provincien te geraken. [...] Den boozen aerd van die familie aen myne landgenoten, die de historie van ons vaderland niet gelezen hebben, te leeren kennen, om hun het mistrouwen inte-boezemen tegen het geen eenige oranjegasten hun nog zoeken wyste-maeken, daer is het oogwit dat ik my voorgesteld heb; ik hoop dat ik het zal bereyken, en dat mynen arbeyd aen de waere Belgen zal aengenaem zyn.
En dat was nog maar de inleiding. Koning Willem I had het volgens de auteur dus niet van een vreemde, integendeel, de Oranjes hadden nooit gedeugd. Willem de Zwijger was 'schynheylig' geweest, hij nam het met de huwelijkse moraal niet erg nauw en liet zich in Antwerpen 'in den zegeprael van de ketters ontfangen'. Van Maurits hekelde de pastoor 'zyne geveynsdheyd', van Frederik Hendrik de 'trouweloosheyd en heyligschenderyen'. De stadhouders Willem II en Willem III waren 'heerschzugtig, listig en verraderlijk'. Onder Willem IV en Willem v hadden de autoritaire reflexen van de stadhouderlijke familie zich verder ontwikkeld tot 'despotismus'. Daarbij was de eerste 'lafhertig' en de tweede 'geldzugtig' geweest.
'Een koning verschanst zich: op nadering van zijn vijanden heeft de koning zich teruggetrokken in zijn...Hollandse kaas.' Litho van Genty, Parijs 1830 |